3 Tips voor de bv en de dga

29 november 2024

20.      In 2024 nog dividend uitkeren of juist niet?

Per 1 januari 2025 wordt het tarief in box 2, waaronder dus ook inkomen uit dividend, gewijzigd. Het tarief van 24,5% dat van toepassing is op inkomsten tot € 67.000 (2024) en € 67.804 (2025) blijft ongewijzigd, maar het hoge tarief van 33% over het meerdere wordt per 1 januari 2025 verlaagd naar 31%.

 

Heeft u een fiscale partner, dan kunt u het uitgekeerde dividend in de aangifte onderling verdelen. U betaalt in 2024 24,5% over € 134.000 en over het meerdere 33% en in 2025 24,5% over € 135.608 en over het meerdere 31%.

 .

Tip!

Overweeg in verband met de verhoging van deze box 2-belasting het uitkeren van dividend uit te stellen tot na 1 januari 2025 als u meer dividend uit wilt keren dan € 67.804, respectievelijk € 135.608 als u een partner heeft. Dit kan in een aantal gevallen voordeliger uitpakken.

 

Let op:

Houd er daarbij rekening mee dat inkomen in box 2 vanaf 2025 ook medebepalend is voor de hoogte van de algemene heffingskorting. Het uitdelen van dividend kan dus minder heffingskorting opleveren. Het lagere tarief van 31% dient dus een groter financieel voordeel op te leveren dan een eventueel verlies aan heffingskorting.

 

Let op:

Dividenduitkeringen hebben ook effect op uw box 3-vermogen en excessief lenen. Heeft u als aanmerkelijkbelanghouder een schuld die meer bedraagt dan € 500.000, dan heeft u namelijk tot 31 december 2024 de tijd om deze terug te brengen. Doet u niets, dan bent u in box 2 belasting verschuldigd over het bedrag boven de € 500.000. Overleg met uw adviseur of het voordelig is om nu dividend uit te keren, of dat het beter is om te wachten tot 2025, of om later in één keer een hoger bedrag aan dividend uit te keren.   

 

Let op:

Houd er verder rekening mee dat oppotten van winst in uw bv sinds 2024 minder aantrekkelijk is. Bij de uiteindelijke verkoop van uw bv betaalt u dan immers al snel het tarief van 31%.

 

21       Speel in op verkorting tariefschijf

De eerste schijf van de vennootschapsbelasting kent een tarief van 19% en geldt voor een winst tot € 200.000. Dat was in 2022 nog € 395.000. Dat betekent dat u vanaf 2023 sneller het hogere tarief van 25,8% zult betalen in de bv. Valt de winst van uw bv dit jaar lager uit dan € 200.000, dan is het vaak voordeliger om kosten van uw onderneming, indien mogelijk, zo veel mogelijk uit te stellen en opbrengsten, indien mogelijk, in de tijd naar voren te halen. Denk bijvoorbeeld aan de kostenegalisatiereserve, de herinvesteringsreserve, voorzieningen en aan vervroegd afschrijven. Op deze manier blijft uw winst dit jaar wellicht slechts belast tegen een tarief van 19% in plaats van 25,8%.

 

Tip!

Wijkt de winst af van de verwachtingen, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag Vpb aan. Hiermee voorkomt u de betaling van belastingrente, terwijl u bij een teruggave voorkomt dat dit bedrag renteloos uitstaat bij de Belastingdienst. Houd er rekening mee dat de belastingrente voor de vennootschapsbelasting 10% bedraagt.

22.      Houd uw fiscale eenheid voor de Vpb tegen het licht

Zijn uw bv’s op dit moment gevoegd in een fiscale eenheid voor de Vpb, houd deze dan eens tegen het licht. De fiscale eenheid betaalt vennootschapsbelasting over het geheel van winsten van de gevoegde bv’s. Gezien het verschil tussen het lage en het hoge tarief kan het verbreken van de fiscale eenheid nog steeds interessant zijn. Het tariefverschil bedraagt in 2025 immers 6,8%-punt (19% respectievelijk 25,8%) en heeft betrekking op de eerste € 200.000 winst. Na verbreking van de fiscale eenheid kan elke bv voor zich het tariefsopstapje benutten. Dit kan maximaal € 13.600 voordeel opleveren per aparte bv.

 

Let op:

Let op dat het verbreken van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting niet met terugwerkende kracht kan plaatsvinden. Als verbreking per 2025 gewenst is, moet het verzoek hiertoe vóór 1 januari 2025 zijn ontvangen door de Belastingdienst.

 

Weeg alle voor- en nadelen van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting goed af voor u besluit tot verbreking over te gaan. Wees ook alert op mogelijke onbedoelde gevolgen bij verbreking. Zo dient u wellicht belasting te betalen over vermogensverschuivingen tussen de bv’s in de afgelopen zes jaar.

 

23.      Voorkom belastingrente: verzoek om een voorlopige aanslag

Met betrekking tot uw aanslag vennootschapsbelasting 2024 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2025 een rente van 10%! Per 2025 wordt dit waarschijnlijk 9%. Voorkom belastingrente over 2024 en controleer of uw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan, als de liquiditeitspositie dat toelaat. Zodra de omvang van de winst van uw bv op het einde van het jaar min of meer bekend is, is ook duidelijk of het verstandig is om een nieuwe voorlopige aanslag aan te vragen.

 

Overigens wordt geen belastingrente in rekening gebracht als de aangifte vennootschapsbelasting wordt ingediend voor de eerste dag van de zesde maand na het tijdvak waarover de belasting wordt geheven (doorgaans 1 juni) en de belastingaanslag wordt vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte.

 

Tip!

Wijkt de winst af van de verwachtingen, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag Vpb aan. Hiermee voorkomt u de belastingrente van 10% of, bij een teruggave, voorkomt u dat dit bedrag renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

 

Let op:

Soms eindigt het boekjaar van een vennootschap al eerder dan op 31 december, bijvoorbeeld bij voeging in een fiscale eenheid. De start van de berekening van belastingrente ligt dan op zes maanden na einde van het boekjaar. Om belastingrente te voorkomen, moet u binnen vier maanden na het einde van het boekjaar een (aanvullende) voorlopige aanslag aanvragen. Dat moment kan dus al in 2024 liggen.

 

Let op:

Rechtbank Noord-Nederland heeft op 7 november 2024 geoordeeld dat de belastingrente die de Belastingdienst vanaf 2022 berekent over aanslagen vennootschapsbelasting in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Overweeg daarom bezwaar of een verzoek om herziening als de Belastingdienst aan u belastingrente berekent over een (voorlopige) aanslag.

 

 

24.      Optimaliseer uw (kleinschaligheids)investeringsaftrek

Als u investeert, heeft u als ondernemer in beginsel recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen. Er geldt wel een aantal voorwaarden, waaronder een minimum investeringsbedrag. Dit bedrag is voor 2024 bepaald op € 2.801. De KIA krijgt u bovendien alleen voor investeringsgoederen waarop u moet afschrijven. Dit betekent dat het bedrijfsmiddel minstens € 450 moet kosten. Investeert u in 2024 in totaal dus minstens voor € 2.801 aan bedrijfsmiddelen die ieder minstens € 450 kosten, dan heeft u recht op de KIA. 

 

Rondom de investeringsaftrek is er een aantal zaken om rekening mee te houden: het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen (geven opdracht, ondertekening offerte e.d.), in combinatie met de tabel van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het percentage aan aftrek is in 2024 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.800 en € 69.765. Het plannen en – voor zover mogelijk – het spreiden van investeringsverplichtingen loont vaak de moeite.

 

Om de investeringsaftrek ook daadwerkelijk in de aangifte vennootschapsbelasting 2024 mee te mogen nemen, moet het bedrijfsmiddel in gebruik genomen zijn in 2024 óf er moet voldoende aanbetaald zijn. Anders schuift de aftrek door naar latere jaren. Afhankelijk van de verwachte winsten kan het aantrekkelijk zijn nog in 2024 een aanbetaling te doen. Let daarbij wel op risico’s bij faillissement van de leverancier.

 

Let op:

Betaal in ieder geval 25% van een nog niet in gebruik genomen investering binnen twaalf maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel. Doet u dit niet, dan komt de hele investeringsaftrek te vervallen (tenzij sprake is van overmacht).

 

Let op:

Soms mag u bedrijfsmiddelen willekeurig afschrijven, zoals sommige die op de Milieulijst staan. Heeft u deze nog niet in gebruik genomen, dan kunt u toch willekeurig afschrijven over maximaal het bedrag dat u in het jaar van investeren heeft betaald.

 

Heeft u in de afgelopen vijf jaar (dus in de periode tussen 2020 en 2024) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of ruilt u het in, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht, voor zover mogelijk, met de desinvestering.

 

Let op:

Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 uitgesloten, maar ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer.

 

Tip!

Zit u dit jaar met uw investeringen net onder de minimumgrens van € 2.801, dan kan het lonend zijn een voorgenomen investering iets te vervroegen, zodat u toch voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek in aanmerking komt. Het kan zomaar 28% kleinschaligheidsinvesteringsaftrek opleveren over het totaal aan investeringsverplichtingen. Zit u daarentegen net boven het maximum van € 387.580, dan kan het juist lonend zijn een voorgenomen investering uit te stellen tot 2025.

 

25.      Vorm een herinvesteringsreserve (HIR) voor een verkocht bedrijfsmiddel

Heeft uw bv een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kunt u de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve (HIR). Voorwaarde is dat de bv een vervangingsvoornemen heeft en houdt voor minimaal het bedrag van de verkoopprijs. De bv kan de HIR in stand houden gedurende maximaal drie jaar na het jaar waarin het bedrijfsmiddel is verkocht. Investeert uw bv binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boekt u de HIR af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Investeert uw bv niet tijdig in een ander bedrijfsmiddel, dan valt de HIR aan het einde van het derde jaar in de winst.

 

Let op!

Het vormen van een HIR is niet altijd voordelig, met name als in de toekomst over uw winst een hoger belastingtarief van toepassing is. Stel bijvoorbeeld dat de jaarwinst van uw bv € 200.000 bedraagt en u een HIR van € 100.000 kunt vormen. Hiermee bespaart u in 2024 € 100.000 x 19% Vpb = € 19.000. Koopt u in 2025 een bedrijfsmiddel terug waarop u de HIR in de periode 2025 t/m 2029 afboekt en waardoor u ieder jaar € 20.000 minder kunt afschrijven, dan kost u dit over de periode 2025 t/m 2029 in totaal € 100.000 x 25,8% = € 25.800 extra aan belasting, ervan uitgaande dat uw bv in de periode 2025 t/m 2029 over de extra winst vanwege de verminderde afschrijvingen een belastingtarief van 25,8% betaalt. Uw nadeel bedraagt dan per saldo € 19.000 -/- € 25.800 = € 6.800.

 

Voor bedrijfsmiddelen die niet of in meer dan tien jaar worden afgeschreven, zoals vastgoed, geldt een extra voorwaarde. Daarbij moet het vervangende bedrijfsmiddel in de onderneming namelijk dezelfde bedrijfseconomische functie vervullen als het verkochte bedrijfsmiddel. Zo mag u een pand in eigen gebruik niet vervangen door een verhuurd pand en vice versa.

 

 

Voor het vormen en aanwenden van een HIR gelden enkele voorwaarden. Met name het genoemde vervangingsvoornemen is van belang en moet op de balansdatum duidelijk zijn. Uw bv kan dit aannemelijk maken door bijvoorbeeld offertes aan te vragen en advies in te winnen over een vervangend bedrijfsmiddel. Laat u zich hierover goed informeren en adviseren.

 

Tip!

Stelt u bepaalde vermogensbestanddelen ter beschikking aan bijvoorbeeld uw bv? Dan mag u als terbeschikkingsteller ook een HIR vormen.

 

26.      Laat uw HIR niet verlopen

Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een HIR die uw bv in 2021 gevormd heeft, moet nog vóór 31 december 2024 benut worden. Doet de bv dat niet, dan valt de HIR vrij en is de bv belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd!

 

Er bestaan twee uitzonderingen op de termijn van drie jaar waarbinnen uw bv moet herinvesteren:

1.   De eerste is als vanwege de aard van het bedrijfsmiddel meer tijd nodig is. Denk bijvoorbeeld aan de investering in een chemische fabriek waarvoor diverse vergunningen nodig zijn.

2.   De tweede uitzondering is van toepassing als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor de aankoop is vertraagd. Er moet in dat geval wel op zijn minst een begin van uitvoering met de aankoop gemaakt zijn. Ook zult u de vertragende factoren desgewenst aannemelijk moeten maken. Een voorbeeld hiervan is de weigering van een gemeente om een bouwvergunning af te geven, waardoor de geplande investering moest worden uitgesteld.

 

 

Let op!

Vanwege het verschil in tarieven binnen de vennootschapsbelasting kan het verlopen van de HIR ook gunstig uitpakken. Bijvoorbeeld wanneer u nu over de vrijgevallen HIR slechts 19% belasting betaalt, terwijl u vanaf 2025 door hogere afschrijvingen 25,8% belasting bespaart. Neem dit mee in uw overwegingen de HIR al dan niet te laten verlopen.

 

 

Let op!

De coronacrisis kan als zo’n bijzondere omstandigheid aangemerkt worden. De Belastingdienst heeft toegezegd hiermee ruimhartig om te gaan. Heeft uw bv de afgelopen jaren een HIR gevormd en is er een begin van uitvoering gemaakt met herinvesteren, maar is dit vanwege de coronacrisis vertraagd? In de meeste gevallen zal dit dan betekenen dat uw bv, na het derde jaar na vorming van de HIR, deze toch niet aan de winst hoeft toe te voegen. De HIR blijft dan in de boeken gereserveerd totdat uitstel van herinvesteren vanwege corona niet meer aannemelijk is en uw bv de HIR op een nieuw bedrijfsmiddel kan afboeken. Op deze manier geniet uw bv nog enige tijd van het rente- en liquiditeitsvoordeel.

 

27.      Benut uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling

Benut ook dit jaar uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling. Beoordeel uw nog resterende vrije ruimte en bekijk of zaken die u in 2025 wilt vergoeden dan wel verstrekken nog in 2024 kunnen worden vergoed of verstrekt (bij ‘vergoeden’ koopt de werknemer de zaak en betaalt u hem terug, bij ‘verstrekken’ koopt u de zaak en geeft u deze aan de werknemer). Het is namelijk niet mogelijk om de vrije ruimte die in 2024 over is door te schuiven naar 2025. Per 1 januari 2025 gaat het percentage over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom omhoog van 1,92 naar 2%. Het plan is om dit percentage per 1 januari 2027 verder op te hogen naar 2,16%. Over de fiscale loonsom vanaf € 400.000 blijft het percentage van de vrije ruimte ongewijzigd, namelijk 1,18%.

 

Tip!

Dreigt u dit jaar de vrije ruimte te overschrijden, overweeg dan het verschaffen van vergoedingen en verstrekkingen uit te stellen tot 2025. Dit is uiteraard alleen voordelig als u in 2025 naar verwachting binnen de vrije ruimte blijft.

 

Houd rekening met het gebruikelijkheidscriterium. Dit betekent dat uw vergoedingen en verstrekkingen niet in de vrije ruimte kunnen worden ondergebracht als deze op zichzelf ongebruikelijk zijn en/of de omvang van de vergoeding/verstrekking ongebruikelijk is. Ongebruikelijk betekent in dit verband een afwijking van 30% of meer van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. Het betekent echter niet dat alleen zakelijke vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling kunnen worden ondergebracht.

 

Tip!

Maak gebruik van de doelmatigheidsmarge van € 2.400 per persoon per jaar. Tot dit bedrag beschouwt de Belastingdienst de vergoedingen/verstrekkingen in ieder geval als gebruikelijk. Wel moeten dan alle vergoedingen en verstrekkingen per persoon van het hele jaar bij elkaar worden geteld, voor zover deze in de vrije ruimte vallen (dus ook het kerstpakket en de boterletter tellen mee). Het bedrag van € 2.400 geldt in alle redelijkheid, dus bijvoorbeeld niet voor zover het loon van de werknemer lager is dan de bedragen waar hij recht op heeft volgens de Wet op het minimumloon of als stagiair. Overigens betekent dit niet dat het bedrag van € 2.400 per definitie onbelast is. Het bedrag telt ‘gewoon’ mee voor de vrije ruimte en als u die vrije ruimte overschrijdt, betekent dat een extra heffing van 80%.

 

 

 

Tip!

Heeft u nog geen andere belaste vergoedingen of verstrekkingen gehad, dan kunt u zichzelf dit jaar als dga bijvoorbeeld ook een eindejaarsbonus geven van € 2.400. Staat uw partner ook op de loonlijst, dan geldt dit ook voor hem of haar. Dit is een risico als u gebruikmaakt van een betalingsregeling in het kader van het bijzonder uitstel van betaling voor coronaschulden. De extra betaling kan dan worden aangemerkt als bonus waarvoor een verbod geldt.

 

 

28.      Heroverweeg concernregeling binnen werkkostenregeling

Heeft u meerdere bv’s, dan kunt u binnen de werkkostenregeling (WKR) de concernregeling toepassen. Door de concernregeling kan een bv die tot een concern behoort de ongebruikte vrije ruimte van een andere bv binnen hetzelfde concern benutten. Door de grotere vrije ruimte bij een loonsom tot € 400.000 is het gebruik van de concernregeling echter niet altijd voordelig. Als u de concernregeling toepast, kunt u namelijk maar één keer profiteren van de extra vrije ruimte van 1,92% die dit jaar geldt over de eerste € 400.000 van de loonsom. Het gebruik van de concernregeling is optioneel en u hoeft uw keuze pas ná 2024 te bepalen. U kunt de keuze voor ieder jaar weer opnieuw maken. Per 1 januari 2025 gaat het percentage over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom omhoog van 1,92 naar 2%. Het plan is om dit percentage per 1 januari 2027 verder op te hogen naar 2,16%. Over de fiscale loonsom vanaf € 400.000 blijft het percentage van de vrije ruimte ongewijzigd, namelijk 1,18%.

 

Tip!

Maak alleen gebruik van de concernregeling binnen de WKR indien deze positief voor u uitpakt. Houd er hierbij rekening mee dat de concernregeling alleen geldt voor bv’s, nv’s en stichtingen en dat een belang van minimaal 95% gedurende het gehele jaar vereist is.

 

29.      Ken uzelf een lager gebruikelijk loon toe

Als dga dient u zich een gebruikelijk loon toe te kennen. Dit is minimaal het hoogste van de volgende drie bedragen:

§ 100% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;

§ het hoogste loon van de overige werknemers van de bv of daarmee verbonden vennootschappen (lichamen);

§ € 56.000.

 

U kunt dit gebruikelijk loon onder voorwaarden lager vaststellen dan € 56.000. Er geldt namelijk een tegenbewijsregeling voor de hoofdregel. Om het loon lager dan € 56.000 vast te stellen, moet u aannemelijk maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan € 56.000. Lukt dat niet, dan bedraagt het gebruikelijk loon in beginsel minimaal € 56.000.

 

Uitzonderingen

Starters mogen maximaal drie jaar lang uitgaan van een lager loon als de bv het gebruikelijk loon door het opstarten van de onderneming niet kan betalen, bijvoorbeeld omdat er veel is geïnvesteerd of de bv een lage cashflow heeft. Daarnaast mogen ook structureel verlieslijdende bv’s aan de dga een lager gebruikelijk loon toekennen.

 

Let op!

In bovenstaande situaties kan zelfs een gebruikelijk loon worden toegekend dat lager is dan het minimumloon als hiervoor zakelijke gronden bestaan. Dit is bijvoorbeeld het geval als de continuïteit van uw bv in gevaar komt als de bv toch een gebruikelijk loon ter hoogte van het minimumloon zou uitbetalen.

 

30.      Verminder gebruikelijk loon met kostenvergoedingen en auto van de zaak

Kostenvergoedingen tellen, mits deze individualiseerbaar zijn, mee voor het gebruikelijk loon. Daardoor hoeft u minder brutoloon toe te kennen. Het maakt niet uit of de kostenvergoedingen belast of onbelast zijn. Denk bijvoorbeeld aan een onbelaste vergoeding voor maaltijden of reiskosten. Ook de bijtelling vanwege privégebruik van de auto van de zaak telt mee voor het gebruikelijk loon. Bij een auto van bijvoorbeeld € 60.000 en een bijtelling van 22%, kunt u het brutoloon dus € 60.000 x 22% = € 13.200 lager vaststellen.

 

Door de vermindering van het gebruikelijk loon, dat in 2024 minstens € 56.000 dient te bedragen, betaalt u als dga minder belasting in box 1.

 

31.      Bijtelling delen met uw partner?

Werkt uw partner mee in uw bv en valt hij of zij in een lagere belastingschijf? Dan kan het voordelig zijn de bijtelling voor de auto te delen met uw partner. U betaalt dan samen wellicht minder belasting. Valt uw inkomen in de hoogste schijf (49,5%) en dat van uw partner in schijf 1 (35,82%% in 2023), dan behaalt u een tariefvoordeel. De gezamenlijk te betalen belasting wordt echter ook beïnvloed door de heffingskortingen. Het toedelen van een deel van de bijtelling aan uw partner kan tot hogere, maar ook tot lagere heffingskortingen leiden. Bereken daarom vooraf of een verdeling van de bijtelling het gewenste voordeel oplevert. De verdeling is alleen toegestaan indien u kunt aantonen ook echt samen gebruik te maken van de auto.

 

32.       Vraag tax credit aan voor box 2-verliezen

Een verlies in box 2 is verrekenbaar met positieve inkomsten in box 2 in het voorafgaande jaar of in de zes jaren na het verliesjaar. Bij beëindiging van het box 2-bezit met een verlies, zal doorgaans geen verliesverrekening mogelijk zijn. Op z’n vroegst over het tweede jaar waarin geen box 2-bezit meer bestaat, kan daarom op verzoek het box 2-verlies worden omgezet in een zogenaamde tax credit. Die tax credit kan worden verrekend met de inkomstenbelasting die is verschuldigd in box 1.

 

In het verzoek kan worden aangegeven met de box 1-belasting van welk jaar de tax credit moet worden verrekend. Dat kan een jaar zijn waarover de aanslag nog niet is vastgesteld, maar het kan ook via een ambtshalve vermindering over een ouder jaar (maar niet ouder dan 5 jaar). Dit is van belang, omdat het box 2-tarief met ingang van 2024 is gewijzigd. Als verrekening vanaf 2024 plaatsvindt, bedraagt de tax credit 24,5%. Over eerdere jaren bedraagt deze nog 26,9%. Vraag de tax credit daarom tijdig aan.

 

Tip!

De tax credit wordt alleen optimaal benut als er voldoende inkomstenbelasting in box 1 is verschuldigd. Het is zonde als heffingskortingen daardoor verdwijnen. Het is eventueel ook mogelijk de tax credit deels aan te vragen en deels door te schuiven naar de toekomst.

 

33.      Mogelijk in 2024 laatste keer giftenaftrek in de bv tot € 100.000

In de vennootschapsbelasting bestaat een regeling voor giftenaftrek. Die bedraagt maximaal 50% van de winst tot een maximum van € 100.000. In de belastingplannen 2025 was opgenomen dat deze aftrek zou gaan verdwijnen per 2025, maar de Tweede Kamer heeft hier niet mee ingestemd. Ook in 2025 blijft giftenaftrek in de bv dus mogelijk.

 

In beginsel kan een gift door de bv gezien worden als behoeftebevrediging van de aandeelhouder(s) natuurlijke personen. Dit zou dan leiden tot een verkapte dividenduitkering belast met dividendbelasting en inkomstenbelasting. In 2024 worden giften boven het maximale aftrekbare bedrag nog niet belast met dividendbelasting en inkomstenbelasting. Vanaf 2025 gebeurt dat echter weer wel. Voor giften tot het maximale bedrag is goedgekeurd dat dit niet leidt tot een verkapte dividenduitkering. Hierover is dus geen dividend- en inkomstenbelasting verschuldigd. Het lijkt erop dat deze goedkeuring, net als de giftenaftrek in de bv, in 2025 blijft bestaan. 

 

Tip!

Overweegt u een grote gift aan een ANBI te doen vanuit de bv boven het maximaal aftrekbare bedrag? Doe deze gift dan uiterlijk 31 december 2024. Hiermee voorkomt u mogelijk dividend- en inkomstenbelasting. Uiteraard moet de bv in 2024 dan wel voldoende winst maken en mogelijk levert spreiding van de gift over 2024 en 2025 meer voordeel op. Overleg daarover met uw adviseur.

 

 

Tip!

Kosten waar een tegenprestatie tegenover staat, zoals sponsoring of reclame, zijn geen gift en daarom gewoon aftrekbaar. U kunt daarom ook besluiten uw gift te vervangen door een bedrag ten behoeve van sponsoring of voor het maken van reclame. Op die manier is het bedrag in ieder geval aftrekbaar van de winst.

 

34.      Profiteer nog van de bedrijfsopvolgingsregelingen    

De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling in het aanmerkelijk belang (box 2 van de inkomstenbelasting) (DSR) zijn belangrijke faciliteiten bij het schenken of erven van een (familie)bedrijf. De BOR/DSR kent een forse vrijstelling of uitstel van te betalen belasting, op voorwaarde dat het bedrijf wordt voortgezet. Tevens zijn de BOR en DSR alleen van toepassing op ondernemingsvermogen en niet op beleggingsvermogen in de onderneming. De BOR en DSR worden in stappen aangepast, waarbij de eerste wijzigingen al op 1 januari 2024 in werking traden. Dat betrof onder andere de regel dat vastgoed dat wordt verhuurd aan derden per definitie wordt aangemerkt als belegginsvermogen. Per 1 januari 2025 wordt een volgende reeks maatregelen van kracht en vanaf 2026 de laatste serie wijzigingen. 

 

Van alle wijzigingen per 2025 noemen we de belangrijkste:

 

1.        De vrijstelling in de BOR wordt vanaf 2025 verhoogd naar 100% van de waarde van het ondernemingsvermogen tot €(€in 2024). Voor het bedrag daarboven wordt de vrijstelling verlaagd van 83% (2024) naar 75% van het ondernemingsvermogen. Een berekening leert dat het omslagpunt bij een bedrijfswaarde van ongeveer €komt te liggen. Is uw bedrijf minder waard, dan betekent deze wijziging dat het fiscaal voordelig is met schenken te wachten tot na 2024. Is uw bedrijf echter meer waard, dan is het juist voordelig uw bedrijf zo mogelijk nog dit jaar weg te schenken.

 

2.        Een andere belangrijke wijziging betreft het afschaffen van de 5% doelmatigheidsmarge in de BOR en DSR. Dit houdt in dat bij ondernemingen beleggingsvermogen tot 5% van het ondernemingsvermogen toch wordt aangemerkt als ondernemingsvermogen. Voor de BOR gaat deze maatregel in per 1 januari 2025. Voor de DSR zal dit later plaatsvinden. De precieze datum hiervoor is nog niet bekend.

 

3.           Ook wordt de termijn van voortzetting van het overgenomen bedrijf gewijzigd. Die termijn bedraagt nu nog vijf jaar, maar wordt per 2025 gesteld op drie jaar. Een bedrijf kan na overname dus sneller worden verkocht, zonder verlies van de faciliteit.

 

 

 

Let op!

Deze verkorte termijn gaat gelden voor overdrachten die plaatsvinden vanaf 1 januari 2025. Voor overdrachten tot en met 2024 blijft de termijn van vijf jaar gelden.

 

4.        De dienstbetrekkingseis in de DSR wordt afgeschaft. Op dit moment is de DSR alleen van toepassing indien de voortzetter al minimaal drie jaar onafgebroken in dienst is van de onderneming. Deze eis komt per 1 januari 2025 te vervallen.

 

5.        In plaats van de dienstbetrekkingseis komt de voorwaarde dat de verkrijger minimaal 21 jaar moet zijn. Deze maatregel gaat per 1 januari 2025 voor zowel de BOR als de DSR gelden.

 

6.        De BOR en DSR gelden alleen nog maar voor zover bedrijfsmiddelen zakelijk worden gebruikt. Sommige bedrijfsmiddelen worden zowel zakelijk als privé gebruikt. Denk aan de auto van de zaak voor de ondernemer zelf, maar ook voor personeel. Vanaf 1 januari 2025 zijn de BOR en DSR alleen nog van toepassing op het deel dat zakelijk wordt gebruikt. Gelukkig gaat het alleen gelden voor bedrijfsmiddelen die op het moment van de overdracht een waarde van € 100.000 of meer kennen.

 

Naast bovengenoemde wijzigingen is een aantal andere wijzigingen per 2025 en per 2026 aangekondigd voor de BOR en/of DSR. In sommige situaties worden de regelingen aantrekkelijker en soms worden de regelingen juist versoberd. Van de regelingen die in 2026 in werking moeten treden, zijn de exacte voorwaarden soms nog niet bekend. 
Een wijziging per 2026 lichten we er nog uit. Vanaf 2026 zullen de BOR en DSR alleen nog van toepassing zijn op aandelenbelangen die minimaal 5% van de normale aandelen omvatten. Dat betekent onder andere dat kleinere belangen – opties, winstbewijzen etc. – buiten de boot gaan vallen, terwijl die belangen wel in box 2 kunnen vallen. Ook wordt de definitie van preferente aandelen waarschijnlijk aangescherpt. Hierdoor worden structuren met soort- en letteraandelen risicovoller, omdat die aandelen onbedoeld ook als preferente aandelen kunnen worden aangemerkt. Voor preferente aandelen gelden strengere eisen waaraan met soort- of letteraandelen meestal niet is te voldoen. Ten slotte is het voornemen de BOR en DSR ook niet langer van toepassing te laten zijn op zogenaamde tracking stocks. Dat zijn aandelen die statutair recht geven op bepaalde winsten of bepaalde vermogensbestanddelen. Als ergens in de bv-structuur sprake is van dit soort aandelen, dan is de gehele structuur besmet en zijn de BOR en DSR nergens meer van toepassing. Het advies is dan ook om komend jaar kritisch te kijken naar structuren waarin dit soort aandelen voorkomen.

 

Tip!

Overweegt u uw bedrijf op korte termijn te schenken en wilt u daarbij gebruikmaken van de BOR of DSR, bekijk dan of het – gelet op alle wijzigingen – aantrekkelijk is dit nog in 2024 te laten plaatsvinden of juist te wachten tot 2025. Maatwerk is hier noodzakelijk. Wij adviseren u derhalve altijd contact op te nemen met een van onze adviseurs.

 

 

 

 


 


25 februari 2025
1. Voorlopige forfaits banktegoeden en schulden box 3 2025 bekend Bij het berekenen van uw box 3 de voorlopige aanslag IB 2025 rekent de Belastingdienst met een voorlopig vastgesteld forfaitair rendement van 1,44% voor banktegoeden en 2,62% voor schulden. Het definitieve forfaitaire rendement voor banktegoeden en schulden wordt pas begin 2026 bekendgemaakt. Voor alle overige bezittingen in box 3 is het forfaitaire rendement voor 2025 wel al definitief vastgesteld. Dit bedraagt in 2025 5,88%. Door verschillende uitspraken van de Hoge Raad in 2024 moet de Belastingdienst uw box 3-heffing vaststellen op basis van uw werkelijke rendement als dit lager is dan de box 3-heffing berekend op grond van de forfaitaire rendementspercentages. Bij het berekenen van de voorlopige aanslag houdt de Belastingdienst echter geen rekening met uw werkelijke rendement in 2025. Het werkelijke rendement kan namelijk pas na afloop van 2025 berekend worden. 2. Online aanvragen Verklaring betalingsgedrag Een inlener of doorlener aan wie u personeel uitleent of de aannemer door wie u als onderaannemer wordt ingeschakeld, kan u vragen om een Verklaring betalingsgedrag te overleggen. Met zo’n verklaring kunt u aantonen dat u aan uw aangifte- en betalingsverplichtingen voor de loonheffingen en/of btw voldoet. Dit is voor de inlener, doorlener of aannemer van belang, omdat deze aansprakelijk gesteld kan worden als u niet aan deze verplichtingen voldoet. Het aanvragen van een verklaring betalingsgedrag kan nu ook online met DigiD. De Belastingdienst streeft ernaar om binnen één week op uw onlineaanvraag te beslissen. In de loop van 2025 wordt ook het online aanvragen met eHerkenning mogelijk. 3. Vóór 1 maart 2025 aangifte schenkbelasting van schenking 2024 Ontving u in 2024 een of meer schenkingen van uw ouder(s) met een totale waarde hoger dan € 6.633, dan moet u een aangifte schenkbelasting indienen. Datzelfde geldt als u in 2024 een of meer schenkingen van dezelfde schenker (niet uw ouders) ontving met een totale waarde hoger dan € 2.658. Ook als u in 2024 een beroep kon doen op de eenmalig verhoogde vrijstelling voor een schenking van een ouder aan een kind (in 2024 € 31.813 voor vrije besteding en € 66.268 voor besteding aan een dure studie), moet u een aangifte schenkbelasting indienen. De aangifte schenkbelasting 2024 moet vóór 1 maart 2025 door de Belastingdienst ontvangen zijn. U doet de aangifte digitaal op mijn.belastingdienst.nl (hiervoor heeft u DigiD nodig) of op papier . 4. Binnenkort afrekening WKR 2024 De vrije ruimte in de WKR bedroeg in 2024 1,92% van uw totale loonsom tot en met € 400.000 en 1,18% daarboven. Wees u in 2024 totaal meer vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen aan dan uw vrije ruimte, dan betaalt u over dit meerdere 80% eindheffing. Deze eindheffing geeft u uiterlijk aan in uw tweede aangifte loonheffingen van 2025. Als u per maand aangifte doet, is de deadline hiervoor 31 maart 2025. Doet u per 4 weken aangifte, dan is de deadline 23 maart 2025. Heeft u uw WKR over 2024 al op orde? Houd er rekening mee dat niet alle WKR-kosten uit de salarisadministratie volgen. Een deel van deze kosten moet u waarschijnlijk halen uit uw financiële administratie. Beoordeel nu al de hoogte van de aangewezen kosten in de vrije ruimte in 2024, zodat de afrekening in de tweede aangifte loonheffingen 2025 straks soepel kan verlopen. Heeft u daarbij hulp nodig, dan helpen wij u uiteraard graag. 5. Loonheffing bij feest op de zaak of elders? Een feest voor uw werknemers kan loon zijn waarover uw personeel dan loonbelasting betaalt. Een en ander hangt af van de plek van het feest en welke keuzes u maakt. Een feest op de zaak vormt bijvoorbeeld geen loon voor uw personeel. Alleen voor een maaltijd op het feest moet u in 2025 € 3,95 per maaltijd tot het loon van de werknemer rekenen. Komt de werknemer met zijn partner, dan telt u 2 x € 3,95 tot het loon van de werknemer. Een feest elders is wel loon voor uw personeel. Het loon bestaat dan uit alle werkelijke kosten van het feest, ook de kosten van een ingehuurde band en de werkelijke kosten van de maaltijd (die u dan niet kunt ‘afkopen’ voor € 3,95 per maaltijd). U kunt echter ook zelf de loonheffing voor uw rekening nemen. De maaltijd (bij het feest op de zaak) en de werkelijke kosten (bij het feest elders) wijst u dan aan in de vrije ruimte van de WKR. Alleen bij overschrijding van de vrije ruimte in een jaar, betaalt u dan 80% eindheffing over deze overschrijding. 6. Ook bij outdoor 9% btw mogelijk Voor het gelegenheid geven tot sportbeoefening in of vanuit een (sport)accommodatie geldt het 9% btw-tarief. Er moet dan sprake zijn van een exclusief gebruiksrecht van de ‘accommodatie’ (denk aan sporthal, sportveld, maar ook een exclusief gebruikte afgebakende weg) of de sportbeoefening moet plaatsvinden vanuit een accommodatie (denk aan een kleedgelegenheid). Volgens de Hoge Raad hoeft het gebruik van de accommodatie op zichzelf niet noodzakelijk te zijn voor het sporten, als de accommodatie gebruikt wordt voor het geven van instructie en/of als de sporters zich hier gereedmaken voor de sport. Dit betekent dat ondernemers die surflessen en andere sportieve outdooractiviteiten verzorgden vanuit zeecontainers en een strandpaviljoen, ook het 9% btw-tarief konden toepassen. Let wel, het gaat hier om sporten bij commerciële (dat wil zeggen winst beogende) aanbieders. Voor sporten bij niet-winst beogende aanbieders, denk aan de plaatselijke voetbalvereniging, geldt namelijk een btw-vrijstelling.
25 februari 2025
De Belastingdienst komt met een alternatieve aanlevermethode voor DAC7. Dit alternatief is bestemd voor kleinere platformexploitanten. Totdat het alternatief beschikbaar is, zal slechts beperkt op de rapportageplicht gehandhaafd worden. DAC7 De verplichting volgens DAC7 betekent dat exploitanten van onlineplatformen die aan de criteria van de DAC7 voldoen, gegevens over zichzelf en gegevens van bepaalde verkopers, verhuurders en dienstverleners die via hun platform goederen of diensten verkopen of onroerend goed verhuren, moeten verzamelen, verifiëren en rapporteren aan de Belastingdienst. De gegevens inzake de verkopende partij betreffen onder meer de persoonlijke gegevens, waaronder NAW-gegevens, BSN of RSIN, het aantal transacties en de omzet. Problemen De Belastingdienst constateert dat vooral kleinere platformen moeite hebben met de rapportageplicht. De oorzaak is deels onbekendheid met DAC7, maar ook onduidelijkheid over de criteria en de aanlevermethode spelen een rol. Ook de complexiteit en kosten van rapporteren zijn een hinderpaal. Alternatief De Belastingdienst werkt daarom aan een alternatief voor DAC7 voor kleinere platformen met slechts enkele te rapporteren gegevens. Dit alternatief was niet voor 31 januari 2025 beschikbaar, de datum waarop de rapportages uiterlijk moesten worden aangeleverd. Beperkt handhaven Totdat de alternatieve rapportagemethode beschikbaar is, zal de Belastingdienst echter beperkt op de rapportageplicht handhaven. Ondernemers die van de alternatieve rapportagemethode gebruik willen maken, kunnen dit per e-mail melden bij de Belastingdienst via DAC7@belastingdienst.nl . Wel alvast starten Platformexploitanten moeten wel al beginnen met het verzamelen, identificeren en verifiëren van gegevens over hun gebruikers. Wettelijk bestaat namelijk de plicht dit al vóór 1 januari 2025 te doen. Zodra de alternatieve aanlevermethode beschikbaar is, dienen deze rapportages zo spoedig mogelijk aangeleverd te worden. De Belastingdienst zal vanaf dat moment ook weer normaal gaan handhaven.
25 februari 2025
Eind 2024 is een nieuw besluit over onder meer de toepassing van het 9% btw-tarief gepubliceerd. Dit besluit bevat twee wijzigingen voor de toepassing van het 9% btw-tarief bij schilderen en stukadoren van woningen. 9% btw schilderen en stukadoren Het schilderen en stukadoren van oudere woningen is belast met 9% btw in plaats van 21% btw. Het gaat daarbij om woningen die twee jaar of ouder zijn na het tijdstip van de eerste ingebruikname. Tip! Bij controle of het 9% btw-tarief terecht is toegepast, kijkt de Belastingdienst onder meer naar de gegevens uit de BAG (Basisregistraties Adressen en Gebouwen) en de BRP (Basisregistratie Personen). Deel woning/deel bedrijfspand tot 1 juli 2025 In het oude besluit was goedgekeurd dat panden die deels als woning en deels als bedrijfspand gebruikt worden, geheel worden aangemerkt als woning als het pand voor meer dan 50% wordt gebruikt voor particuliere bewoning. Als het pand twee jaar of ouder is, kan dan voor het schilderen en stukadoren van het gehele pand het 9% btw-tarief worden toegepast. Deze goedkeuring uit het oude besluit is in het nieuwe besluit vervallen, maar kan tot 1 juli 2025 nog worden toegepast. Deel woning/deel bedrijfspand vanaf 1 juli 2025 Vanaf 1 juli 2025 is dat dus niet meer toegestaan. Vanaf die datum mag het 9% btw-tarief alleen nog worden toegepast voor het deel van het pand dat voor particuliere bewoning wordt gebruikt. Voor het schilderen en stukadoren van het andere deel geldt het 21% btw-tarief. Er moet dus een splitsing plaatsvinden. Let op: Deze splitsing moet tot 1 juli 2025 ook al worden gemaakt als het pand voor 50% of minder gebruikt wordt voor particuliere bewoning. Gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen Bij het schilderen en stukadoren van gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen in appartementsgebouwen, verzorgingstehuizen/aanleunwoningen, verpleeg- en verzorgingsinstellingen en dergelijke kan ook het 9% btw-tarief toegepast worden als dat voor de woongedeelten ook het geval is. Bij gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen moet u denken aan de hal, het trappenhuis, de lift, de eetzaal, de recreatieruimte en dergelijke. In het nieuwe besluit is toegevoegd dat een splitsing moet plaatsvinden als de gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen behalve voor particuliere bewoning ook voor andere doeleinden worden gebruikt. De splitsing moet dan plaatsvinden op basis van het deel van het gebouw bestemd voor particuliere bewoningen en het deel bestemd voor andere doeleinden. Bij andere doeleinden moet u bijvoorbeeld denken aan bedrijfsdoeleinden. Op het aldus berekende deel dat voor andere doeleinden bestemd is, kan het 9% btw-tarief niet worden toegepast.
Meer posts
Share by: