1 Tips voor alle belastingplichtigen

26 november 2024

Opmerkingen vooraf

In diverse tips wordt ingegaan op het mogelijke belastingvoordeel dat met aftrekposten kan worden behaald. Dat speelt zich vooral af in box 1 van de inkomstenbelasting, waarin inkomsten uit loon, pensioen en de eigen woning worden belast. Voor personen die de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt, geldt vanaf 2025 in box 1 een drieschijvenstelsel. De eerste schijf loopt in 2024 tot € 38.441 tegen een tarief van 35,82%. In het Belastingplan 2025 is een tweede schijf opgenomen, die loopt van € 38.441 tot € 76.817 en een tarief kent van 37,48%. Alles daarboven is in 2025 belast tegen 49,5%.

 

Dat lijkt eenvoudig, maar schijn bedriegt. In het systeem van belastingheffing bestaan namelijk heffingskortingen, waarmee de verschuldigde belasting wordt verminderd. De belangrijkste heffingskortingen zijn echter inkomensafhankelijk. Meestal betekent dit dat de korting minder wordt als het inkomen stijgt (en vice versa). Het is daardoor mogelijk dat een aftrekpost niet alleen belastingbesparing oplevert van het genoemde tarief, maar ook zorgt voor een hogere heffingskorting (en bij een hoger inkomen juist andersom). Zo kan het werkelijke voordeel van een aftrekpost dus groter zijn dan het tarief alleen. Het is echter niet mogelijk om daarvoor eenvoudig een formule te geven waarmee de uitkomst kan worden berekend, omdat die afhankelijk is van iemands persoonlijke situatie. Daar komt bij dat een aantal aftrekposten slechts kan worden afgetrokken tegen het tarief van de 1e of 2e schijf, afhankelijk van het tarief waartegen uw inkomen belast wordt.

 

Houd er verder rekening mee dat er nog veel onduidelijk is over de belastingheffing in box 3 over uw vermogen. De Hoge Raad heeft beslist dat u niet akkoord hoeft te gaan met belastingheffing over een fictief rendement, indien deze heffing hoger is dan het door u werkelijk gemaakte rendement. U moet een lager rendement wel aantonen. Daarbij wordt ook fictief rendement tot het rendement gerekend, bijvoorbeeld de waardestijging van een tweede woning. Als u het lagere rendement aannemelijk wilt maken, mag u in die berekening geen rekening houden met het heffingsvrije vermogen van €of van €als u een partner heeft. Belastingplichtigen bij wie deze situatie zich voor kan doen, ontvangen als het goed is nog in 2024 bericht over de uitwerking hiervan. Zo werkt de Belastingdienst nog aan een formulier waarmee het werkelijke rendement kan worden doorgegeven. Dit formulier is naar verwachting echter pas in de zomer van 2025 beschikbaar.

 

1.        Voorkom dat heffingskortingen verloren gaan

Sinds 2023 krijgt een belastingplichtige met weinig inkomen de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting niet meer gedeeltelijk uitbetaald, ook niet als de fiscale partner voldoende belasting betaalt. Degenen die vóór 1 januari 1963 geboren zijn, hebben nog wel recht op uitbetaling van de algemene heffingskorting, mits de partner voldoende belasting betaalt. Voor die groep geldt echter ook dat geen recht bestaat op uitbetaling van de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

 

Hoe kunt u het verlies aan heffingskortingen voorkomen? Heeft uw partner geen of onvoldoende eigen inkomsten, maar beschikt u samen met uw partner over belastbaar vermogen, dan kunt u hiermee het verlies aan heffingskortingen (deels) voorkomen. U doet dit door in de aangifte het vermogen geheel of gedeeltelijk aan de partner zonder of met weinig eigen inkomsten toe te rekenen. Dit vermogen wordt namelijk belast in box 3, zodat uw partner toch over inkomsten beschikt. De heffingskortingen verminderen dan de belasting die wordt berekend over de box 3-inkomsten.

 

Dga’s hebben nog een extra mogelijkheid om dit verlies aan heffingskortingen voor een niet of weinig verdienende partner te voorkomen. Dat kan door dividend uit de bv uit te keren en die uitkering bij de aangifte (deels) aan de fiscale partner toe te rekenen. In feite kan de dga daardoor belastingvrij dividend uitkeren.

 

26 november 2024
Onder het huidige box 3-systeem zijn er drie inkomenscategorieën met elk hun eigen fictieve rendement: § Bank- en spaartegoeden: 1,03% (voorlopig) § Overige bezittingen: 6,04% § Schulden: -2,47% (voorlopig) De samenstelling van het vermogen – en daarmee de box 3-heffing – wordt eens per jaar, op 1 januari, vastgesteld. Door de verschillende rendementen op de verschillende categorieën is het aanlokkelijk om op de peildatum de samenstelling van het vermogen tijdelijk te wijzigen. Dat wordt peildatumarbitrage genoemd. Om dat tegen te gaan, is er antimisbruikwetgeving. Die ziet op twee verschillende situaties: - Overige bezittingen worden vóór 1 januari omgezet in banktegoeden en na 1 januari weer ingewisseld voor overige bezittingen (hoeft niet exact dezelfde soort bezitting te zijn); - Vóór 1 januari wordt een schuld aangegaan, het geld wordt op een bankrekening gezet en na 1 januari wordt de lening daarmee weer afgelost. Als tussen het heen en weer wisselen minder dan drie maanden verstrijkt, wordt de transactie die heeft plaatsgevonden vóór 1 januari geacht niet te hebben plaatsgevonden. Dit geldt niet als er een zakelijke reden kan worden aangetoond. Wees daarom bedacht op deze maatregel, want soms kan het onbedoeld plaatsvinden en vervelende consequenties hebben.
26 november 2024
Controleer uw voorlopige aanslag 2024. Is de aanslag te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan. Als u ervoor zorgt dat u uw voorlopige aanslag nog in 2024 betaalt, leidt dat tot een lager vermogen per 1 januari 2025 en bespaart u mogelijk belasting. In box 3 levert dit vooral een voordeel op als de onttrokken financiële middelen bestonden uit beleggingen. Ook rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2025 een rente van 7,5% over uw aanslag 2024. Dit is hoog, zeker in vergelijking met de rente op een spaarrekening. Voorkom deze hoge belastingrente dus en controleer of uw voorlopige aanslag 2024 juist is. De belastingrente daalt per 2025 waarschijnlijk naar 6,5%. Tip! Vraag ook een nieuwe, lagere voorlopige aanslag aan als uw voorlopige aanslag te hoog is. In tegenstelling tot vroeger kunt u niet ‘sparen’ bij de Belastingdienst. De Belastingdienst vergoedt namelijk over het algemeen geen rente meer over een te hoge aanslag. Als u de aanslag meer dan acht weken vóór het einde van het jaar aanvraagt en de Belastingdienst slaagt er niet in de aanslag tijdig op te leggen zodat u nog dit jaar kunt betalen, mag u op 1 januari toch rekening houden met deze belastingschuld. 
26 november 2024
Lagere inkomens hebben vaak recht op een of meer toeslagen. We kennen de zorgtoeslag, de huurtoeslag, de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget. Voor alle toeslagen, behalve de kinderopvangtoeslag, geldt een zogenaamde vermogenstoets. Dit betekent dat u geen recht heeft op de toeslag als uw vermogen te groot is. De toetsingsdatum is 1 januari. Voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget geldt voor 2024 een toetsingsvermogen van maximaal € 140.213. Heeft u een partner, dan geldt een maximum van € 177.301. Voor de huurtoeslag geldt een maximumvermogen van € 36.952 (respectievelijk € 73.904 als u een partner heeft). Voor de huurtoeslag mag ook een medebewoner niet méér dan € 36.952 aan vermogen hebben. De genoemde maxima zullen voor het jaar 2025 iets hoger liggen. Tip: Heeft u een vermogen rond de genoemde maxima én recht op een of meer toeslagen, dan kan het raadzaam zijn uw vermogen te verminderen door bijvoorbeeld een deel van uw hypotheek af te lossen of een geplande, grotere aankoop naar voren te halen. Ook kan het voor ondernemers raadzaam zijn om binnen de fiscale mogelijkheden minder vermogen uit het bedrijf naar privé over te brengen, of juist privévermogen naar uw bedrijf over te brengen. Ook een spaar-bv zorgt ervoor dat vermogen niet meetelt voor de vermogenstoets voor de toeslagen en de vermogenstoets voor de eigen bijdrage bij het verblijf in een verzorgingsinstelling. Overleg met uw adviseur of het rendabel is hiervoor een spaar-bv op te richten.
Meer posts
Share by: