1 Tips voor alle belastingplichtigen

14 november 2023

1. Tips voor alle belastingplichtigen

1.        Voorkom dat heffingskortingen verloren gaan

Sinds 2023 krijgt een belastingplichtige met weinig inkomen de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting niet meer gedeeltelijk uitbetaald, ook niet als de fiscale partner voldoende belasting betaalt. Degenen die vóór 1 januari 1963 geboren zijn, hebben nog wel recht op uitbetaling van de algemene heffingskorting, mits de partner voldoende belasting betaalt. Voor die groep geldt echter ook dat geen recht bestaat op uitbetaling van de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

 

Hoe kunt u het verlies aan heffingskortingen voorkomen? Heeft uw partner geen of onvoldoende eigen inkomsten, maar beschikt u samen met uw partner over belastbaar vermogen, dan kunt u hiermee het verlies aan heffingskortingen (deels) voorkomen. U doet dit door in de aangifte het vermogen geheel of gedeeltelijk aan de partner zonder of met weinig eigen inkomsten toe te rekenen. Dit vermogen wordt namelijk belast in box 3, zodat uw partner toch over inkomsten beschikt. De heffingskortingen verminderen dan de belasting die wordt berekend over de box 3-inkomsten.

 

2.        Cluster uw zorgkosten

Zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Er geldt wel een drempel, die afhankelijk is van de hoogte van uw inkomen. Hoe hoger uw inkomen, hoe hoger de drempel. Alleen zorgkosten die boven de drempel uitstijgen, zijn aftrekbaar.

 

Het is daarom aantrekkelijk zorgkosten zo mogelijk binnen een jaar te clusteren. Koopt u bijvoorbeeld in 2023 een nieuw gehoorapparaat en laat u in 2024 uw gebit renoveren, dan heeft u in beide jaren te maken met de drempel. Dit levert meestal minder aftrek op dan wanneer u beide uitgaven in één jaar doet. Het betalingsmoment is beslissend voor het jaar van aftrek.

 

3.        Koop nog dit jaar een lijfrente

De fiscaal aftrekbare bedragen bij aankoop van een lijfrente zijn dit jaar fors verhoogd. Voor degene met een pensioentekort is de fiscale jaarruimte voor de aftrek van lijfrentepremies in 2023 verhoogd naar 30% van het inkomen waarmee u spaart voor uw pensioen. De maximale jaarruimte is in 2023 bovendien gestegen van € 15.317 naar € 34.550.

 

Een andere verruiming is dat u tot vijf jaar na het bereiken van uw AOW-leeftijd lijfrentepremies kunt aftrekken. Tot 2023 kon dit tot aan uw AOW-leeftijd.

 

Ook kunt u in 2023 tot tien jaar terug gebruikmaken van de jaarruimte voor aftrek van lijfrentepremies. Tot 2023 was dit zeven jaar. Heeft u de afgelopen tien jaar dus niet de volledige jaarruimte benut voor de aankoop van een lijfrente, dan kan dit alsnog. Ook dit inhaalbedrag is fors verhoogd van € 8.065 naar maximaal € 38.000.

 

Koopt u een lijfrente of stort u een bedrag op uw lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht, dan creëert u daarmee een extra aftrekpost. Het pensioenopbouwtekort wordt bepaald aan de hand van de jaar- en reserveringsruimte. U kunt deze ruimte berekenen op de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). Als u voldoet aan de voorwaarden voor aftrek, kunt u de premie in 2023 aftrekken tegen maximaal 49,5%. Lijfrentes blijven ook de komende jaren gewoon aftrekbaar tegen het tabeltarief. Als u nu de premie kunt aftrekken tegen 49,5% en zijn de uitkeringen vanwege een daling van uw inkomen te zijner tijd belast tegen 36,97%, dan bedraagt het tariefvoordeel 12,53%-punt.

 

Let op!

De betaalde bedragen zijn alleen aftrekbaar als sprake is van onvoldoende pensioenopbouw.

 

Tip!

Zorg dat u de lijfrentepremies in 2023 betaalt! Alleen dan kunt u deze nog in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting 2023. Bovendien betaalt u minder belasting in box 3 als de onttrokken financiële middelen bestonden uit beleggingen. 

 

Let op!

De betaalde lijfrentepremie vermindert de te betalen belasting, maar niet de te betalen premie Zvw. Over de lijfrente-uitkering betaalt u bij ontvangst wel premie Zvw. Dit betekent een dubbele heffing, voor zover uw inkomen bij uitbetaling van de lijfrentetermijnen onder de Zvw-premiegrens valt en u nu de Zvw-premiegrens nog niet heeft bereikt. Hierdoor wordt het nettorendement van de lijfrente kleiner.

 

Bepaalde heffingskortingen zijn inkomensafhankelijk. Zo is uw algemene heffingskorting mogelijk hoger door de aftrek van een lijfrentepremie. Boven een inkomen van € 73.031 heeft de lijfrentepremieaftrek in 2023 geen effect meer op de algemene heffingskorting. 

 

4.        Cluster uw giften of schenk periodiek

Giften aan goede doelen zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Ook voor giften geldt een drempel. Alleen het bedrag aan giften boven deze drempel is aftrekbaar. De drempel bedraagt 1% van uw verzamelinkomen vóór aftrek van persoonsgebonden aftrekposten, met een minimum van € 60. Voor giften geldt ook een plafond (maximum) van 10% van het verzamelinkomen vóór aftrek van persoonsgebonden aftrekposten.

 

Tip!

U kunt giften over meerdere jaren beter clusteren, zodat u maar één jaar met de drempel te maken heeft. Komt u met uw giften boven het plafond van 10% van uw inkomen uit, dan is het juist beter uw giften over meerdere jaren te spreiden.

 

Periodieke giften zijn giften aan goede doelen (meestal ook aan verenigingen met minimaal 25 leden) in de vorm van vaste en gelijkmatige periodieke betalingen die uiterlijk eindigen bij overlijden. Deze giften kunt u aftrekken als u gebruikmaakt van een notariële of onderhandse akte van schenking. Hierin moet zijn aangegeven dat de gift over een periode van minstens vijf jaar wordt verstrekt. Voor periodieke giften geldt geen drempel en ook geen plafond. Stelt u een onderhandse akte op, dan geldt wel een aantal eisen. Een dergelijke akte kunt u downloaden vanaf de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl), zoekterm ‘overeenkomst periodieke giften’. De aftrek van periodieke giften is sinds 1 januari 2023 gemaximeerd tot € 250.000 per huishouden per jaar.

 

Let op!

Bent u vóór 4 oktober 2022 16:00 uur een periodieke gift aangegaan, dan is deze tot 2027 nog helemaal aftrekbaar.

 

Tip!

Schenk periodiek als u geen last wilt hebben van de drempel of het plafond.

 

5.        Maak uw (klein)kinderen blij met een schenking

Profiteer ook dit jaar nog van de jaarlijkse schenkvrijstelling in de schenkbelasting. Zo kunt u in 2023 uw kinderen belastingvrij € 6.035 schenken en uw kleinkinderen of derden € 2.418.

 

Let op!

Komt het huwelijk of geregistreerd partnerschap van uw kind ten einde door overlijden, dan geldt voor het ex-schoonkind nog steeds het tarief dat geldt voor kinderen. Ook de vrijstellingen die voor kinderen gelden, zijn voor het ex-schoonkind dan nog steeds van toepassing. Een en ander geldt niet als het huwelijk of geregistreerd partnerschap door echtscheiding is ontbonden.

 

Voor kinderen tussen 18 en 40 jaar geldt voor 2023 een eenmalige verhoging van het bedrag van € 6.035 tot:

§ € 28.947;

§ € 60.298, indien het bedrag gebruikt wordt voor een studie;

§ € 28.947, indien het bedrag gebruikt wordt voor een eigen woning.

 

Voor de leeftijdsgrens is bij schenking van een periodieke uitkering de leeftijd bepalend bij het aangaan van de schenkingsovereenkomst. Degene die de schenking ontvangt, moet dus op dat moment aan de leeftijdsgrens voldoen en dus tussen de 18 en 40 jaar oud zijn, waarbij de 40ste verjaardag nog meetelt.

 

Let op!

De eenmalige schenking ten behoeve van de eigen woning is in 2023 verlaagd naar € 28.947 en wordt per 2024 afgeschaft.

 

Er gelden overgangsregelingen waarmee het gebruik van de schenking voor de eigen woning kan worden opgerekt:

§ De eenmalige schenking voor een eigen woning hoeft niet volledig te worden benut in één kalenderjaar, dat mag in drie opeenvolgende jaren. Voor schenkingen die voor het eerst in 2021 of 2022 plaatsvonden maar waarvoor nog niet het maximumbedrag van de vrijstelling is benut, mag in 2023 nog een aanvullende schenking plaatsvinden tot het maximum dat in 2022 gold.

§ Schenkingen voor de eigen woning moeten worden besteed in uiterlijk het tweede jaar na het jaar waarin voor het eerst een beroep op de verhoogde vrijstelling is gedaan. Als u in 2022 voor het eerst heeft geschonken onder deze vrijstelling, moet deze schenking uiterlijk in 2024 worden gebruikt. Dat geldt ook voor de eventuele aanvulling die in 2023 wordt gedaan indien in 2022 nog niet de volledige vrijstelling is benut.
 

Let op!

De vrijstelling van € 28.947 ten behoeve van een eigen woning geldt ook voor andere personen dan de eigen kinderen. Houd wel rekening met de voorwaarden van deze schenking. De schenking kan eveneens worden toegepast indien het kind ouder is dan 40, maar een partner heeft tussen de 18 en 40 jaar oud.

 

Vanaf 2024 zijn giften in natura met een waarde van meer dan € 10.000 alleen nog aftrekbaar als er een objectieve waardebepaling heeft plaatsgevonden. Deze moet blijken uit een onafhankelijk taxatierapport of factuur. Voor fiscale partners wordt de grens gesteld op € 20.000. De voorgestelde aanscherping geldt zowel voor de giftenaftrek in de inkomsten- als in de vennootschapsbelasting. Wilt u deze extra kosten vermijden, schenk dan uw gift in natura nog in 2023.

 

Tip!

Schenkt u nog in 2023, dan vermindert de schenking uw vermogen in box 3, wat bij u tot belastingbesparing in 2024 kan leiden. Dit is vooral het geval als de onttrokken financiële middelen bestonden uit beleggingen. Indien de ontvanger van de schenking het bedrag per 1 januari nog niet heeft besteed, maakt het wel onderdeel uit van diens box 3-vermogen.

 

 

6.        Koop waardevolle zaken voor persoonlijk gebruik nog dit jaar

Alle roerende zaken die u voor persoonlijke doeleinden gebruikt of verbruikt, hoeft u niet op te geven in box 3. Bij roerende zaken kunt u denken aan inboedel, een auto, boot of caravan, maar bijvoorbeeld ook aan juwelen of een duur horloge. Bent u van plan binnenkort een dure aankoop te doen, dan kan dit een belastingbesparing opleveren in box 3. Dit is vooral het geval als de onttrokken financiële middelen bestonden uit beleggingen.

 

Let op!

Zorg in dat geval dat u deze aanschaf uiterlijk 31 december 2023 heeft gedaan en betaald.

 

7.        Beleg groen in box 3

Wilt u uw box 3-vermogen verlagen, denk dan ook eens aan groene beleggingen. Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling in box 3 van maximaal € 65.072 (bedrag 2023). Heeft u een fiscale partner, dan bedraagt de vrijstelling voor u en uw partner gezamenlijk zelfs het dubbele (€ 130.144). Ook een minderjarig kind heeft zelfstandig recht op deze vrijstelling. Naast de vrijstelling in box 3 heeft u ook nog recht op een heffingskorting van 0,7% van het vrijgestelde bedrag in box 3.

Houd in uw achterhoofd dat de vrijstelling vanaf 2024wordt verlaagd naar € 30.000 (voor partners € 60.000).

 

In het kader van de tijdelijke box 3-regeling mag u de vrijstelling voor groene spaartegoeden en beleggingen eerst toerekenen aan de groene beleggingen en daarna aan de groene spaartegoeden.

 

Let op!

De vrijstelling geldt niet voor de vermogenstoets in de toeslagen.

 

8.        Overweeg de oprichting van een beleggings-bv

Heeft u op dit moment veel laagrenderende overige bezittingen in box 3, overweeg dan of de oprichting van een beleggings-bv raadzaam is om deze overige bezittingen daar vóór 31 december 2023 in te storten. Zo mist u de peildatum van 1 januari 2024 in box 3. In box 3 wordt u namelijk verondersteld een relatief hoog forfaitair rendement te realiseren, terwijl u in de bv alleen betaalt over uw daadwerkelijk ontvangen opbrengsten. Bij een laag rendement zal de belastingdruk in de bv dan veelal lager uitvallen. Een simpele berekening of u moet kiezen voor een bv of niet is echter niet te maken, omdat dit afhankelijk is van vele factoren, waaronder de hoogte van uw werkelijke rendement, de aard van uw overige bezitting, de uitkomst van de lopende procedure bij de Hoge Raad over de box 3-heffing over werkelijk rendement, et cetera. De beoordeling of de oprichting van een beleggings-bv nog raadzaam is, is daarom niet eenvoudig. Onze adviseurs kunnen de diverse scenario’s voor uw individuele situatie voor u beoordelen en met u bespreken om zo een keuze te kunnen maken om wel of niet in 2023 nog actie te ondernemen.

 

Let op!

Per 1 januari 2025 worden fondsen voor gemene rekening fiscaal transparant wanneer ze niet over een AFM-vergunning beschikken én onder toezicht staan van De Nederlandsche Bank (DNB). Denk hierbij onder andere aan de zogeheten familiefondsen (OFGR). Dit houdt in dat de beleggingen die worden gehouden door dergelijke fondsen, direct bij de participanten worden belast in box 3 in plaats van box 2. Het fonds zelf is niet meer belastingplichtig. Voor de (inkomsten)belasting die als gevolg van deze wijziging is verschuldigd, komen er overgangsfaciliteiten.

 

 

 

Let op!

Bij een bv en bij een OFGR zijn oprichtingskosten gemoeid en ook kosten voor instandhouding, bijvoorbeeld voor het jaarlijks (laten) maken van een jaarrekening. Bij de bv is tevens, om de laagrenderende overige bezittingen na verloop van tijd belastingvrij naar privé te halen, een gang naar de notaris nodig. Bij de keuze voor de bv- en bij de OFGR-variant is het belangrijk deze kosten af te trekken van de jaarlijkse voordelen om te bepalen of het geheel voor u aantrekkelijk is.

 

Tip!

Een beleggings-bv zorgt er ook voor dat de laagrenderende overige bezittingen niet meer meetellen voor de vermogenstoets voor de toeslagen en de vermogenstoets voor de eigen bijdrage bij het verblijf in een verzorgingsinstelling. Voor de omvang van het vermogen wordt daarbij in beginsel uitgegaan van de grootte ervan zoals dat twee jaren eraan voorafgaand was.

 

9.        Houd rekening met vermogenstoets toeslagen

Lagere inkomens hebben vaak recht op een of meer toeslagen. We kennen de zorgtoeslag, de huurtoeslag, de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget. Voor alle toeslagen, behalve de kinderopvangtoeslag, geldt een zogenaamde vermogenstoets. Dit betekent dat u geen recht heeft op de toeslag als uw vermogen te groot is. De toetsingsdatum is 1 januari. Voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget geldt voor 2023 een toetsingsvermogen van maximaal € 127.582. Heeft u een partner, dan geldt een maximum van € 161.329. Voor de huurtoeslag geldt een maximumvermogen van € 33.748 (respectievelijk € 67.496 als u een partner heeft). Voor de huurtoeslag mag ook een medebewoner niet méér dan € 33.748 aan vermogen hebben. De genoemde maxima zullen voor het jaar 2024 iets hoger liggen.

 

Tip!

Heeft u een vermogen rond de genoemde maxima én recht op een of meer toeslagen, dan kan het raadzaam zijn uw vermogen te verminderen door bijvoorbeeld een deel van uw hypotheek af te lossen of een geplande, grotere aankoop naar voren te halen. Ook kan het voor ondernemers raadzaam zijn om binnen de fiscale mogelijkheden minder vermogen uit het bedrijf naar privé over te brengen.

Ook een spaar-bv zorgt ervoor dat vermogen niet meetelt voor de vermogenstoets voor de toeslagen en de vermogenstoets voor de eigen bijdrage bij het verblijf in een verzorgingsinstelling. Overleg met uw adviseur of het rendabel is hiervoor een spaar-bv op te richten.

 

10.      Bespaar belasting in box 3 en voorkom belastingrente

Controleer uw voorlopige aanslag 2023. Is de aanslag te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan. Als u ervoor zorgt dat u uw voorlopige aanslag nog in 2023 betaalt, leidt dat tot een lager vermogen per 1 januari 2024 en bespaart u mogelijk belasting, zeker nu het tarief in box 3 per 2024 stijgt naar 36%. In box 3 levert dit vooral een voordeel op als de onttrokken financiële middelen bestonden uit beleggingen. Ook rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2024 een rente van 6% over uw aanslag 2023 en het voornemen is zelfs om dit te verhogen tot 7,5%. Dit is hoog, zeker in vergelijking met de rente op een spaarrekening. Voorkom dus dat u deze hoge belastingrente verschuldigd wordt en controleer of uw voorlopige aanslag 2023 juist is.

 

Tip!

Vraag ook een nieuwe, lagere voorlopige aanslag aan als uw voorlopige aanslag te hoog is. In tegenstelling tot vroeger kunt u niet ‘sparen’ bij de Belastingdienst. De Belastingdienst vergoedt namelijk over het algemeen geen rente meer over een te hoge aanslag.

Als u de aanslag meer dan acht weken vóór het einde van het jaar aanvraagt en de Belastingdienst slaagt er niet in de aanslag tijdig op te leggen zodat u nog dit jaar kunt betalen, mag u op 1 januari toch rekening houden met deze belastingschuld.

 

Let op!

Heeft u in verband met uw bank- en spaartegoeden in box 3 al een voorlopige aanslag 2023 of vraagt u deze binnenkort aan? Dan is het raadzaam om begin 2024 de situatie nogmaals onder de loep te nemen. Bij de voorlopige aanslag zal namelijk zijn gerekend met het voorlopige percentage voor inkomsten uit bank- en spaartegoeden (0,36%). Het werkelijke percentage wordt na afloop van 2023 bepaald. Op basis van de huidige situatie zal dit percentage definitief worden vastgesteld op circa 0,8. Dat betekent dat u nog moet bijbetalen. Doet u dat pas later omdat u bijvoorbeeld uitstel heeft om uw aangifte in te dienen, dan zal de Belastingdienst (waarschijnlijk) 7,5% belastingrente in rekening brengen. En dat terwijl u bij de eerste opgave wellicht het goede vermogen heeft opgegeven.

 

11.      Verbruiksbelasting op alcoholvrije drank omhoog in 2024

De verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken wordt per 1 januari 2024 verhoogd en wel met € 17,30 per 100 liter. Hierdoor stijgt de accijns van € 8,83 naar € 26,13 per 100 liter.

 

De verhoging geldt voor de volgende producten:

§ limonade (inclusief siroop)

§ frisdrank

§ vruchtensappen

§ groentesappen

§ alcoholvrij bier

§ alcoholarm bier met 0,5% of minder alcohol

§ andere dranken met maximaal 1,2% alcohol

 

Let op!

Voor mineraalwater komt de verbruiksbelasting van € 8,83 per 100 liter per 1 januari 2024 juist te vervallen.

 

12.      Accijns alcoholhoudende dranken en tabak omhoog

Ook de accijns op alcoholhoudende drank gaat in 2024 omhoog en wel met ruim 8%. De accijns op tabak wordt extra verhoogd, naast de verhoging die al in het vorige Belastingplan was aangekondigd.

 

13.      Kijk uit met peildatumarbitrage

Onder het huidige box 3-systeem zijn er drie inkomenscategorieën met elk hun eigen fictieve rendement:

§ Bank- en spaartegoeden: 0,36% (voorlopig)

§ Overige bezittingen: 6,17%

§ Schulden: -2,57% (voorlopig)

 

De samenstelling van het vermogen – en daarmee de box 3-heffing – wordt eens per jaar, in januari, vastgesteld. Door de verschillende rendementen op de verschillende categorieën is het aanlokkelijk om op de peildatum de samenstelling van het vermogen tijdelijk te wijzigen. Dat wordt peildatumarbitrage genoemd.

 

Om dat tegen te gaan, is er antimisbruikwetgeving. Die ziet op twee verschillende situaties:

-      Overige bezittingen worden vóór 1 januari omgezet in banktegoeden en na 1 januari weer ingewisseld voor overige bezittingen (hoeft niet exact dezelfde soort bezitting te zijn);

-      Vóór 1 januari wordt een schuld aangegaan, het geld wordt op een bankrekening gezet en na 1 januari wordt de lening daarmee weer afgelost.

 

Als tussen het heen en weer wisselen minder dan drie maanden verstrijkt, wordt de transactie die heeft plaatsgevonden vóór 1 januari geacht niet te hebben plaatsgevonden. Dit geldt niet als er een zakelijke reden kan worden aangetoond.

 

Wees daarom bedacht op deze maatregel, want soms kan het onbedoeld plaatsvinden en vervelende consequenties hebben.

 

14.      DAC7: informatieverplichting digitale platformen

Per 1 januari 2023 is DAC7 in werking getreden. Dit is een nieuwe Europese richtlijn die de fiscale transparantie in de digitale economie moet verbeteren. Digitale platformen worden door toepassing van deze richtlijn verplicht om gegevens van hun verkopers te verzamelen en te verstrekken aan de Belastingdienst. In 2024 moeten platformexploitanten voor het eerst rapporteren.

 

Let op!

Van nieuwe verkopers die vanaf 2023 gebruikmaken van uw platform moet u direct de gegevens verzamelen met ingang van dit jaar. Deze moet u vervolgens uiterlijk op 31 januari 2024 verstrekken aan de Belastingdienst. Zorg er daarom voor dat u hierop bent voorbereid en niet deze gehele administratie nog in januari 2024 in orde moet brengen.

 

Voor de verkopers die al voor 2023 geregistreerd stonden bij uw platform vangt de gegevensverzameling één jaar later aan, waardoor u – eenmalig – deze gegevens uiterlijk op 31 januari 2025 moet verstrekken aan de Belastingdienst.


 The body content of your post goes here. To edit this text, click on it and delete this default text and start typing your own or paste your own from a different source.

4 juli 2025
Aankondiging maatregelen 8 e Actieprogramma Onlangs zijn de hoofdlijnen van het 8 e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (8 e AP) bekend gemaakt. Het 8 e AP is een belangrijke basis voor de mestregels voor de periode 2026 t/m 2029 en daardoor ook voor u van belang. Doel en procedure 8 e AP Iedere EU-lidstaat moet, met een Actieprogramma Nitraatrichtlijn, aangeven welke maatregelen genomen worden om de waterkwaliteit verder te verbeteren. Het 8 e AP gaat over de periode 2026 t/m 2029 en moet voor 1 januari 2026 definitief zijn. Niet alle maatregelen zullen direct ingaan. De aangekondigde maatregelen zijn pas van toepassing als deze in Nederlandse wet- en regelgeving zijn opgenomen. Insteek minister van LVVN De minister wil de huidige maatregelen uit het 7 e AP en de derogatiebeschikking voortzetten. Dit betekent voor u dat de meeste huidige ‘mestregels’ van toepassing blijven. De minister geeft daarnaast aan dat aanvullende (generieke) maatregelen nodig zijn om de waterkwaliteit verder te verbeteren. Is de waterkwaliteit in uw gebied in orde? Dan kunt u te maken krijgen met versoepelingen. Echter, dit zal vooralsnog beperkt zijn. Voorgestelde (generieke) maatregelen Zoals aangegeven blijven de meeste (generieke) maatregelen voor u van toepassing. De minister heeft onlangs enkele specifieke maatregelen benoemd. Bufferstroken De verplichte bufferstroken blijven van toepassing. Ligt uw bedrijf in een gebied met klei of veen? En is de waterkwaliteit goed? Dan wordt de verplichte bufferstrook mogelijk 1 meter (i.p.v. standaard 3 meter). Rustgewassen Op de zandgronden ‘noord’ en ‘midden’ blijft, vanuit de mestregels, de 1:4-teelt van rustgewassen gelden. Heeft u een bedrijf in het zuidelijk zandgebied of op löss? Dan moet u waarschijnlijk rustgewassen telen volgens een 1:3-teelt. Misschien dat u ook kunt kiezen voor een 2:6-teelt. Waarschijnlijk mag u dan, binnen een periode van 6 jaar, zelf kiezen in welke twee jaar u het rustgewas teelt. De regel is dan iets soepeler, maar nog steeds een flinke aanscherping van de 1:4-eis. Stikstofgebruiksnorm Bepaalde stikstofgebruiksnormen worden verlaagd. De aanpassingen worden afhankelijk van de grondsoort, het gewas en de waterkwaliteit. Heeft u een bedrijf in het zuidelijk zandgebied of op löss? En past u graslandvernietiging toe? Dat wordt de stikstofnorm van het opvolgende gewas waarschijnlijk afhankelijk van de aanwezige hoeveelheid stikstof in de bodem. Fosfaatgebruiksnorm U kunt met een aanscherping van de fosfaatnorm te maken krijgen als uw bedrijf in een gebied ligt waar de fosfaatnorm van het oppervlaktewater nog niet gehaald wordt. Ook kan het zijn dat u infiltratiegreppels aan moet leggen om afspoeling van fosfaat te voorkomen. Dit laatste geldt dan waarschijnlijk bij de teelt van bepaalde gewassen op bouwland. Vanggewas na mais op alle klei- een veengrond Het plan is om de verplichting voor de teelt van een vanggewas na mais verder uit te breiden naar alle klei- en veengronden. Op klei/veen geldt deze verplichting op dit moment alleen als u derogatie heeft en het perceel in een NV-gebied ligt. Behoud grasland Grasland heeft t.o.v. bouwland een positief effect op de waterkwaliteit. Het voornemen is dan ook om maatregelen te nemen om het areaal grasland te behouden. Op dit moment is nog niet bekend hoe dit wordt uitgewerkt. Ongetwijfeld bent u benieuwd welke maatregelen voor u gaan gelden. Houdt de berichtgeving goed in de gaten. Start doelsturing in 8 e Actieprogramma De minister en de sector willen op termijn naar een systeem op basis van doelsturing. Het is de bedoeling dat in het 8 e AP de eerste stappen worden gezet voor doelsturing op het gebied van de waterkwaliteit. Systeem doelsturing Met doelsturing is het de bedoeling dat u op uw bedrijf aan (bedrijfsspecifieke) doelen voldoet op het gebied van bijvoorbeeld mineralenverliezen, waterkwaliteit en/of ammoniakemissie. U bepaalt, binnen kaders, zelf welke maatregelen u neemt om deze doelen te bereiken. Bij een goed werkend systeem en goede resultaten kunnen (generieke) maatregelen verminderen. Doelsturing binnen het 8 e AP Binnen het 8 e AP is het de bedoeling dat een aantal bedrijven vrijwillig kunnen deelnemen aan doelsturing op bedrijfsniveau, dat gericht is op het verbeteren van de waterkwaliteit van het grondwater. Het gaat hierbij om doelsturing bij de teelt van gewassen. Alternatief systeem kan leiden tot minder generieke maatregelen Met dit alternatieve systeem moet u uw keuzes, bijvoorbeeld het bemestingsniveau, onder andere baseren op N-mineraalmetingen en het stikstofbodemoverschot. Als u hiermee bepaalde resultaten haalt, kunnen in 2029 enkele generieke maatregelen voor u wellicht vervallen. Dit systeem van doelsturing moet nog verder worden uitgewerkt. Heeft u interesse in doelsturing? Houd de verdere ontwikkelingen in de gaten. Eerste uitwerking ‘van het stikstofslot af’ De stikstofproblematiek in Nederland is al jaren enorm groot. Onlangs heeft de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel haar eerste plannen, om Nederland van het stikstofstofslot te halen, bekend gemaakt. Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel Het kabinet heeft begin dit jaar deze commissie aangesteld. De commissie bestaat uit diverse ministers en staatssecretarissen van het huidige kabinet. Aanpak via vier sporen De commissie heeft in haar eerste plannen gekozen voor een ‘viersporenaanpak’. De aanpak, en de maatregelen die hieruit volgen, moeten nog verder worden uitgewerkt. De vier sporen zijn: · Spoor 1: aanpassing van het vergunningenstelsel. · Spoor 2: maatregelenpakket natuurbehoud en -herstel. · Spoor 3: impact van uitspraken (intern salderen). · Spoor 4: inzet op Europees niveau. Maatregelen landbouwsector Vooral binnen ‘spoor 2’ worden maatregelen voor de landbouwsector genoemd, zoals: · Vrijwillige extensiveringsregeling melkveehouderij. · Nieuwe vrijwillige beëindigingsregeling. · Verdere ontwikkeling doelsturing. · Regionale aanpak, zoals het instellen van een zone (250 meter) rondom de natuurgebieden de Veluwe en de Peel, waarvoor extra opgaven gaan gelden. · Extra budget voor Agrarisch natuurbeheer voor gebieden ‘met de hoogste prioriteit’. Nadere besluitvorming in augustus 2025 De commissie werkt de komende maanden de vergunningssystematiek en de maatregelen verder uit. In augustus worden vervolgbesluiten genomen. Ook komt er dan meer duidelijkheid over de financiering van de maatregelen. Daarnaast worden dan de benodigde wijzigingen in wet- en regelgeving in gang gezet. Wilt u eens sparren over ‘stikstof’ en de eventuele gevolgen/mogelijkheden voor uw bedrijf? Neem dan contact met ons op. Vanaf 2026 controle gewasrotatie-eis GLMC 7 Vanaf 2026 zullen veel bedrijven te maken hebben met de gewasrotatie-eis uit het GLB. Dit geldt ook voor huidige derogatiebedrijven die vanaf 2026 grasland omzetten in bouwland en daardoor onder de 75% gras komen. Gewasrotatie-eis GLMC 7 Als u GLB-subsidies wilt ontvangen moet u aan de conditionaliteiten voldoen, zoals de gewasrotatie-eis vanuit GLMC 7. Hiervoor moet u aan de volgende voorwaarden voldoen: · Op minimaal 1/3 van uw bouwland moet u, op bedrijfsniveau, jaarlijks een ander gewas (andere gewascode) telen dan in het voorgaande jaar. Dit mag u ook invullen met een volgteelt na de hoofdteelt, mits u de volgteelt laat staan tot de hoofdteelt in het opvolgende jaar. · Op ieder perceel bouwland moet u ieder vierde jaar een ander gewas (andere gewascode) als hoofdteelt telen. Heeft u meer dan ‘75% gras’? Dan bent u vrijgesteld van bovenstaande twee voorwaarden. Rustgewas op zand- en lössgrond blijft verplicht Heeft u percelen op zand- of lössgrond? Dan moet u ook voldoen aan de rustgewasverplichting vanuit de ‘mestwetgeving’. Vanaf 2026 controle op andere hoofdteelt Voor de voorwaarde ‘op ieder perceel bouwland ieder vierde jaar een ander gewas (gewascode) als hoofdteelt’ kijkt RVO naar de afgelopen drie jaar. Of u in die drie jaar een vrijstelling heeft gehad of het perceel uit gebruik heeft gegeven maakt geen verschil. Gewascode is ander gewas Als in 2023 t/m 2025 op een perceel altijd hetzelfde gewas is geteeld, dan moet u in 2026 een ander gewas (gewascode) telen. De gewascode is leidend. Hierdoor kunt u bijvoorbeeld i.p.v. snijmais (gewascode 259) MKS (gewascode 1935) telen. Let op dat de uitgevoerde teelt en de registratie aansluiten op de daadwerkelijke situatie. Aantal gewassen vrijgesteld De volgende gewassen zijn vrijgesteld van de rotatieplicht: gras, kruidachtige voedergewassen, bepaalde meerjarige teelten en braak. Deze gewassen mag u wel vier jaar achter elkaar telen. Aandachtspunt derogatiebedrijven In 2026 is derogatie niet meer van toepassing. Heeft u nu derogatie en wilt u vanaf 2026 grasland omzetten naar bouwland en komt u hierdoor onder de 75% grasland? Dan is de vrijstelling voor GLMC 7 niet meer van toepassing. Door de gewasrotatie-eis is continuteelt van bijvoorbeeld snijmais niet meer mogelijk. Heeft u nu derogatie? Let op uw vrijstelling als u in 2026 grasland wil omzetten. Ondersteuning schapensector De schapensector heeft het financieel zwaar. Aangezien de schapenhouderij een belangrijke publieke waarde heeft wil de minister de schapenhouders ondersteunen. Actieplan Schaap Voor de korte termijnondersteuning worden over de jaren 2024 en 2025 geen I&R-heffingen geïnd voor ‘UBN schaap’ en bijbehorende geboorte- en aanvoermeldingen. Voor de langere termijn is de inzet om de vergoeding voor publieke diensten in het kader van natuur- en landschapsbeheer te verhogen. Daarnaast wil de minister de sector ondersteunen bij de marktontwikkeling voor duurzame producten, zodat de schapenhouders (op termijn) een betere prijs ontvangen. Over 2024 en 2025 hoeft u geen I&R-heffingen te betalen voor ‘UBN schaap’. Het bedrag per bedrijf is vaak niet hoog, maar het geeft wel aan dat de minister de sector wil ondersteunen. Doorgeven wijzigingen GO De indieningsperiode voor de Gecombineerde opgave 2025 (GO) is voorbij. Welke wijzigingen kunt of moet u doorgeven en wat zijn eventuele gevolgen? Doorgeven wijzigingen U kunt t/m 15 oktober wijzigingen doorgeven door de GO aan te passen en opnieuw in te dienen. Andere gewascode als hoofdteelt Heeft u per abuis voor de hoofdteelt het verkeerde gewas opgegeven? Dan moet u de juiste gewascode doorgeven. Dit kan gevolgen hebben voor de stikstofgebruiksnorm. Het aanpassen van de gewascode heeft geen gevolgen voor de basispremie. Een ander gewascode kan wel gevolgen hebben voor de ecopremie, als voor het perceel een eco-activiteit is opgegeven die niet kan in combinatie met het aangepaste gewas. Vanggewas: wijziging gewas en/of andere zaaidatum of -periode Ook een wijziging in vanggewas (gewas en/of zaaidatum/-periode) moet u tijdig doorgeven. Een wijziging leidt niet tot een boete of korting voor ‘mest’ en het GLB, mits u aan alle voorwaarden blijft voldoen. Vergeten perceel opgeven Had u een perceel op 15 mei in gebruik en bent u dit vergeten op te geven? Dan moet u dit perceel alsnog opgeven. Voor ‘mest’ telt het perceel mee. Op het perceel kunt u geen GLB-subsidies meer aanvragen. Let op: het perceel telt wel mee voor het benodigd aantal punten en waarde binnen de ecoregeling. Intrekken eco-activiteit Voert u een eco-activiteit niet uit? Of voldoet u niet (meer) aan de voorwaarden? Dan moet u de eco-activiteit zo snel mogelijk en uiterlijk 15 oktober intrekken. Voldoet u op een deel van een perceel niet aan de voorwaarden? Dan kunt u het perceel splitsen en de eco-activiteit niet meer opgeven bij dat deel dat niet voldoet. Intrekken GLB-subsidie Voldoet een perceel of uw bedrijf niet (meer) aan bepaalde subsidievoorwaarden? Bijvoorbeeld omdat het perceel (tijdelijk) uit de landbouw wordt onttrokken? Dan moet u de aangevraagde GLB-subsidie intrekken. U haalt dan het vinkje voor de basispremie weg. Uiterlijk 15 oktober wijzigingen doorgeven RVO beoordeelt uw aangevraagde GLB-subsidies op basis van uw laatst ingediende GO. De aanvraag die u uiterlijk 15 mei hebt ingediend bepaalt wel de maximale hoogte van uw subsidies. Geef wijzigingen zo snel mogelijk en uiterlijk 15 oktober door. Heeft u vragen over eventuele gevolgen? Neem dan contact op met uw adviseur. Bedrijfsoverdracht en GLB Heeft u te maken met een bedrijfsoverdracht na 15 mei? Stel dan uw bedrijfstoeslag veilig. GLB-subsidies naar overnemer Om de subsidies door de overnemer te laten ontvangen moeten enkele zaken worden geregeld, zoals: · De overnemer is actief landbouwer op moment van overdracht. · De overdrager moet op 15 mei actief landbouwer zijn en blijven. · De GLB-aanvraag wordt overgedragen. Overzetten GO door RVO Bij een juridische wijziging, overdracht na overlijden of een overdracht naar eigen Burgerservicenummer kan RVO de GO-gegevens van de oorspronkelijke indiener overzetten. Hiervoor geldt wel een specifieke procedure van RVO. Heeft u te maken met een bedrijfsoverdracht? Neem dan contact met ons op. Naast het veiligstellen van GLB-subsidies spelen ook veel andere zaken. Kort nieuws Onderzaai bij mais telt niet als rustgewas Op zand- en lössgrond moet u eens in de vier jaar een rustgewas telen. U kunt hiervoor als hoofdteelt een aangewezen rustgewas telen. Als rustgewas telt ook: ‘een kort, vroeg geoogst gewas, gevolgd door een voor 1 september en na de oogst van de vorige teelt ingezaaid onbemest vanggewas’. Zaait u een vanggewas in als onderzaai bij de teelt van mais? Dan telt dit niet mee als rustgewas, ongeacht of u de mais vroeg oogst. De reden is dat het onbemeste vanggewas na de oogst van de hoofdteelt ingezaaid moet worden. Bij onderzaai voldoet u hier niet aan. Eco-activiteit rustgewas vanaf 2026 Teelt u een toegestaan rustgewas? Dan kunt u t/m 2025 voor het betreffende perceel in aanmerking komen voor de eco-activiteit ‘rustgewas’. Vanaf 2026 kunt u alleen voor deze eco-activiteit in aanmerking komen als u in minimaal één van de drie voorgaande jaren ook een rustgewas heeft geteeld. Dit betekent dat als u in 2026 een rustgewas teelt, dat u de eco-activiteit rustgewas alleen kunt toepassen als u in de jaren 2023, 2024 en/of 2025, op het perceel al een rustgewas hebt geteeld. Deze 1:3-eis gaat gelden voor alle grondsoorten. Handreiking BEX 2025 Past u BEX toe bij uw melkvee? Dan geldt dit jaar de ‘Handreiking BEX 2025’. Eén van de aanpassingen is dat de BEX vanaf dit jaar rekent met een hogere ammoniakemissie voor uw melkvee. Het gevolg is dat de stikstofexcretie (stikstofproductie) lager wordt. U hoeft dus minder stikstof te verantwoorden binnen uw mestbalans. Agenda T/m 30 juni • Zichtbare bedekking gras en klaver bij eco-activiteit ‘grasklaver’. T/m 31 augustus • Minimaal 80% bedekking met een toegestaan gewas bij eco-activiteit ‘groene braak’. T/m 30 september • Zichtbare bedekking gras, kruiden en vlinderbloemigen bij eco-activiteiten ‘kruidenrijk grasland’. • Zichtbare bedekking kruiden en vlinderbloemigen bij eco-activiteiten ‘kruidenrijke bufferstrook’. Voor deze eco-activiteiten geldt, t.a.v. de bedekking, een uitzondering als u op het perceel het ANLb-beheerpakket ‘plasdras voor weidevogels’ uitvoert. Uiterlijk 15 oktober • Wijzigingen GO doorgeven. Bepaalde wijzigingen doorgeven zodra dit bekend is, zoals bijvoorbeeld het intrekken van een eco-activiteit bij niet voldoen aan de voorwaarden. Over ons Wij verzorgen boekhouding, belastingaangifte en financieel advies voor ondernemers in het MKB en de agrarische sector, maar ook voor particulieren. Heeft u behoefte aan een persoonlijke adviseur die dicht bij u staat, uw behoeften begrijpt en met u meedenkt? Kijk hieronder voor de contactgegevens van een WEA vestiging bij u in de buurt. Onze kantoor: Naaldwijk Tel.0174 – 63 02 41 info@weanaaldwijk.nl WEA Accountants & Adviseurs kan niet garanderen dat deze informatie te allen tijde actueel en compleet is. WEA aanvaardt dan ook geen aansprakelijkheid voor directe of indirecte schade welke ontstaat naar aanleiding van het raadplegen van deze nieuwsbrief. Raadpleeg altijd eerst uw adviseur voordat u tot actie overgaat.
1 juli 2025
The body content of your post goes here. To edit this text, click on it and delete this default text and start typing your own or paste your own from a different source.
1 juli 2025
1. Vanaf 2026 afbouw inhouding huisvesting op minimumloon Werkgevers mogen in 2025 voor de kosten van huisvesting van een werknemer nog maximaal 25% van het minimumloon inhouden op het wettelijke minimumloon van die werknemer. Het voorstel is om dit percentage vanaf 2026 tot en met 2029 jaarlijks met 5% te verlagen. De maximum inhouding bedraagt dan in 2026 20%, in 2027 15%, in 2028 10% en in 2029 5%. Vanaf 2030 mogen dan geen kosten van huisvesting meer ingehouden worden op het wettelijk minimumloon. Het voorstel moet nog in een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer aangeboden worden. Nu het kabinet inmiddels demissionair is, is echter onduidelijk of dit voorstel daadwerkelijk wordt ingevoerd. 2. Controle lage Awf-premie door Belastingdienst De Belastingdienst heeft met dagtekening 5 juni 2025 brieven verzonden over het herzien van de lage Awf-premie naar de hoge Awf-premie. Heeft u zo’n brief ontvangen, controleer dan of u de lage Awf-premie moet herzien. Dit is het geval als de dienstbetrekking van een werknemer binnen twee maanden na de start al eindigt. Maar ook als voor een werknemer meer dan 30% meer uren verloond zijn dan zijn contracturen, tenzij de contracturen van de werknemer 35 of meer (tot en met 2024) of meer dan 30 (vanaf 2025) uren per week zijn. Heeft u al herzien, dan hoeft u niet te reageren op de brief. Moet u herzien, dan doet u dat door de aangiftetijdvakken te corrigeren. Vindt u dat u niet hoeft te herzien, dan moet u dat per mail of brief uitleggen aan de Belastingdienst. Neem voor meer informatie en advies contact op met onze adviseurs. 3. Brief Belastingdienst voortzettingseis bij schenking onderneming De Belastingdienst stuurde in de week van 11 juni 2025 een brief aan iedereen die in 2021 een onderneming geschonken kreeg en daarbij gebruikmaakte van vrijstelling in de schenkbelasting (BOR). Deze vrijstelling is voorwaardelijk en vervalt als de voortzetter de onderneming niet minimaal vijf jaar voortzet. Dit is bijvoorbeeld het geval bij verkoop of beëindiging van de onderneming of de aandelen, wijziging van de activiteiten of een faillissement binnen de voortzettingstermijn. Over de geschonken onderneming wordt dan alsnog schenkbelasting verschuldigd. Voor schenkingen vanaf 1 januari 2025 bedraagt de voortzettingstermijn overigens drie jaar. De Belastingdienst wijst er in de brief op dat u binnen acht maanden na het niet meer voldoen aan het voortzettingsvereiste een aangifte hiervan moet doen. Dit geldt overigens niet alleen voor schenkingen. Ook bij schending van het voortzettingsvereiste na een geërfde onderneming moet een aangifte gedaan worden. 4. Aanvraag subsidie praktijkleren tot 17 september Vanaf maandag 2 juni 2025 tot dinsdag 17 september 2025 17.00 uur is het voor het studiejaar 2024/2025 mogelijk om subsidie praktijkleren aan te vragen. Om in aanmerking te komen voor de subsidie moet een bedrijf of instelling een praktijk- of werkleerplaats aanbieden voor het vmbo, mbo of hbo, promovendi en toio’s, praktijkonderwijs en VSO. Per onderwijscategorie gelden andere voorwaarden. De subsidie bedraagt maximaal € 2.700 per gerealiseerde praktijk- of werkleerplaats. Zijn er meer goedgekeurde aanvragen dan het beschikbare budget, dan kan de subsidie lager zijn dan € 2.700. In het studiejaar 2024-2025 geldt er voor praktijkplaatsen in de sectoren landbouw, horeca en recreatie geen aanvullende subsidie meer. 5. Aanvraag SLIM voor samenwerkingsverband tot 30 juni 2025 Voor samenwerkingsverbanden is het mogelijk om van 2 juni 2025 9.00 uur tot en met 30 juni 2025 17.00 uur een aanvraag te doen voor de SLIM-subsidie. Het subsidiepercentage voor een samenwerkingsverband bedraagt 60% van de subsidiabele kosten. Per aanvraag kan maximaal € 500.000 subsidie worden aangevraagd (maximaal € 200.000 per samenwerkingspartner). Voor landbouwbedrijven bedraagt dit maximum € 20.000, voor visserijbedrijven € 30.000 en voor goederenvervoer over de weg € 100.000. De subsidiabele kosten moeten minimaal € 210.000 bedragen. Vanaf 2025 is er een aantal wijzigingen. Zo kunnen samenwerkingsverbanden onder meer een voorschot krijgen van 25% van het verleende subsidiebedrag, wordt voor het opstellen van een controleverklaring door een accountant een vaste vergoeding van € 3.000 verstrekt en kan een subsidieaanvrager maximaal drie maanden uitstel aanvragen als de subsidiabele activiteiten niet op tijd zijn afgerond door omstandigheden die hem niet zijn aan te rekenen. 6. Subsidie Ondersteuning Werkgevers Inzet Statushouders (SOWIS) Werkgevers met statushouders die nog niet langer dan zes maanden in dienst zijn, kunnen van 2 juni 2025 9.00 uur tot en met 30 september 2025 17.00 uur weer de Subsidie Ondersteuning Werkgevers Inzet Statushouders (SOWIS) aanvragen. De statushouders moeten een arbeidsovereenkomst van minimaal twintig uur per week voor de duur van ten minste twaalf maanden hebben. Het Ministerie van SZW heeft een handreiking ontwikkeld voor een te hanteren activiteitenplan. Werkgevers kunnen voor maximaal vier statushouders subsidie krijgen. De SOWIS bedraagt voor de eerste statushouder € 8.000, voor de tweede € 6.000 en voor de derde en vierde ieder € 5.000.
Meer posts