2. Tips voor ondernemers in de inkomatenbelasting

duda-wsm • 21 november 2023

2               Tips voor ondernemers in de inkomstenbelasting

2               Tips voor ondernemers in de inkomstenbelasting

 

15.       Investeer nog in 2023 energiezuinig

De energie-investeringsaftrek, EIA, wordt in 2024 verlaagd van 45,5 naar 40%. Bent u toch al van plan binnenkort energiezuinig te investeren, doe dit dan zo mogelijk nog in 2023. Houd wel rekening met aanverwante effecten, zoals de invloed op de hoogte van uw winst en de invloed op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

 

16.      Beoordeel de hoogte van uw winst 

Aan het eind van het jaar heeft u meer duidelijkheid over uw winstpositie. Beoordeel of uw winst in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht komt u in de inkomstenbelasting net in het hoogste tarief. Het kan dan aantrekkelijk zijn om uw winst te verlagen door bijvoorbeeld kosten of een geplande investering naar voren te halen. Houd hierbij wel rekening met de invloed die dit heeft op uw totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.
 

Andersom kan het lucratief zijn uw winst juist te verhogen als u naar verwachting dit jaar in een lager tarief valt ten opzichte van volgend jaar. Hierbij speelt ook een rol dat de mkb-winstvrijstelling volgend jaar verlaagd wordt van 14 naar 13,31%.

 

Let hierbij ook op de invloed van inkomensafhankelijke heffingskortingen op de te betalen belasting. Laat het effect berekenen door uw adviseur.

 

Tip!

Wijkt uw winst af van de verwachtingen, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag aan. Hiermee voorkomt u de hoge belastingrente van 6% (waarschijnlijk zelfs 7,5%) en u verlaagt uw vermogen in box 3. In box 3 levert dit overigens vooral een voordeel op als de onttrokken financiële middelen bestonden uit beleggingen. Bij een teruggave voorkomt u dat uw geld renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

 

17.      Welke beloning voor meewerkende partner? 

Is uw partner niet bij u in loondienst, maar werkt hij of zij wel mee in het bedrijf, dan kunt u hiermee fiscaal rekening houden. U kunt kiezen voor de meewerkaftrek, dit is een percentage van de winst dat afhankelijk is van het aantal meegewerkte uren. U kunt echter ook kiezen voor de arbeidsbeloning. Dit moet een reëel uurloon zijn voor de verrichte werkzaamheden en dient in een jaar minimaal € 5.000 te bedragen. Uw partner wordt hier zelfstandig voor belast. 

 

Via de arbeidsbeloning kunt u voorkomen dat bij uw partner heffingskortingen verloren gaan. Bepaalde heffingskortingen kan uw partner, als die zelf te weinig inkomen heeft, namelijk niet meer uitbetaald krijgen. Het betreft de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Alleen partners die vóór 1 januari 1963 geboren zijn, kunnen de algemene heffingskorting nog wel uitbetaald krijgen, op voorwaarde dat hun partner voldoende belasting betaalt. Door uw partner een arbeidsbeloning toe te kennen, kan uw partner de heffingskortingen (deels) zelf benutten. 

 

Let op!

De meewerkaftrek heeft geen gevolgen voor het inkomen van uw partner. De arbeidsbeloning wel, want uw partner wordt hiervoor zelf belast en betaalt hierover ook premies Zvw. Bereken wat voor u de voordeligste optie is en pas deze toe. Houd hierbij ook rekening met het eventueel verloren gaan van de heffingskortingen. U mag jaarlijks voor een andere beloningsvorm kiezen als u dat wilt. Zorg wel dat u een eventuele meewerkbeloning schriftelijk vastlegt en ook daadwerkelijk betaalt. Voor de meewerkaftrek is dat niet nodig.

18.      Optimaliseer uw (kleinschaligheids)investeringsaftrek (KIA)

Als u investeert, heeft u als ondernemer in beginsel recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen. Er geldt wel een aantal voorwaarden, waaronder een minimum investeringsbedrag. Dit bedrag is voor 2023 bepaald op € 2.601. De KIA krijgt u bovendien alleen voor investeringsgoederen waarop u moet afschrijven. Dit betekent dat het bedrijfsmiddel minstens € 450 moet kosten. Investeert u in 2023 in totaal dus minstens voor € 2.601 aan bedrijfsmiddelen die ieder minstens € 450 kosten, dan heeft u recht op de KIA.

 

Tip!

Zit u dit jaar met uw investeringen net onder de minimumgrens van € 2.601, dan kan het lonen een voorgenomen investering iets te vervroegen, zodat u toch voor de KIA in aanmerking komt. Het kan zomaar 28% KIA opleveren over het totaal aan investeringsverplichtingen.

 

Rondom de investeringsaftrek is er een aantal zaken om rekening mee te houden: het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen (opdrachtbevestiging, ondertekening offerte e.d.), in combinatie met de tabel van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het percentage aan aftrek is in 2023 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.600 en € 63.716 (namelijk: 28%). Tussen € 63.716 en € 117.991 is de KIA een vast bedrag: € 17.841. Het plannen en – voor zover mogelijk – het spreiden van investeringsverplichtingen loont vaak de moeite. 

 

Om de investeringsaftrek ook daadwerkelijk in de aangifte inkomstenbelasting 2023 mee te mogen nemen, moet het bedrijfsmiddel in gebruik genomen zijn in 2023 óf er moet voldoende aanbetaald zijn. Anders schuift de aftrek door naar latere jaren. Afhankelijk van de verwachte winsten kan het aantrekkelijk zijn nog in 2023 een aanbetaling te doen. Let daarbij wel op de risico’s, zoals de kans op faillissement van de leverancier.

 

Let op!

Betaal in ieder geval 25% van een nog niet in gebruik genomen investering binnen twaalf maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel. Doet u dit niet, dan komt de hele investeringsaftrek te vervallen (tenzij sprake is van overmacht).

 

Let op!

Soms mag u bedrijfsmiddelen willekeurig afschrijven, zoals sommige bedrijfsmiddelen die op de Milieulijst staan of investeringen die worden gedaan als starter. Heeft u deze nog niet in gebruik genomen, dan kunt u toch willekeurig afschrijven over maximaal het bedrag dat u in het jaar van investeren heeft betaald. 

 

Heeft u in de afgelopen vijf jaar (dus in de periode tussen 2019 en 2023) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of ruilt u het in, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht – indien mogelijk – met de desinvestering tot in 2024.

 

Let op!

Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 uitgesloten, maar ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer. Ook uitgesloten zijn de investeringen die u voor 70% of meer verhuurt.

 

Investeert u in meer dan één onderneming? Door een arrest van de Hoge Raad moest de KIA voor uw investeringen in alle ondernemingen samen worden toegepast.

 

Het kabinet heeft alsnog duidelijk gemaakt dat vanaf 2021 de KIA per onderneming dient te worden berekend en toegepast. Dit betekent dat een ondernemer die meerdere ondernemingen heeft, voor alle ondernemingen apart de KIA mag berekenen.

 

De verduidelijking pakt meestal voordelig uit. Een investering van bijvoorbeeld € 100.000 in één onderneming levert namelijk minder KIA (€ 17.841) op dan twee investeringen van € 50.000 in twee aparte bedrijven (€ 28.000).

 

Tip!

Heeft u meerdere ondernemingen, dan is het met het oog op een hogere KIA dus van belang de KIA per onderneming te berekenen en te claimen.

 

19.      Willekeurig afschrijven in 2023

In 2023 mag u op een aantal nieuwe investeringsgoederen willekeurig afschrijven. Hierdoor kunt u uw winst in 2023 verlagen, hetgeen een directe belastingbesparing kan opleveren. Anderzijds kunt u daardoor de resterende jaren minder afschrijven, zodat u dan meer belasting betaalt. Willekeurig afschrijven hoeft dus niet altijd voordelig te zijn, bijvoorbeeld als uw winst in 2023 belast wordt tegen een lager tarief dan in de komende jaren.

 

De faciliteit betekent dat u – rekening houdend met de restwaarde – 50% van het bedrijfsmiddel willekeurig mag afschrijven, dus ook in bijvoorbeeld één jaar; de overige 50% moet u op de normale manier afschrijven. Maar u mag er ook juist voor kiezen om over de helft van het investeringsbedrag – minus restwaarde – minder of helemaal niet af te schrijven, zodat u in de komende jaren meer kunt afschrijven.

 

Deze tijdelijke regeling voor willekeurig afschrijven geldt alleen voor bedrijfsmiddelen waar u in 2023 in heeft geïnvesteerd of waarvoor u in 2023 voortbrengingskosten heeft gemaakt.

 

Onderstaande bedrijfsmiddelen komen niet in aanmerking voor willekeurige afschrijving:

§ gebouwen

§ schepen

§ vliegtuigen

§ bromfietsen en motoren

§ personenauto’s die niet zijn bestemd voor beroepsvervoer, met uitzondering van auto’s zonder CO2-uitstoot

§ immateriële activa zoals vergunningen en goodwill

§ dieren

§ bedrijfsmiddelen die hoofdzakelijk zijn bestemd voor verhuur

§ voor het openbaar verkeer openstaande wegen en paden, inclusief bruggen, viaducten, duikers en tunnels

§ bedrijfsmiddelen die al willekeurig worden afgeschreven op grond van een andere regeling

 

20.      Vorm een herinvesteringsreserve (HIR) voor een verkocht bedrijfsmiddel 

Heeft u een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kunt u de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door een herinvesteringsreserve (HIR) te vormen. Voorwaarde is dat u een herinvesteringsvoornemen heeft en ook houdt, en van plan bent te investeren voor minimaal hetzelfde bedrag als de verkoopprijs. U kunt de HIR in stand houden gedurende maximaal drie jaar na het jaar waarin u het bedrijfsmiddel heeft verkocht. Investeert u binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boekt u de HIR af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Investeert u niet tijdig in een ander bedrijfsmiddel, dan valt de HIR aan het einde van het derde jaar in de winst. Het is in veel gevallen voordelig om zo mogelijk een herinvesteringsreserve te vormen. 

 

Voor het vormen en aanwenden van een HIR gelden enkele voorwaarden. Met name het genoemde herinvesteringsvoornemen is van belang. Dit voornemen moet op de balansdatum bestaan. U kunt dit aannemelijk maken door bijvoorbeeld offertes op te vragen en advies in te winnen over een vervangend bedrijfsmiddel. Laat u zich hierover goed informeren en adviseren.

 

Let op!

Het vormen van een herinvesteringsreserve is niet altijd voordelig, met name als in de toekomst over uw winst een hoger belastingtarief van toepassing is. Stel bijvoorbeeld dat uw verwachte jaarwinst vanaf 2024 belast wordt tegen het toptarief van 49,5%, terwijl uw winst in 2023 belast wordt tegen een lager tarief. En stel dat u de HIR vanaf 2024 in vijf jaar afboekt op een nieuw bedrijfsmiddel, dan schrijft u vanaf 2024 vijf jaar lang minder af en betaalt u meer belasting tegen een dan geldend hoger tarief.

 

De HIR wordt per 2024 in sommige situaties versoepeld. Het kabinet heeft namelijk besloten dat de HIR verruimd wordt bij het staken van een gedeelte van een onderneming ten gevolge van overheidsingrijpen. De maatregel is ingegeven door het overheidsbeleid gericht op de uitkoop van agrariërs, maar is niet alleen tot deze doelgroep beperkt. Door de maatregel kan het in bepaalde gevallen voordelig zijn uw bedrijf pas gedeeltelijk te staken in 2024 in plaats van in 2023.

 

21.      Laat uw herinvesteringstermijn niet verlopen 

Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een HIR die u in 2020 gevormd heeft, moet u vóór 31 december 2023 benutten. Doet u dat niet, dan valt de HIR vrij en bent u belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd! 

 

Let op!

Er bestaan twee uitzonderingen op de termijn van drie jaar waarbinnen u moet herinvesteren. De eerste is als vanwege de aard van het bedrijfsmiddel meer tijd nodig is. Denk bijvoorbeeld aan de investering in een chemische fabriek waarvoor diverse vergunningen nodig zijn. De tweede uitzondering is van toepassing als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor de aankoop is vertraagd. Er moet in dat geval wel op zijn minst een begin van uitvoering met de aankoop zijn gemaakt. Ook zult u de vertragende factoren desgewenst aannemelijk moeten maken.

 

Let op!

Door de staatssecretaris van Financiën is bekendgemaakt dat de coronacrisis doorgaans als zo’n bijzondere omstandigheid aangemerkt kan worden. Bovendien is toegezegd dat de Belastingdienst hiermee ruimhartig zal omgaan. Heeft u de afgelopen jaren een HIR gevormd en heeft u een begin van uitvoering gemaakt met herinvesteren, maar is dit vanwege de coronacrisis vertraagd? In de meeste gevallen zal dit dan betekenen dat u, na het derde jaar na vorming van de HIR, deze toch niet aan de winst hoeft toe te voegen. De HIR blijft dan in de boeken gereserveerd totdat verder uitstel van herinvesteren vanwege corona niet meer aannemelijk is en u de HIR op een nieuw bedrijfsmiddel kunt afboeken. Deze soepele opstelling is ook momenteel nog van kracht. Laat bij grote belangen uw adviseur het uitstel met de Belastingdienst afstemmen.

 

 

 

 

22.      Voorkom verliesverdamping 

Beoordeel of uw verlies in box 1 uit het verleden nog tijdig kan worden verrekend. Uw verlies in box 1 in de inkomstenbelasting kunt u verrekenen met positieve inkomsten in box 1 uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.

 

Tip!

Dreigt uw verlies uit het verleden verloren te gaan vanwege het verlopen van de termijn? Beoordeel dan of er mogelijkheden zijn om uw winst dit jaar te verhogen. U kunt bijvoorbeeld bepaalde uitgaven uitstellen of omzetten eerder realiseren. Een in januari geplande verkoop van een bedrijfsmiddel met boekwinst wordt dan wellicht in december extra aantrekkelijk. Ook kunt u de afschrijving van in 2023 geïnvesteerde bedrijfsmiddelen verminderen via de regeling van de willekeurige afschrijving. Overleg met uw adviseur over de mogelijkheden.

 

23.      Zet uw stakingswinst om in een lijfrente 

Staakt u uw onderneming in 2023? Voorkom dan directe afrekening door de stakingswinst om te zetten in een lijfrente. Betaalt u de premie in 2024, dan is de lijfrente nog aftrekbaar in 2023, mits deze vóór 1 juli 2024 is betaald.

 

Let op!

Een betaalde lijfrentepremie vermindert de te betalen belasting, maar niet de te betalen Zvw-premie. Over de te zijner tijd te ontvangen uitkering betaalt u echter ook premie Zvw. Om dubbele heffing te voorkomen, heeft de Hoge Raad beslist dat wanneer voor de FOR een lijfrente wordt gekocht, het aankoopbedrag van de lijfrente het premie-inkomen voor de Zvw verlaagt. In een ander arrest heeft de Hoge Raad beslist dat dit echter niet geldt voor stakingslijfrentes.

 

24.      Houd bij winstbepaling rekening met toeslagen 

Als ondernemer in de inkomstenbelasting kunt u de hoogte van de winst op het einde van het jaar voor een deel zelf beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld aan al dan niet willekeurig afschrijven op nieuwe bedrijfsmiddelen, versneld afschrijven voor starters en toepassing van de Vamil (op milieu-investeringen) of aan het al dan niet vormen van voorzieningen en reserves.

 

Houd bij deze beslissingen ook rekening met uw eventuele recht op toeslagen, nu en in de toekomst, zeker nu in 2024 met name de huurtoeslag en het kindgebonden budget fors worden verhoogd. Heeft u bijvoorbeeld dit jaar geen recht op toeslagen, maar volgend jaar wel omdat u dan een huurwoning betrekt of gebruik gaat maken van kinderopvang, dan kunt u waarschijnlijk beter pas volgend jaar uw winst verlagen. Uiteraard alleen als het verschil de moeite waard is en u het zich financieel kunt veroorloven.

 

Let op!

Stel dat u door het (uiteraard geoorloofd) schuiven met inkomsten en/of aftrekposten uw winst volgend jaar met € 10.000 kunt verlagen waardoor uw inkomen geen € 35.000 bedraagt, maar € 25.000 en dat u volgend jaar ook een huurwoning betrekt en voor twee kinderen kinderopvang afneemt, dan kan u dit zomaar ruim € 5.100 aan extra toeslagen schelen.

 

 25.     Bijtelling delen met uw partner? 

Werkt uw partner mee in uw onderneming en valt hij of zij in een lagere belastingschijf? Dan kan het voordelig zijn de bijtelling voor de auto te delen met uw partner. U betaalt dan samen wellicht minder belasting. Valt uw inkomen in de hoogste schijf (49,5%) en dat van uw partner in schijf 1 (36,93% in 2023), dan behaalt u een tariefvoordeel. De gezamenlijk te betalen belasting wordt echter ook beïnvloed door de heffingskortingen. Het toedelen van een deel van de bijtelling aan uw partner kan tot hogere, maar ook tot lagere heffingskortingen leiden. De bijtelling verdelen is met name voordelig als uw partner een inkomen heeft tot ongeveer € 22.000. Bereken daarom vooraf of een verdeling van de bijtelling het gewenste voordeel oplevert. 

 

Let op!

Een verdeling is fiscaal aanvaardbaar als aannemelijk is dat uw partner de auto ook gebruikt voor de werkzaamheden in het bedrijf en privé. De verdeling moet naar rato van het onderlinge gebruik.

 

26.      Profiteer dit jaar nog van de ISDE

U kunt alleen in 2023 nog gebruikmaken van de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE). Specifiek voor zakelijke gebruikers is in 2023 € 30 miljoen beschikbaar voor kleinschalige windturbines en zonnepanelen. Het aanvragen van de subsidie gaat via de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Deze subsidie geldt tot en met 31 december 2023. De subsidie geldt voor alle rechtspersonen, maar ook voor de maatschap, stichting, vof en cv. De subsidie bedraagt voor kleinschalige windturbines maximaal € 66,- per m2 rotoroppervlak. De subsidie voor zonnepanelen bedraagt voor hen € 125 per kW gezamenlijk piekvermogen.

 

27.      Profiteer nog van de bedrijfsopvolgingsregeling 

De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling (DSR) zijn belangrijke faciliteiten bij het schenken of erven van een (familie)bedrijf. De BOR/DSR kent een forse vrijstelling van te betalen belasting, op voorwaarde dat het bedrijf wordt voortgezet. De BOR wordt vanaf 2025 gewijzigd, maar een onderdeel daarvan wordt echter al per 1 januari 2024 ingevoerd. Dit betreft het aanmerken van verhuurd vastgoed als belegging. In veel gevallen is dat nu ook al zo, maar door deze wijziging zal dit vanaf 2024 per definitie het geval zijn. Deze wijziging geldt overigens ook voor de doorschuifregeling inzake een aanmerkelijk belang. 

 

Daarnaast is een aantal wijzigingen per 2025 en per 2026 aangekondigd voor de BOR en/of DSR. In sommige situaties worden de regelingen aantrekkelijker en soms worden de regelingen juist versoberd. En van de regelingen die in 2026 in werking moeten treden, zijn de exacte voorwaarden nog niet bekend.

 

Tip!

Overweegt u uw bedrijf op korte termijn te schenken en wilt u daarbij gebruikmaken van de BOR of DSR, bekijk dan of het – gelet op bovengenoemde wijzigingen – aantrekkelijk is dit nog in 2023 of 2024 te laten plaatsvinden of juist te wachten tot 2025.


 

2               Tips voor ondernemers in de inkomstenbelasting

 

15.       Investeer nog in 2023 energiezuinig

De energie-investeringsaftrek, EIA, wordt in 2024 verlaagd van 45,5 naar 40%. Bent u toch al van plan binnenkort energiezuinig te investeren, doe dit dan zo mogelijk nog in 2023. Houd wel rekening met aanverwante effecten, zoals de invloed op de hoogte van uw winst en de invloed op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

 

16.      Beoordeel de hoogte van uw winst 

Aan het eind van het jaar heeft u meer duidelijkheid over uw winstpositie. Beoordeel of uw winst in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht komt u in de inkomstenbelasting net in het hoogste tarief. Het kan dan aantrekkelijk zijn om uw winst te verlagen door bijvoorbeeld kosten of een geplande investering naar voren te halen. Houd hierbij wel rekening met de invloed die dit heeft op uw totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.
 

Andersom kan het lucratief zijn uw winst juist te verhogen als u naar verwachting dit jaar in een lager tarief valt ten opzichte van volgend jaar. Hierbij speelt ook een rol dat de mkb-winstvrijstelling volgend jaar verlaagd wordt van 14 naar 13,31%.

 

Let hierbij ook op de invloed van inkomensafhankelijke heffingskortingen op de te betalen belasting. Laat het effect berekenen door uw adviseur.

 

Tip!

Wijkt uw winst af van de verwachtingen, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag aan. Hiermee voorkomt u de hoge belastingrente van 6% (waarschijnlijk zelfs 7,5%) en u verlaagt uw vermogen in box 3. In box 3 levert dit overigens vooral een voordeel op als de onttrokken financiële middelen bestonden uit beleggingen. Bij een teruggave voorkomt u dat uw geld renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

 

17.      Welke beloning voor meewerkende partner? 

Is uw partner niet bij u in loondienst, maar werkt hij of zij wel mee in het bedrijf, dan kunt u hiermee fiscaal rekening houden. U kunt kiezen voor de meewerkaftrek, dit is een percentage van de winst dat afhankelijk is van het aantal meegewerkte uren. U kunt echter ook kiezen voor de arbeidsbeloning. Dit moet een reëel uurloon zijn voor de verrichte werkzaamheden en dient in een jaar minimaal € 5.000 te bedragen. Uw partner wordt hier zelfstandig voor belast. 

 

Via de arbeidsbeloning kunt u voorkomen dat bij uw partner heffingskortingen verloren gaan. Bepaalde heffingskortingen kan uw partner, als die zelf te weinig inkomen heeft, namelijk niet meer uitbetaald krijgen. Het betreft de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Alleen partners die vóór 1 januari 1963 geboren zijn, kunnen de algemene heffingskorting nog wel uitbetaald krijgen, op voorwaarde dat hun partner voldoende belasting betaalt. Door uw partner een arbeidsbeloning toe te kennen, kan uw partner de heffingskortingen (deels) zelf benutten. 

 

Let op!

De meewerkaftrek heeft geen gevolgen voor het inkomen van uw partner. De arbeidsbeloning wel, want uw partner wordt hiervoor zelf belast en betaalt hierover ook premies Zvw. Bereken wat voor u de voordeligste optie is en pas deze toe. Houd hierbij ook rekening met het eventueel verloren gaan van de heffingskortingen. U mag jaarlijks voor een andere beloningsvorm kiezen als u dat wilt. Zorg wel dat u een eventuele meewerkbeloning schriftelijk vastlegt en ook daadwerkelijk betaalt. Voor de meewerkaftrek is dat niet nodig.

18.      Optimaliseer uw (kleinschaligheids)investeringsaftrek (KIA)

Als u investeert, heeft u als ondernemer in beginsel recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen. Er geldt wel een aantal voorwaarden, waaronder een minimum investeringsbedrag. Dit bedrag is voor 2023 bepaald op € 2.601. De KIA krijgt u bovendien alleen voor investeringsgoederen waarop u moet afschrijven. Dit betekent dat het bedrijfsmiddel minstens € 450 moet kosten. Investeert u in 2023 in totaal dus minstens voor € 2.601 aan bedrijfsmiddelen die ieder minstens € 450 kosten, dan heeft u recht op de KIA.

 

Tip!

Zit u dit jaar met uw investeringen net onder de minimumgrens van € 2.601, dan kan het lonen een voorgenomen investering iets te vervroegen, zodat u toch voor de KIA in aanmerking komt. Het kan zomaar 28% KIA opleveren over het totaal aan investeringsverplichtingen.

 

Rondom de investeringsaftrek is er een aantal zaken om rekening mee te houden: het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen (opdrachtbevestiging, ondertekening offerte e.d.), in combinatie met de tabel van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het percentage aan aftrek is in 2023 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.600 en € 63.716 (namelijk: 28%). Tussen € 63.716 en € 117.991 is de KIA een vast bedrag: € 17.841. Het plannen en – voor zover mogelijk – het spreiden van investeringsverplichtingen loont vaak de moeite. 

 

Om de investeringsaftrek ook daadwerkelijk in de aangifte inkomstenbelasting 2023 mee te mogen nemen, moet het bedrijfsmiddel in gebruik genomen zijn in 2023 óf er moet voldoende aanbetaald zijn. Anders schuift de aftrek door naar latere jaren. Afhankelijk van de verwachte winsten kan het aantrekkelijk zijn nog in 2023 een aanbetaling te doen. Let daarbij wel op de risico’s, zoals de kans op faillissement van de leverancier.

 

Let op!

Betaal in ieder geval 25% van een nog niet in gebruik genomen investering binnen twaalf maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel. Doet u dit niet, dan komt de hele investeringsaftrek te vervallen (tenzij sprake is van overmacht).

 

Let op!

Soms mag u bedrijfsmiddelen willekeurig afschrijven, zoals sommige bedrijfsmiddelen die op de Milieulijst staan of investeringen die worden gedaan als starter. Heeft u deze nog niet in gebruik genomen, dan kunt u toch willekeurig afschrijven over maximaal het bedrag dat u in het jaar van investeren heeft betaald. 

 

Heeft u in de afgelopen vijf jaar (dus in de periode tussen 2019 en 2023) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of ruilt u het in, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht – indien mogelijk – met de desinvestering tot in 2024.

 

Let op!

Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 uitgesloten, maar ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer. Ook uitgesloten zijn de investeringen die u voor 70% of meer verhuurt.

 

Investeert u in meer dan één onderneming? Door een arrest van de Hoge Raad moest de KIA voor uw investeringen in alle ondernemingen samen worden toegepast.

 

Het kabinet heeft alsnog duidelijk gemaakt dat vanaf 2021 de KIA per onderneming dient te worden berekend en toegepast. Dit betekent dat een ondernemer die meerdere ondernemingen heeft, voor alle ondernemingen apart de KIA mag berekenen.

 

De verduidelijking pakt meestal voordelig uit. Een investering van bijvoorbeeld € 100.000 in één onderneming levert namelijk minder KIA (€ 17.841) op dan twee investeringen van € 50.000 in twee aparte bedrijven (€ 28.000).

 

Tip!

Heeft u meerdere ondernemingen, dan is het met het oog op een hogere KIA dus van belang de KIA per onderneming te berekenen en te claimen.

 

19.      Willekeurig afschrijven in 2023

In 2023 mag u op een aantal nieuwe investeringsgoederen willekeurig afschrijven. Hierdoor kunt u uw winst in 2023 verlagen, hetgeen een directe belastingbesparing kan opleveren. Anderzijds kunt u daardoor de resterende jaren minder afschrijven, zodat u dan meer belasting betaalt. Willekeurig afschrijven hoeft dus niet altijd voordelig te zijn, bijvoorbeeld als uw winst in 2023 belast wordt tegen een lager tarief dan in de komende jaren.

 

De faciliteit betekent dat u – rekening houdend met de restwaarde – 50% van het bedrijfsmiddel willekeurig mag afschrijven, dus ook in bijvoorbeeld één jaar; de overige 50% moet u op de normale manier afschrijven. Maar u mag er ook juist voor kiezen om over de helft van het investeringsbedrag – minus restwaarde – minder of helemaal niet af te schrijven, zodat u in de komende jaren meer kunt afschrijven.

 

Deze tijdelijke regeling voor willekeurig afschrijven geldt alleen voor bedrijfsmiddelen waar u in 2023 in heeft geïnvesteerd of waarvoor u in 2023 voortbrengingskosten heeft gemaakt.

 

Onderstaande bedrijfsmiddelen komen niet in aanmerking voor willekeurige afschrijving:

§ gebouwen

§ schepen

§ vliegtuigen

§ bromfietsen en motoren

§ personenauto’s die niet zijn bestemd voor beroepsvervoer, met uitzondering van auto’s zonder CO2-uitstoot

§ immateriële activa zoals vergunningen en goodwill

§ dieren

§ bedrijfsmiddelen die hoofdzakelijk zijn bestemd voor verhuur

§ voor het openbaar verkeer openstaande wegen en paden, inclusief bruggen, viaducten, duikers en tunnels

§ bedrijfsmiddelen die al willekeurig worden afgeschreven op grond van een andere regeling

 

20.      Vorm een herinvesteringsreserve (HIR) voor een verkocht bedrijfsmiddel 

Heeft u een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kunt u de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door een herinvesteringsreserve (HIR) te vormen. Voorwaarde is dat u een herinvesteringsvoornemen heeft en ook houdt, en van plan bent te investeren voor minimaal hetzelfde bedrag als de verkoopprijs. U kunt de HIR in stand houden gedurende maximaal drie jaar na het jaar waarin u het bedrijfsmiddel heeft verkocht. Investeert u binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boekt u de HIR af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Investeert u niet tijdig in een ander bedrijfsmiddel, dan valt de HIR aan het einde van het derde jaar in de winst. Het is in veel gevallen voordelig om zo mogelijk een herinvesteringsreserve te vormen. 

 

Voor het vormen en aanwenden van een HIR gelden enkele voorwaarden. Met name het genoemde herinvesteringsvoornemen is van belang. Dit voornemen moet op de balansdatum bestaan. U kunt dit aannemelijk maken door bijvoorbeeld offertes op te vragen en advies in te winnen over een vervangend bedrijfsmiddel. Laat u zich hierover goed informeren en adviseren.

 

Let op!

Het vormen van een herinvesteringsreserve is niet altijd voordelig, met name als in de toekomst over uw winst een hoger belastingtarief van toepassing is. Stel bijvoorbeeld dat uw verwachte jaarwinst vanaf 2024 belast wordt tegen het toptarief van 49,5%, terwijl uw winst in 2023 belast wordt tegen een lager tarief. En stel dat u de HIR vanaf 2024 in vijf jaar afboekt op een nieuw bedrijfsmiddel, dan schrijft u vanaf 2024 vijf jaar lang minder af en betaalt u meer belasting tegen een dan geldend hoger tarief.

 

De HIR wordt per 2024 in sommige situaties versoepeld. Het kabinet heeft namelijk besloten dat de HIR verruimd wordt bij het staken van een gedeelte van een onderneming ten gevolge van overheidsingrijpen. De maatregel is ingegeven door het overheidsbeleid gericht op de uitkoop van agrariërs, maar is niet alleen tot deze doelgroep beperkt. Door de maatregel kan het in bepaalde gevallen voordelig zijn uw bedrijf pas gedeeltelijk te staken in 2024 in plaats van in 2023.

 

21.      Laat uw herinvesteringstermijn niet verlopen 

Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een HIR die u in 2020 gevormd heeft, moet u vóór 31 december 2023 benutten. Doet u dat niet, dan valt de HIR vrij en bent u belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd! 

 

Let op!

Er bestaan twee uitzonderingen op de termijn van drie jaar waarbinnen u moet herinvesteren. De eerste is als vanwege de aard van het bedrijfsmiddel meer tijd nodig is. Denk bijvoorbeeld aan de investering in een chemische fabriek waarvoor diverse vergunningen nodig zijn. De tweede uitzondering is van toepassing als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor de aankoop is vertraagd. Er moet in dat geval wel op zijn minst een begin van uitvoering met de aankoop zijn gemaakt. Ook zult u de vertragende factoren desgewenst aannemelijk moeten maken.

 

Let op!

Door de staatssecretaris van Financiën is bekendgemaakt dat de coronacrisis doorgaans als zo’n bijzondere omstandigheid aangemerkt kan worden. Bovendien is toegezegd dat de Belastingdienst hiermee ruimhartig zal omgaan. Heeft u de afgelopen jaren een HIR gevormd en heeft u een begin van uitvoering gemaakt met herinvesteren, maar is dit vanwege de coronacrisis vertraagd? In de meeste gevallen zal dit dan betekenen dat u, na het derde jaar na vorming van de HIR, deze toch niet aan de winst hoeft toe te voegen. De HIR blijft dan in de boeken gereserveerd totdat verder uitstel van herinvesteren vanwege corona niet meer aannemelijk is en u de HIR op een nieuw bedrijfsmiddel kunt afboeken. Deze soepele opstelling is ook momenteel nog van kracht. Laat bij grote belangen uw adviseur het uitstel met de Belastingdienst afstemmen.

 

 

 

 

22.      Voorkom verliesverdamping 

Beoordeel of uw verlies in box 1 uit het verleden nog tijdig kan worden verrekend. Uw verlies in box 1 in de inkomstenbelasting kunt u verrekenen met positieve inkomsten in box 1 uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.

 

Tip!

Dreigt uw verlies uit het verleden verloren te gaan vanwege het verlopen van de termijn? Beoordeel dan of er mogelijkheden zijn om uw winst dit jaar te verhogen. U kunt bijvoorbeeld bepaalde uitgaven uitstellen of omzetten eerder realiseren. Een in januari geplande verkoop van een bedrijfsmiddel met boekwinst wordt dan wellicht in december extra aantrekkelijk. Ook kunt u de afschrijving van in 2023 geïnvesteerde bedrijfsmiddelen verminderen via de regeling van de willekeurige afschrijving. Overleg met uw adviseur over de mogelijkheden.

 

23.      Zet uw stakingswinst om in een lijfrente 

Staakt u uw onderneming in 2023? Voorkom dan directe afrekening door de stakingswinst om te zetten in een lijfrente. Betaalt u de premie in 2024, dan is de lijfrente nog aftrekbaar in 2023, mits deze vóór 1 juli 2024 is betaald.

 

Let op!

Een betaalde lijfrentepremie vermindert de te betalen belasting, maar niet de te betalen Zvw-premie. Over de te zijner tijd te ontvangen uitkering betaalt u echter ook premie Zvw. Om dubbele heffing te voorkomen, heeft de Hoge Raad beslist dat wanneer voor de FOR een lijfrente wordt gekocht, het aankoopbedrag van de lijfrente het premie-inkomen voor de Zvw verlaagt. In een ander arrest heeft de Hoge Raad beslist dat dit echter niet geldt voor stakingslijfrentes.

 

24.      Houd bij winstbepaling rekening met toeslagen 

Als ondernemer in de inkomstenbelasting kunt u de hoogte van de winst op het einde van het jaar voor een deel zelf beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld aan al dan niet willekeurig afschrijven op nieuwe bedrijfsmiddelen, versneld afschrijven voor starters en toepassing van de Vamil (op milieu-investeringen) of aan het al dan niet vormen van voorzieningen en reserves.

 

Houd bij deze beslissingen ook rekening met uw eventuele recht op toeslagen, nu en in de toekomst, zeker nu in 2024 met name de huurtoeslag en het kindgebonden budget fors worden verhoogd. Heeft u bijvoorbeeld dit jaar geen recht op toeslagen, maar volgend jaar wel omdat u dan een huurwoning betrekt of gebruik gaat maken van kinderopvang, dan kunt u waarschijnlijk beter pas volgend jaar uw winst verlagen. Uiteraard alleen als het verschil de moeite waard is en u het zich financieel kunt veroorloven.

 

Let op!

Stel dat u door het (uiteraard geoorloofd) schuiven met inkomsten en/of aftrekposten uw winst volgend jaar met € 10.000 kunt verlagen waardoor uw inkomen geen € 35.000 bedraagt, maar € 25.000 en dat u volgend jaar ook een huurwoning betrekt en voor twee kinderen kinderopvang afneemt, dan kan u dit zomaar ruim € 5.100 aan extra toeslagen schelen.

 

 25.     Bijtelling delen met uw partner? 

Werkt uw partner mee in uw onderneming en valt hij of zij in een lagere belastingschijf? Dan kan het voordelig zijn de bijtelling voor de auto te delen met uw partner. U betaalt dan samen wellicht minder belasting. Valt uw inkomen in de hoogste schijf (49,5%) en dat van uw partner in schijf 1 (36,93% in 2023), dan behaalt u een tariefvoordeel. De gezamenlijk te betalen belasting wordt echter ook beïnvloed door de heffingskortingen. Het toedelen van een deel van de bijtelling aan uw partner kan tot hogere, maar ook tot lagere heffingskortingen leiden. De bijtelling verdelen is met name voordelig als uw partner een inkomen heeft tot ongeveer € 22.000. Bereken daarom vooraf of een verdeling van de bijtelling het gewenste voordeel oplevert. 

 

Let op!

Een verdeling is fiscaal aanvaardbaar als aannemelijk is dat uw partner de auto ook gebruikt voor de werkzaamheden in het bedrijf en privé. De verdeling moet naar rato van het onderlinge gebruik.

 

26.      Profiteer dit jaar nog van de ISDE

U kunt alleen in 2023 nog gebruikmaken van de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE). Specifiek voor zakelijke gebruikers is in 2023 € 30 miljoen beschikbaar voor kleinschalige windturbines en zonnepanelen. Het aanvragen van de subsidie gaat via de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Deze subsidie geldt tot en met 31 december 2023. De subsidie geldt voor alle rechtspersonen, maar ook voor de maatschap, stichting, vof en cv. De subsidie bedraagt voor kleinschalige windturbines maximaal € 66,- per m2 rotoroppervlak. De subsidie voor zonnepanelen bedraagt voor hen € 125 per kW gezamenlijk piekvermogen.

 

27.      Profiteer nog van de bedrijfsopvolgingsregeling 

De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling (DSR) zijn belangrijke faciliteiten bij het schenken of erven van een (familie)bedrijf. De BOR/DSR kent een forse vrijstelling van te betalen belasting, op voorwaarde dat het bedrijf wordt voortgezet. De BOR wordt vanaf 2025 gewijzigd, maar een onderdeel daarvan wordt echter al per 1 januari 2024 ingevoerd. Dit betreft het aanmerken van verhuurd vastgoed als belegging. In veel gevallen is dat nu ook al zo, maar door deze wijziging zal dit vanaf 2024 per definitie het geval zijn. Deze wijziging geldt overigens ook voor de doorschuifregeling inzake een aanmerkelijk belang. 

 

Daarnaast is een aantal wijzigingen per 2025 en per 2026 aangekondigd voor de BOR en/of DSR. In sommige situaties worden de regelingen aantrekkelijker en soms worden de regelingen juist versoberd. En van de regelingen die in 2026 in werking moeten treden, zijn de exacte voorwaarden nog niet bekend.

 

Tip!

Overweegt u uw bedrijf op korte termijn te schenken en wilt u daarbij gebruikmaken van de BOR of DSR, bekijk dan of het – gelet op bovengenoemde wijzigingen – aantrekkelijk is dit nog in 2023 of 2024 te laten plaatsvinden of juist te wachten tot 2025.


 


15 april 2025
1. Vanaf 10 maart nieuwe SLIM-scholingssubsidie Werkgevers kunnen vanaf 10 maart tot en met 30 juni 2025 en vanaf 1 juli tot en met 10 november 2025 de nieuwe SLIM-scholingssubsidie aanvragen voor huidige en nieuwe werknemers via het subsidieportaal Uitvoering Van Beleid . Ook geregistreerde gastouderbureaus kunnen subsidie aanvragen voor nieuwe of huidige gastouders. De subsidie is bedoeld voor de volgende sectoren: hoveniers en groenvoorziening, kinderopvang, techniek, bouw en energie en zorg en welzijn. De scholing moet onderdeel uitmaken van een functie of specialisatie uit een van de (momenteel) twaalf zogenaamde Ontwikkelpaden die gepubliceerd zijn op Rijksoverheid.nl . De hoogte van de subsidie is te vinden in de gepubliceerde Ontwikkelpaden en is afhankelijk van het NLQF-niveau. Bij niveau 1, 2 of 3 bedraagt de subsidie 90% van de kosten voor scholing, bij niveau 4 40%. Meer informatie over de subsidie, de voorwaarden en het aanvragen ervan vindt u op de website Uitvoering Van Beleid van SZW . 2. Btw-suppletie 2024 vóór 1 april 2025 In 2024 te weinig aangegeven en afgedragen btw bent u verplicht te corrigeren met een btw-suppletie. Als deze btw-suppletie vóór 1 april 2025 bij de Belastingdienst binnen is, berekent de Belastingdienst geen belastingrente (in 2025 6,5%!). Is de btw-suppletie 2024 niet vóór 1 april 2025 bij de Belastingdienst binnen, dan berekent de Belastingdienst vanaf 1 januari 2025 6,5% belastingrente. Is het te suppleren btw-bedrag € 1.000 of minder, dan verwerkt u dit in uw eerstvolgende btw-aangifte en dient u geen btw-suppletie in. Om een vergrijpboete te voorkomen, kan indienen van de btw-suppletie al op een eerder moment nodig zijn. Vanaf 2025 moet u daarvoor namelijk binnen acht weken nadat u constateert dat u een btw-suppletie moet doen, deze ook indienen. Verder geldt dat u de btw-suppletie moet indienen voordat u weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de Belastingdienst al bekend was of zou worden met de te weinig aangegeven of afgedragen btw. 3. Controleer de voorlopige berekening Wtl 2024 Had u in 2024 recht op een loonkostenvoordeel (LKV) of het lage inkomensvoordeel (LIV), dan wordt dit in 2025 uitbetaald. Uiterlijk 15 maart 2025 ontving u van het UWV een voorlopige berekening Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) 2024. U kunt daarop zien voor welke werknemer(s) u volgens het UWV recht heeft op LIV en LKV 2024 en voor welke bedragen. Controleer deze goed (of laat dit doen door een van onze adviseurs). Kloppen bijvoorbeeld de verloonde uren van de werknemers? Een fout in de voorlopige berekening LIV en/of LKV als gevolg van een fout in uw aangifte loonheffingen moet vóór 1 mei 2025 gecorrigeerd worden met een correctiebericht. Klopt de berekening niet, maar zijn uw aangiften loonheffingen juist, dan moet telefonisch contact worden opgenomen met het UWV. Als u ten onrechte nog geen voorlopige berekening Wtl 2024 heeft ontvangen, neem dan telefonisch contact op met het UWV. 4. Fouten in vooraf ingevulde aangifte IB 2022 en 2023 De Belastingdienst meldt dat in de vooraf ingevulde aangifte (VIA) inkomstenbelasting (IB) 2022 en 2023 onjuiste wisselkoersen gebruikt kunnen zijn. Hierdoor zijn mogelijk een verkeerde verrekenbare buitenlandse bronbelasting of verkeerde saldi van buitenlandse bank-, spaar- en beleggingsrekeningen in uw aangifte IB 2022 en/of 2023 verwerkt. Heeft u een (belasting)voordeel van het gebruik van de onjuiste wisselkoersen, dan hoeft u niet in actie te komen en mag u dit van de Belastingdienst houden. U hoeft ook niet in actie te komen als een nieuwe aangifte IB zou leiden tot een teruggaaf van maximaal € 15. De Belastingdienst gaat aan alle 41.840 burgers die dit betreft automatisch een bedrag van € 15 overmaken. Behoort u tot de 899 burgers bij wie het nadeel groter is dan € 15, dan ontving of ontvangt u van de Belastingdienst een brief. In de brief staat het bedrag dat in de VIA was opgenomen én het juiste bedrag. U kunt dan (laten) controleren of een nieuwe aangifte IB nodig is en deze, zo nodig, (laten) indienen. 5. Afbouw inhouding huisvesting op minimumloon Werkgevers mogen nu nog voor de kosten van huisvesting van een werknemer maximaal 25% van het minimumloon inhouden op het wettelijke minimumloon van die werknemer. Het kabinet wil dit percentage vanaf 2026 jaarlijks met 5% verlagen. In 2026 mag een werkgever dan nog maximaal 20% van het minimumloon inhouden, in 2027 maximaal 15%, in 2028 maximaal 10% en in 2029 maximaal 5%. Vanaf 2030 is het verboden om kosten van huisvesting in te houden op het minimumloon. Het wordt niet verboden om de huisvesting voor een werknemer te verzorgen, maar alleen om de kosten in te houden op het minimumloon. Werkgevers kunnen straks hun werknemers bijvoorbeeld wel een huurcontract bieden, waarbij de werknemer zelf de betaling doet. Het afbouwen en afschaffen van de regeling is onderdeel van maatregelen om de positie van arbeidsmigranten te verbeteren. 6. Uitzendbureaus straks verantwoordelijk voor goede registratie arbeidsmigranten Arbeidsmigranten die langer dan vier maanden in Nederland willen blijven, moeten zich binnen vijf dagen na aankomst als ingezetene laten inschrijven in de Basisregistratie Personen (BRP) in de gemeente waar ze gaan wonen. Bij een korter verblijf kunnen zij zich inschrijven bij een Registratie Niet Ingezetenen (RNI-)loket. Op dit moment zijn alleen de arbeidsmigranten zelf verantwoordelijk voor hun inschrijving, met als gevolg dat veel arbeidsmigranten niet correct staan ingeschreven. Als het aan de minister van SZW ligt, worden ook uitzendbureaus straks verantwoordelijk voor een goede inschrijving. De verantwoordelijkheid van de werkgever gaat bestaan uit onder meer ondersteuning bij inschrijving in de BRP bij aanvang van het dienstverband en nagaan of de arbeidsmigrant daadwerkelijk staat ingeschreven.
15 april 2025
In de media klinken geluiden dat werkgevers al jarenlang te veel Aof-premie zouden betalen. Wat speelt hier? Aof-premie Als werkgever betaalt u Aof-premie, een premie voor het arbeidsongeschiktheidsfonds, aan de Belastingdienst. Het UWV financiert uit dit arbeidsongeschiktheidsfonds een aantal werknemersverzekeringen, zoals de WAO en ZW-uitkeringen. Premie te hoog? In de media klinken geluiden dat werkgevers al jarenlang te veel Aof-premie betalen. Het arbeidsongeschiktheidsfonds zou gebaseerd zijn op een omslagstelsel. Een omslagstelsel houdt in dat de hoogte van de premie afhankelijk is van de verwachte uitgaven die uit het fonds gedaan moeten worden. Er zouden dan eigenlijk geen structurele overschotten in het fonds aanwezig mogen zijn, maar geschat wordt dat het arbeidsongeschiktheidsfonds eind 2025 een vermogen heeft van € 40 miljard. Initiatief Er is een initiatief gestart om in een collectieve actie de mogelijk te veel betaalde Aof-premie terug te vorderen van de Belastingdienst. De initiatiefnemers stellen dat ruim 20% van de betaalde Aof-premie onterecht is. Tegengeluiden Zowel het UWV als het Ministerie van SZW geeft aan dat de Aof-premie niet te hoog is. Uit berichtgeving van De Telegraaf volgt dat het UWV stelt dat geen sprake is van een omslagstelsel, maar dat de Staat eind jaren negentig van de vorige eeuw al is overgegaan naar een ander stelsel. Een hoogleraar Fiscale Economie twijfelt of dit zo is, aldus De Telegraaf. De Telegraaf meldt ook dat het Ministerie van SZW aangeeft dat het arbeidsongeschiktheidsfonds ook gebruikt mag worden om andere gaten te vullen. Zo is de premie bijvoorbeeld in 2025 ook omhooggegaan om de geschrapte btw-verhoging op cultuur te dekken. Wat nu? Vraag is nu of het verstandig is om aan te sluiten bij dit initiatief. Dit is een afweging die u zelf moet maken. Als u daarover twijfelt, neem dan contact met onze adviseurs op, zodat u daarna een weloverwogen beslissing kunt nemen. Let op! Weet wel dat de initiatiefnemers een bijdrage vragen voor het aansluiten bij hun initiatief. Het is dus niet kosteloos en de kans op succes is uiteraard niet gegarandeerd. Wilt u dat onze adviseurs een procedure starten, dan kan dat uiteraard ook, maar ook daar zijn kosten aan verbonden.
15 april 2025
Als een bv een auto aan zijn dga verkoopt, moet dit voor de dividendbelasting/inkomstenbelasting tegen de werkelijke waarde van de auto. Voor de btw ligt dit anders. Ligt het verkoopbedrag voor de btw echter onder de werkelijke waarde van de auto, dan kan in bepaalde gevallen een naheffing btw volgen. Of dit gebeurt, is niet zeker, maar hangt af van de vraag of sprake is van misbruik van recht. Twee gerechtshoven en een rechtbank oordeelden hier verschillend over. Aankoop via verkapt dividend In een zaak voor Gerechtshof Amsterdam nam een dga de auto van zijn bv over tegen een prijs van € 15.000, terwijl de waarde van de auto € 75.000 bedroeg. Voor de rest van de waarde werd voor de dividendbelasting verkapt dividend in aanmerking genomen. De bv berekende alleen btw over € 15.000, maar de Belastingdienst legde aan de bv een naheffingsaanslag btw op over het meerdere van € 60.000. In een andere zaak voor Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch werd een auto met een waarde van € 29.750 aan de dga verkocht voor € 2.624. Ook nu werd voor de rest (€ 27.126) van de waarde verkapt dividend in aanmerking genomen voor de dividendbelasting. De bv droeg over € 29.750 btw af, maar ging tegen de btw-afdracht over € 27.126 in bezwaar. Gerechtshoven oordelen verschillend Op de vraag of over de werkelijke waarde of over de lagere overeengekomen prijs btw moest worden afgedragen, kwamen de gerechtshoven niet tot hetzelfde oordeel. Gerechtshof Amsterdam oordeelde dat in de casus die daar voorlag sprake was van misbruik van recht en stelde de Belastingdienst in het gelijk. Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch vond dat er in de casus die daar voorlag, geen sprake was van misbruik van recht en stelde de bv in het gelijk. Wanneer misbruik van recht? Misbruik van recht kan worden aangenomen als in strijd met doel en strekking van de wet een belastingvoordeel wordt behaald én het doel van de transactie waarmee dit voordeel wordt behaald ook is om dit voordeel te behalen. Als er een ander wezenlijk doel is, zal niet snel sprake zijn van misbruik van recht, ook niet als daarbij toch een belastingvoordeel wordt behaald. Gerechtshof Amsterdam: misbruik van recht Gerechtshof Amsterdam vond dat in de voorliggende casus aan deze definitie was voldaan. De zakelijke motieven die de bv bij het gerechtshof aanvoerde, verklaarden niet waarom de auto tegen een abnormaal lage vergoeding was verkocht. Naar het oordeel van het gerechtshof was het doel van de transactie dan ook gelegen in het belastingvoordeel van de lagere btw voor de dga. In deze casus speelde mee dat tussen de aankoop van de auto door de bv en de verkoop aan de dga tegen de lage vergoeding slechts een paar maanden gelegen was. Daarnaast verkocht de bv ook in latere jaren nog verschillende auto’s binnen korte tijd na aankoop aan de dga voor telkens een abnormaal lage vergoeding. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch: géén misbruik van recht Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch vond dat in de voorliggende casus geen sprake was van misbruik van recht. De stelling van de Belastingdienst dat de auto overgedragen was tegen een abnormaal lage vergoeding was hiervoor onvoldoende. In die casus had de bv eind 2015 de auto gekocht en eind 2020 (vijf jaar later dus) verkocht aan de dga. Het hoofddoel van de verkoop was volgens de bv de toekomstige stijging van het bijtellingspercentage in de loonheffing, waardoor het niet langer aantrekkelijk was om de auto in de bv aan te houden. De Belastingdienst kon ook niet aannemelijk maken dat het btw-belastingvoordeel het hoofddoel was. Let op! Rechtbank Noord-Nederland heeft in een soortgelijke casus ook geoordeeld dat geen sprake was van misbruik van recht. In die casus had de bv als doel van de verkoop gegeven dat het afschrijvingspotentieel van de auto bereikt was en de fiscale bijtelling een aanzienlijke last voor de dga vormde. De rechtbank achtte deze verklaring geloofwaardig en oordeelde daarom dat het wezenlijke doel van de verkoop van de auto niet het besparen van btw was. Wachten op uitspraak Hoge Raad Het wachten is nu op de Hoge Raad. In ieder geval tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam is beroep in cassatie ingesteld. We houden u uiteraard op de hoogte.
Meer posts