2 Tips voor ondernemers in de inkomstenbelasting

29 november 2024

11.      Beoordeel de hoogte van uw winst 

Aan het eind van het jaar heeft u meer duidelijkheid over uw winstpositie. Beoordeel of uw winst in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht komt u in de inkomstenbelasting net in het hoogste tarief. Het kan dan aantrekkelijk zijn om uw winst te verlagen door bijvoorbeeld kosten of een geplande investering naar voren te halen. Houd hierbij wel rekening met de invloed die dit heeft op uw totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.
 

Andersom kan het lucratief zijn uw winst juist te verhogen als u naar verwachting dit jaar in een lager tarief valt ten opzichte van volgend jaar. Hierbij speelt ook een rol dat de mkb-winstvrijstelling volgend jaar verlaagd wordt van 13,31% naar 12,7%.

 

Let hierbij ook op de invloed van inkomensafhankelijke heffingskortingen op de te betalen belasting. Laat het effect berekenen door uw adviseur.

 

Tip!

Wijkt uw winst af van de verwachtingen, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag aan. Hiermee voorkomt u de hoge belastingrente van 7,5% en u verlaagt uw vermogen in box 3. In box 3 levert dit overigens vooral een voordeel op als de onttrokken financiële middelen bestonden uit beleggingen. Bij een teruggave voorkomt u dat uw geld renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

 

12.      Welke beloning voor meewerkende partner?  

Is uw partner niet bij u in loondienst, maar werkt hij of zij wel mee in het bedrijf, dan kunt u hiermee fiscaal rekening houden. U kunt kiezen voor de meewerkaftrek, dit is een percentage van de winst dat afhankelijk is van het aantal meegewerkte uren. U kunt echter ook kiezen voor de arbeidsbeloning. Dit moet een reëel uurloon zijn voor de verrichte werkzaamheden en dient in een jaar minimaal € 5.000 te bedragen. Uw partner wordt hier zelfstandig voor belast. 

 

Via de arbeidsbeloning kunt u voorkomen dat bij uw partner heffingskortingen verloren gaan. Bepaalde heffingskortingen kan uw partner, als die zelf te weinig inkomen heeft, namelijk niet meer uitbetaald krijgen. Het betreft de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Alleen partners die vóór 1 januari 1963 geboren zijn, kunnen de algemene heffingskorting nog wel uitbetaald krijgen, op voorwaarde dat hun partner voldoende belasting betaalt. Door uw partner een arbeidsbeloning toe te kennen, kan uw partner de heffingskortingen (deels) zelf benutten. 

 

Let op:

De meewerkaftrek heeft geen gevolgen voor het inkomen van uw partner. De arbeidsbeloning wel, want uw partner wordt hiervoor zelf belast en betaalt hierover ook premies Zvw. Bereken wat voor u de voordeligste optie is en pas deze toe. Houd hierbij ook rekening met het eventueel verloren gaan van de heffingskortingen. U mag jaarlijks voor een andere beloningsvorm kiezen als u dat wilt. Zorg wel dat u een eventuele meewerkbeloning schriftelijk vastlegt en ook daadwerkelijk betaalt. Voor de meewerkaftrek is dat niet nodig.


13.      Optimaliseer uw (kleinschaligheids)investeringsaftrek (KIA)

Als u investeert, heeft u als ondernemer in beginsel recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen. Er geldt wel een aantal voorwaarden, waaronder een minimum investeringsbedrag. Dit bedrag is voor 2024 bepaald op € 2.801. De KIA krijgt u bovendien alleen voor investeringsgoederen waarop u moet afschrijven. Dit betekent dat het bedrijfsmiddel minstens € 450 moet kosten. Investeert u in 2024 in totaal dus minstens voor € 2.801 aan bedrijfsmiddelen die ieder minstens € 450 kosten, dan heeft u recht op de KIA.

 

Tip!

Zit u dit jaar met uw investeringen net onder de minimumgrens van € 2.801, dan kan het lonen een voorgenomen investering iets te vervroegen, zodat u toch voor de KIA in aanmerking komt. Het kan zomaar 28% KIA opleveren over het totaal aan investeringsverplichtingen.

 

Rondom de investeringsaftrek is er een aantal zaken om rekening mee te houden: het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen (opdrachtbevestiging, ondertekening offerte e.d.), in combinatie met de tabel van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het percentage aan aftrek is in 2024 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.800 en € 69.765 (namelijk: 28%). Tussen € 69.765 en € 129.194 is de KIA een vast bedrag: € 19.535. Het plannen en – voor zover mogelijk – het spreiden van investeringsverplichtingen loont vaak de moeite. 

 

Om de investeringsaftrek ook daadwerkelijk in de aangifte inkomstenbelasting 2024 mee te mogen nemen, moet het bedrijfsmiddel in gebruik genomen zijn in 2024 óf er moet voldoende aanbetaald zijn. Anders schuift de aftrek (deels) door naar latere jaren. Afhankelijk van de verwachte winsten kan het aantrekkelijk zijn nog in 2024 een aanbetaling te doen. Let daarbij wel op de risico’s, zoals de kans op faillissement van de leverancier.

 

Let op:

Betaal in ieder geval 25% van een nog niet in gebruik genomen investering binnen twaalf maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel. Doet u dit niet, dan komt de hele investeringsaftrek te vervallen (tenzij sprake is van overmacht).

 

Let op:

Soms mag u bedrijfsmiddelen willekeurig afschrijven, zoals sommige die op de Milieulijst staan of investeringen die worden gedaan als starter. Heeft u deze nog niet in gebruik genomen, dan kunt u toch willekeurig afschrijven over maximaal het bedrag dat u in het jaar van investeren heeft betaald. 

 

Heeft u in de afgelopen vijf jaar (dus in de periode tussen 2020 en 2024) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of ruilt u het in, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht – indien mogelijk – met de desinvestering tot in 2025.

 

Let op:

Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 uitgesloten, maar ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer. Ook uitgesloten zijn de investeringen die u voor 70% of meer verhuurt.

 

Investeert u in meer dan één onderneming? Als u meerdere ondernemingen heeft, mag u voor alle ondernemingen apart de KIA berekenen.

 

De verduidelijking pakt meestal voordelig uit. Een investering van bijvoorbeeld € 100.000 in één onderneming levert namelijk minder KIA (€ 19,535) op dan twee investeringen van € 50.000 in twee aparte bedrijven (€ 28.000).

 

Tip!

Heeft u meerdere ondernemingen, dan is het met het oog op een hogere KIA dus van belang de KIA per onderneming te berekenen en te claimen.

 

14.      Vorm een herinvesteringsreserve (HIR) voor een verkocht bedrijfsmiddel 

Heeft u een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kunt u de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door een herinvesteringsreserve (HIR) te vormen. Voorwaarde is dat u een herinvesteringsvoornemen heeft en ook houdt, en van plan bent te investeren voor minimaal hetzelfde bedrag als de verkoopprijs. U kunt de HIR in stand houden gedurende maximaal drie jaar na het jaar waarin u het bedrijfsmiddel heeft verkocht. Investeert u binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boekt u de HIR af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Investeert u niet tijdig in een ander bedrijfsmiddel, dan valt de HIR aan het einde van het derde jaar in de winst. Het is in veel gevallen voordelig om zo mogelijk een herinvesteringsreserve te vormen. 

 

Voor het vormen en aanwenden van een HIR gelden enkele voorwaarden. Met name het genoemde herinvesteringsvoornemen is van belang. Dit voornemen moet op de balansdatum bestaan. U kunt dit aannemelijk maken door bijvoorbeeld offertes op te vragen en advies in te winnen over een vervangend bedrijfsmiddel. Laat u zich hierover goed informeren en adviseren.

 

Let op:

Het vormen van een herinvesteringsreserve is niet altijd voordelig, met name als in de toekomst over uw winst een hoger belastingtarief van toepassing is. Stel bijvoorbeeld dat uw verwachte jaarwinst vanaf 2025 belast wordt tegen het toptarief van 49,5%, terwijl uw winst in 2024 belast wordt tegen een lager tarief. En stel dat u de HIR vanaf 2025 in vijf jaar afboekt op een nieuw bedrijfsmiddel, dan schrijft u vanaf 2025 vijf jaar lang minder af en betaalt u meer belasting tegen een dan geldend hoger tarief.

 

Voor bedrijfsmiddelen die niet of in meer dan tien jaar worden afgeschreven, zoals vastgoed, geldt een extra voorwaarde. Daarbij moet het vervangende bedrijfsmiddel in de onderneming namelijk dezelfde bedrijfseconomische functie vervullen als het verkochte bedrijfsmiddel. Zo mag u een pand in eigen gebruik niet vervangen door een verhuurd pand en vice versa.

 

15.      Laat uw herinvesteringstermijn niet verlopen  

Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een HIR die u in 2021 gevormd heeft, moet u vóór 31 december 2024 benutten. Doet u dat niet, dan valt de HIR vrij en bent u belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd! 

 

Let op:

Er bestaan twee uitzonderingen op de termijn van drie jaar waarbinnen u moet herinvesteren. De eerste is als vanwege de aard van het bedrijfsmiddel meer tijd nodig is. Denk bijvoorbeeld aan de investering in een chemische fabriek waarvoor diverse vergunningen nodig zijn. De tweede uitzondering is van toepassing als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor de aankoop is vertraagd. Er moet in dat geval wel op zijn minst een begin van uitvoering met de aankoop zijn gemaakt. Ook zult u de vertragende factoren desgewenst aannemelijk moeten maken. Een voorbeeld hiervan is de weigering van een gemeente om een bouwvergunning af te geven, waardoor de geplande investering moest worden uitgesteld.

 

 

 

Let op:

De coronacrisis kan doorgaans als zo’n bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. Toegezegd is dat de Belastingdienst hiermee ruimhartig zal omgaan. Heeft u de afgelopen jaren een HIR gevormd en heeft u een begin van uitvoering gemaakt met herinvesteren, maar is dit vanwege de coronacrisis vertraagd? In de meeste gevallen zal dit dan betekenen dat u, na het derde jaar na vorming van de HIR, deze toch niet aan de winst hoeft toe te voegen. De HIR blijft dan in de boeken gereserveerd totdat verder uitstel van herinvesteren vanwege corona niet meer aannemelijk is en u de HIR op een nieuw bedrijfsmiddel kunt afboeken. Deze soepele opstelling is ook momenteel nog van kracht. Laat bij grote belangen uw adviseur het uitstel met de Belastingdienst afstemmen.

 

16.      Voorkom verliesverdamping 

Beoordeel of uw verlies in box 1 uit het verleden nog tijdig kan worden verrekend. Uw verlies in box 1 in de inkomstenbelasting kunt u verrekenen met positieve inkomsten in box 1 uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.

 

Tip!

Dreigt uw verlies uit het verleden verloren te gaan vanwege het verlopen van de termijn? Beoordeel dan of er mogelijkheden zijn om uw winst dit jaar te verhogen. U kunt bijvoorbeeld bepaalde uitgaven uitstellen of omzetten eerder realiseren. Een in januari geplande verkoop van een bedrijfsmiddel met boekwinst wordt dan wellicht in december extra aantrekkelijk. Overleg met uw adviseur over de mogelijkheden.

 

17.      Zet uw stakingswinst om in een lijfrente  

Staakt u uw onderneming in 2024? Voorkom dan directe afrekening door de stakingswinst om te zetten in een lijfrente. Betaalt u deze premie in 2025, dan is de lijfrente nog aftrekbaar in 2024, mits deze vóór 1 juli 2025 is betaald.

 

Let op:

Een betaalde lijfrentepremie vermindert de te betalen belasting, maar niet de te betalen Zvw-premie. Over de te zijner tijd te ontvangen uitkering betaalt u echter ook premie Zvw. Om dubbele heffing te voorkomen, heeft de Hoge Raad beslist dat wanneer voor de FOR een lijfrente wordt gekocht, het aankoopbedrag van de lijfrente het premie-inkomen voor de Zvw verlaagt. In een ander arrest heeft de Hoge Raad beslist dat dit echter niet geldt voor stakingslijfrentes.

 

18.      Houd bij winstbepaling rekening met toeslagen  

Als ondernemer in de inkomstenbelasting kunt u de hoogte van de winst op het einde van het jaar voor een deel zelf beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld aan versneld afschrijven voor starters en toepassing van de Vamil (op milieu-investeringen) of aan het al dan niet vormen van voorzieningen en reserves.

 

Houd bij deze beslissingen ook rekening met uw eventuele recht op toeslagen. Heeft u bijvoorbeeld dit jaar geen recht op toeslagen, maar volgend jaar wel omdat u dan een huurwoning betrekt of gebruik gaat maken van kinderopvang, dan kunt u waarschijnlijk beter pas volgend jaar uw winst verlagen. Uiteraard alleen als het verschil de moeite waard is en u het zich financieel kunt veroorloven.

 

Let op:

Stel dat u door het (uiteraard geoorloofd) schuiven met inkomsten en/of aftrekposten uw winst volgend jaar met € 10.000 kunt verlagen waardoor uw inkomen geen € 40.000 bedraagt, maar € 30.000 en dat u volgend jaar ook een huurwoning betrekt en voor twee kinderen kinderopvang afneemt, dan kan u dit zomaar ruim € 2.400 aan extra toeslagen schelen.

 

 19.     Bijtelling delen met uw partner? 

Werkt uw partner mee in uw onderneming en valt hij of zij in een lagere belastingschijf? Dan kan het voordelig zijn de bijtelling voor de auto te delen met uw partner. U betaalt dan samen wellicht minder belasting. Valt uw inkomen in de hoogste schijf (49,5%) en dat van uw partner in schijf 1 (35,82% in 2024), dan behaalt u een tariefvoordeel. De gezamenlijk te betalen belasting wordt echter ook beïnvloed door de heffingskortingen. Het toedelen van een deel van de bijtelling aan uw partner kan tot hogere, maar ook tot lagere heffingskortingen leiden. De bijtelling verdelen is met name voordelig als uw partner een inkomen heeft tot ongeveer € 23.000. Bereken daarom vooraf of een verdeling van de bijtelling het gewenste voordeel oplevert. 

 

Let op:

Een verdeling is fiscaal aanvaardbaar als aannemelijk is dat uw partner de auto ook gebruikt voor de werkzaamheden in het bedrijf en privé. U verdeelt naar rato van het onderlinge gebruik.

 

 

 

 


 


25 februari 2025
1. Voorlopige forfaits banktegoeden en schulden box 3 2025 bekend Bij het berekenen van uw box 3 de voorlopige aanslag IB 2025 rekent de Belastingdienst met een voorlopig vastgesteld forfaitair rendement van 1,44% voor banktegoeden en 2,62% voor schulden. Het definitieve forfaitaire rendement voor banktegoeden en schulden wordt pas begin 2026 bekendgemaakt. Voor alle overige bezittingen in box 3 is het forfaitaire rendement voor 2025 wel al definitief vastgesteld. Dit bedraagt in 2025 5,88%. Door verschillende uitspraken van de Hoge Raad in 2024 moet de Belastingdienst uw box 3-heffing vaststellen op basis van uw werkelijke rendement als dit lager is dan de box 3-heffing berekend op grond van de forfaitaire rendementspercentages. Bij het berekenen van de voorlopige aanslag houdt de Belastingdienst echter geen rekening met uw werkelijke rendement in 2025. Het werkelijke rendement kan namelijk pas na afloop van 2025 berekend worden. 2. Online aanvragen Verklaring betalingsgedrag Een inlener of doorlener aan wie u personeel uitleent of de aannemer door wie u als onderaannemer wordt ingeschakeld, kan u vragen om een Verklaring betalingsgedrag te overleggen. Met zo’n verklaring kunt u aantonen dat u aan uw aangifte- en betalingsverplichtingen voor de loonheffingen en/of btw voldoet. Dit is voor de inlener, doorlener of aannemer van belang, omdat deze aansprakelijk gesteld kan worden als u niet aan deze verplichtingen voldoet. Het aanvragen van een verklaring betalingsgedrag kan nu ook online met DigiD. De Belastingdienst streeft ernaar om binnen één week op uw onlineaanvraag te beslissen. In de loop van 2025 wordt ook het online aanvragen met eHerkenning mogelijk. 3. Vóór 1 maart 2025 aangifte schenkbelasting van schenking 2024 Ontving u in 2024 een of meer schenkingen van uw ouder(s) met een totale waarde hoger dan € 6.633, dan moet u een aangifte schenkbelasting indienen. Datzelfde geldt als u in 2024 een of meer schenkingen van dezelfde schenker (niet uw ouders) ontving met een totale waarde hoger dan € 2.658. Ook als u in 2024 een beroep kon doen op de eenmalig verhoogde vrijstelling voor een schenking van een ouder aan een kind (in 2024 € 31.813 voor vrije besteding en € 66.268 voor besteding aan een dure studie), moet u een aangifte schenkbelasting indienen. De aangifte schenkbelasting 2024 moet vóór 1 maart 2025 door de Belastingdienst ontvangen zijn. U doet de aangifte digitaal op mijn.belastingdienst.nl (hiervoor heeft u DigiD nodig) of op papier . 4. Binnenkort afrekening WKR 2024 De vrije ruimte in de WKR bedroeg in 2024 1,92% van uw totale loonsom tot en met € 400.000 en 1,18% daarboven. Wees u in 2024 totaal meer vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen aan dan uw vrije ruimte, dan betaalt u over dit meerdere 80% eindheffing. Deze eindheffing geeft u uiterlijk aan in uw tweede aangifte loonheffingen van 2025. Als u per maand aangifte doet, is de deadline hiervoor 31 maart 2025. Doet u per 4 weken aangifte, dan is de deadline 23 maart 2025. Heeft u uw WKR over 2024 al op orde? Houd er rekening mee dat niet alle WKR-kosten uit de salarisadministratie volgen. Een deel van deze kosten moet u waarschijnlijk halen uit uw financiële administratie. Beoordeel nu al de hoogte van de aangewezen kosten in de vrije ruimte in 2024, zodat de afrekening in de tweede aangifte loonheffingen 2025 straks soepel kan verlopen. Heeft u daarbij hulp nodig, dan helpen wij u uiteraard graag. 5. Loonheffing bij feest op de zaak of elders? Een feest voor uw werknemers kan loon zijn waarover uw personeel dan loonbelasting betaalt. Een en ander hangt af van de plek van het feest en welke keuzes u maakt. Een feest op de zaak vormt bijvoorbeeld geen loon voor uw personeel. Alleen voor een maaltijd op het feest moet u in 2025 € 3,95 per maaltijd tot het loon van de werknemer rekenen. Komt de werknemer met zijn partner, dan telt u 2 x € 3,95 tot het loon van de werknemer. Een feest elders is wel loon voor uw personeel. Het loon bestaat dan uit alle werkelijke kosten van het feest, ook de kosten van een ingehuurde band en de werkelijke kosten van de maaltijd (die u dan niet kunt ‘afkopen’ voor € 3,95 per maaltijd). U kunt echter ook zelf de loonheffing voor uw rekening nemen. De maaltijd (bij het feest op de zaak) en de werkelijke kosten (bij het feest elders) wijst u dan aan in de vrije ruimte van de WKR. Alleen bij overschrijding van de vrije ruimte in een jaar, betaalt u dan 80% eindheffing over deze overschrijding. 6. Ook bij outdoor 9% btw mogelijk Voor het gelegenheid geven tot sportbeoefening in of vanuit een (sport)accommodatie geldt het 9% btw-tarief. Er moet dan sprake zijn van een exclusief gebruiksrecht van de ‘accommodatie’ (denk aan sporthal, sportveld, maar ook een exclusief gebruikte afgebakende weg) of de sportbeoefening moet plaatsvinden vanuit een accommodatie (denk aan een kleedgelegenheid). Volgens de Hoge Raad hoeft het gebruik van de accommodatie op zichzelf niet noodzakelijk te zijn voor het sporten, als de accommodatie gebruikt wordt voor het geven van instructie en/of als de sporters zich hier gereedmaken voor de sport. Dit betekent dat ondernemers die surflessen en andere sportieve outdooractiviteiten verzorgden vanuit zeecontainers en een strandpaviljoen, ook het 9% btw-tarief konden toepassen. Let wel, het gaat hier om sporten bij commerciële (dat wil zeggen winst beogende) aanbieders. Voor sporten bij niet-winst beogende aanbieders, denk aan de plaatselijke voetbalvereniging, geldt namelijk een btw-vrijstelling.
25 februari 2025
De Belastingdienst komt met een alternatieve aanlevermethode voor DAC7. Dit alternatief is bestemd voor kleinere platformexploitanten. Totdat het alternatief beschikbaar is, zal slechts beperkt op de rapportageplicht gehandhaafd worden. DAC7 De verplichting volgens DAC7 betekent dat exploitanten van onlineplatformen die aan de criteria van de DAC7 voldoen, gegevens over zichzelf en gegevens van bepaalde verkopers, verhuurders en dienstverleners die via hun platform goederen of diensten verkopen of onroerend goed verhuren, moeten verzamelen, verifiëren en rapporteren aan de Belastingdienst. De gegevens inzake de verkopende partij betreffen onder meer de persoonlijke gegevens, waaronder NAW-gegevens, BSN of RSIN, het aantal transacties en de omzet. Problemen De Belastingdienst constateert dat vooral kleinere platformen moeite hebben met de rapportageplicht. De oorzaak is deels onbekendheid met DAC7, maar ook onduidelijkheid over de criteria en de aanlevermethode spelen een rol. Ook de complexiteit en kosten van rapporteren zijn een hinderpaal. Alternatief De Belastingdienst werkt daarom aan een alternatief voor DAC7 voor kleinere platformen met slechts enkele te rapporteren gegevens. Dit alternatief was niet voor 31 januari 2025 beschikbaar, de datum waarop de rapportages uiterlijk moesten worden aangeleverd. Beperkt handhaven Totdat de alternatieve rapportagemethode beschikbaar is, zal de Belastingdienst echter beperkt op de rapportageplicht handhaven. Ondernemers die van de alternatieve rapportagemethode gebruik willen maken, kunnen dit per e-mail melden bij de Belastingdienst via DAC7@belastingdienst.nl . Wel alvast starten Platformexploitanten moeten wel al beginnen met het verzamelen, identificeren en verifiëren van gegevens over hun gebruikers. Wettelijk bestaat namelijk de plicht dit al vóór 1 januari 2025 te doen. Zodra de alternatieve aanlevermethode beschikbaar is, dienen deze rapportages zo spoedig mogelijk aangeleverd te worden. De Belastingdienst zal vanaf dat moment ook weer normaal gaan handhaven.
25 februari 2025
Eind 2024 is een nieuw besluit over onder meer de toepassing van het 9% btw-tarief gepubliceerd. Dit besluit bevat twee wijzigingen voor de toepassing van het 9% btw-tarief bij schilderen en stukadoren van woningen. 9% btw schilderen en stukadoren Het schilderen en stukadoren van oudere woningen is belast met 9% btw in plaats van 21% btw. Het gaat daarbij om woningen die twee jaar of ouder zijn na het tijdstip van de eerste ingebruikname. Tip! Bij controle of het 9% btw-tarief terecht is toegepast, kijkt de Belastingdienst onder meer naar de gegevens uit de BAG (Basisregistraties Adressen en Gebouwen) en de BRP (Basisregistratie Personen). Deel woning/deel bedrijfspand tot 1 juli 2025 In het oude besluit was goedgekeurd dat panden die deels als woning en deels als bedrijfspand gebruikt worden, geheel worden aangemerkt als woning als het pand voor meer dan 50% wordt gebruikt voor particuliere bewoning. Als het pand twee jaar of ouder is, kan dan voor het schilderen en stukadoren van het gehele pand het 9% btw-tarief worden toegepast. Deze goedkeuring uit het oude besluit is in het nieuwe besluit vervallen, maar kan tot 1 juli 2025 nog worden toegepast. Deel woning/deel bedrijfspand vanaf 1 juli 2025 Vanaf 1 juli 2025 is dat dus niet meer toegestaan. Vanaf die datum mag het 9% btw-tarief alleen nog worden toegepast voor het deel van het pand dat voor particuliere bewoning wordt gebruikt. Voor het schilderen en stukadoren van het andere deel geldt het 21% btw-tarief. Er moet dus een splitsing plaatsvinden. Let op: Deze splitsing moet tot 1 juli 2025 ook al worden gemaakt als het pand voor 50% of minder gebruikt wordt voor particuliere bewoning. Gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen Bij het schilderen en stukadoren van gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen in appartementsgebouwen, verzorgingstehuizen/aanleunwoningen, verpleeg- en verzorgingsinstellingen en dergelijke kan ook het 9% btw-tarief toegepast worden als dat voor de woongedeelten ook het geval is. Bij gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen moet u denken aan de hal, het trappenhuis, de lift, de eetzaal, de recreatieruimte en dergelijke. In het nieuwe besluit is toegevoegd dat een splitsing moet plaatsvinden als de gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen behalve voor particuliere bewoning ook voor andere doeleinden worden gebruikt. De splitsing moet dan plaatsvinden op basis van het deel van het gebouw bestemd voor particuliere bewoningen en het deel bestemd voor andere doeleinden. Bij andere doeleinden moet u bijvoorbeeld denken aan bedrijfsdoeleinden. Op het aldus berekende deel dat voor andere doeleinden bestemd is, kan het 9% btw-tarief niet worden toegepast.
Meer posts
Share by: