3 Tips voor de bv en de dga

duda-wsm • 21 november 2023

3       Tips voor de bv en de dga

28.      In 2023 nog dividend uitkeren of juist niet?

Per 1 januari 2024 wordt het tarief in box 2, waaronder dus ook inkomen uit dividend valt, gewijzigd. Het huidige tarief van 26,9% wordt vervangen door twee tarieven. Een tarief van 24,5% dat van toepassing is op inkomsten tot € 67.000 en een tarief van 33% over het meerdere.

 

Dit betekent dat u in 2023 over de eerste € 67.000 aan uitgekeerd dividend 2,4%-punt meer belasting betaalt dan in 2024. Keert u meer dividend uit, dan betaalt u in 2023 over het meerdere 6,1%-punt minder belasting dan in 2024. Heeft u een fiscale partner, dan kunt u het uitgekeerde dividend in de aangifte onderling verdelen. In dat geval geldt het dubbele van genoemde bedragen, dus samen betaalt u in 2023 tot € 134.000 2,4%-punt meer aan belasting en over het meerdere 6,1%-punt minder dan in 2024.

 

Anticipeer zo goed mogelijk op de komende tariefswijzigingen in box 2. Hoe dit voor u het best uitpakt, hangt af van uw persoonlijke situatie. 

 

Let op!

Dividenduitkeringen hebben ook effect op uw box 3-vermogen en excessief lenen. Heeft u als aanmerkelijkbelanghouder een schuld die meer bedraagt dan € 700.000, dan heeft u namelijk tot 31 december 2023 de tijd om deze terug te brengen. Doet u niets, dan bent u in box 2 belasting verschuldigd over het bedrag boven de € 700.000. Deze grens wordt in 2024 verder verlaagd naar € 500.000. Overleg met uw adviseur of het voordelig is om nu dividend uit te keren, of het beter is om te wachten tot 2024, of om later in één keer een hoger bedrag aan dividend uit te keren.   

 

Let op!

Houd er verder rekening mee dat oppotten van winst in uw bv vanaf 2024 minder aantrekkelijk wordt. Bij de uiteindelijke verkoop van uw bv betaalt u dan immers al snel het tarief van 33%.

 

29.      Speel in op verkorting tariefschijf

De eerste schijf van de vennootschapsbelasting kent een tarief van 19% en geldt voor een winst tot € 200.000. Dat was in 2022 nog € 395.000. Dat betekent dat u sneller het hogere tarief van 25,8% zult betalen in de bv. Valt de winst van uw bv dit jaar lager uit dan € 200.000, dan is het vaak voordelig om kosten van uw onderneming, indien mogelijk, zo veel mogelijk uit te stellen en opbrengsten, indien mogelijk, in de tijd naar voren te halen. Denk bijvoorbeeld aan de kostenegalisatiereserve, de herinvesteringsreserve, voorzieningen en aan vervroegd afschrijven. Op deze manier blijft uw winst wellicht dit jaar slechts belast tegen een tarief van 19% in plaats van 25,8%.

 

Tip!

Wijkt de winst af van de verwachtingen, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag Vpb aan. Hiermee voorkomt u de betaling van belastingrente, terwijl u bij een teruggave voorkomt dat dit bedrag renteloos uitstaat bij de Belastingdienst. Houd er rekening mee dat de belastingrente voor de vennootschapsbelasting 8% bedraagt en per 1 januari 2024 waarschijnlijk wordt verhoogd naar 10%.

 

30.      Houd uw fiscale eenheid voor de Vpb tegen het licht

Zijn uw bv’s op dit moment gevoegd in een fiscale eenheid voor de Vpb, houd deze dan eens tegen het licht. De fiscale eenheid betaalt vennootschapsbelasting over het geheel van winsten van de gevoegde bv’s. Gezien het verschil tussen het lage en het hoge tarief kan het verbreken van de fiscale eenheid nog steeds interessant zijn. Het tariefverschil bedraagt in 2024 immers 6,8%-punt (19% respectievelijk 25,8%) en heeft betrekking op de eerste € 200.000 winst. Na verbreking van de fiscale eenheid kan elke bv voor zich het tariefsopstapje benutten.

 

Let op!

Let op dat het verbreken van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting niet met terugwerkende kracht kan plaatsvinden. Als verbreking per 2024 gewenst is, moet het verzoek hiertoe vóór 1 januari 2024 zijn ontvangen door de Belastingdienst.

 

Weeg alle voor- en nadelen van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting goed af voor u besluit tot verbreking over te gaan. Wees ook alert op mogelijke onbedoelde gevolgen bij verbreking. Zo dient u wellicht belasting te betalen over vermogensverschuivingen tussen de bv’s in de afgelopen zes jaar.

 

31.      Voorkom belastingrente: verzoek om een voorlopige aanslag

Met betrekking tot uw aanslag vennootschapsbelasting 2023 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2024 een rente van waarschijnlijk 10%! Voorkom belastingrente over 2023 en controleer of uw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan, als de liquiditeitspositie dat toelaat. Zodra de omvang van de winst van uw bv op het einde van het jaar min of meer bekend is, is ook duidelijk of het verstandig is een nieuwe voorlopige aanslag aan te vragen.

 

Overigens wordt geen belastingrente in rekening gebracht als de aangifte vennootschapsbelasting wordt ingediend voor de eerste dag van de zesde maand na het tijdvak waarover de belasting wordt geheven (doorgaans 1 juni) en de belastingaanslag wordt vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte.

 

Tip!

Wijkt de winst af van de verwachtingen, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag Vpb aan. Hiermee voorkomt u de belastingrente van waarschijnlijk 10% of, bij een teruggave, voorkomt u dat dit bedrag renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

 

32.      Optimaliseer uw (kleinschaligheids)investeringsaftrek

Als u investeert, heeft u als ondernemer in beginsel recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen. Er geldt wel een aantal voorwaarden, waaronder een minimum investeringsbedrag. Dit bedrag is voor 2023 bepaald op € 2.601. De KIA krijgt u bovendien alleen voor investeringsgoederen waarop u moet afschrijven. Dit betekent dat het bedrijfsmiddel minstens € 450 moet kosten. Investeert u in 2023 in totaal dus minstens voor € 2.601 aan bedrijfsmiddelen die ieder minstens € 450 kosten, dan heeft u recht op de KIA. 

 

Tip!

Zit u dit jaar met uw investeringen net onder de minimumgrens van € 2.601, dan kan het lonend zijn een voorgenomen investering iets te vervroegen, zodat u toch voor de KIA in aanmerking komt. Het kan zomaar 28% KIA opleveren over het totaal aan investeringsverplichtingen.

 

Rondom de investeringsaftrek is er een aantal zaken om rekening mee te houden: het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen (geven opdracht, ondertekening offerte e.d.), in combinatie met de tabel van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het percentage aan aftrek is in 2023 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.600 en € 63.716. Het plannen en – voor zover mogelijk – het spreiden van investeringsverplichtingen loont vaak de moeite.

 

Om de investeringsaftrek ook daadwerkelijk in de aangifte vennootschapsbelasting 2023 mee te mogen nemen, moet het bedrijfsmiddel in gebruik genomen zijn in 2023 óf er moet voldoende aanbetaald zijn. Anders schuift de aftrek door naar latere jaren. Afhankelijk van de verwachte winsten kan het aantrekkelijk zijn nog in 2023 een aanbetaling te doen. Let daarbij wel op risico’s bij faillissement van de leverancier.

 

Let op!

Betaal in ieder geval 25% van een nog niet in gebruik genomen investering binnen twaalf maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel. Doet u dit niet, dan komt de hele investeringsaftrek te vervallen (tenzij sprake is van overmacht).

 

Let op!

Soms mag u bedrijfsmiddelen willekeurig afschrijven, zoals sommige bedrijfsmiddelen die op de Milieulijst staan. Heeft u deze nog niet in gebruik genomen, dan kunt u toch willekeurig afschrijven over maximaal het bedrag dat u in het jaar van investeren heeft betaald.

 

Heeft u in de afgelopen vijf jaar (dus in de periode tussen 2019 en 2023) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of ruilt u het in, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht, voor zover mogelijk, met de desinvestering.

 

Let op!

Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 uitgesloten, maar ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer.

 

Tip!

Zit u dit jaar met uw investeringen net onder de minimumgrens van € 2.601, dan kan het lonend zijn een voorgenomen investering iets te vervroegen, zodat u toch voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek in aanmerking komt. Het kan zomaar 28% kleinschaligheidsinvesteringsaftrek opleveren over het totaal aan investeringsverplichtingen. Zit u daarentegen net boven het maximum van € 353.973, dan kan het juist lonend zijn een voorgenomen investering uit te stellen tot 2024.

 

33.      Investeer nog in 2023 energiezuinig

De energie-investeringsaftrek wordt in 2024 verlaagd van 45,5 naar 40%. Bent u toch al van plan binnenkort energiezuinig te investeren, doe dit dan zo mogelijk nog in 2023. Houd wel rekening met aanverwante effecten, zoals de invloed op de hoogte van uw winst en de invloed op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

 

34.       Willekeurig afschrijven in 2023

In 2023 mag u op een aantal nieuwe investeringsgoederen willekeurig afschrijven. Hierdoor kunt u uw winst in 2023 verlagen, hetgeen een directe belastingbesparing kan opleveren. Anderzijds kunt u daardoor de resterende jaren minder afschrijven, zodat u dan meer belasting betaalt. Willekeurig afschrijven hoeft dus niet altijd voordelig te zijn, bijvoorbeeld als uw winst in 2023 belast wordt tegen een lager tarief dan in de komende jaren.

 

De faciliteit betekent dat u – rekening houdend met de restwaarde – 50% van het bedrijfsmiddel willekeurig mag afschrijven, dus ook in bijvoorbeeld één jaar; de overige 50% moet u op de normale manier afschrijven. Maar u mag er ook voor kiezen om over de helft van het investeringsbedrag – minus restwaarde – minder of helemaal niet af te schrijven, zodat u in de komende jaren meer kunt afschrijven.

 

Deze tijdelijke regeling voor willekeurig afschrijven geldt alleen voor bedrijfsmiddelen waarin u in 2023 heeft geïnvesteerd of waarvoor u in 2023 voortbrengingskosten heeft gemaakt.

 

Onderstaande bedrijfsmiddelen komen niet in aanmerking voor willekeurige afschrijving:

§ gebouwen

§ schepen

§ vliegtuigen

§ bromfietsen en motoren

§ personenauto’s die niet zijn bestemd voor beroepsvervoer, met uitzondering van auto’s zonder CO2-uitstoot

§ immateriële activa zoals vergunningen en goodwill

§ dieren

§ bedrijfsmiddelen die hoofdzakelijk zijn bestemd voor verhuur

§ voor het openbaar verkeer openstaande wegen en paden, inclusief bruggen, viaducten, duikers en tunnels

§ bedrijfsmiddelen die al willekeurig worden afgeschreven op grond van een andere regeling

 

35.      Vorm een herinvesteringsreserve (HIR) voor een verkocht bedrijfsmiddel

Heeft uw bv een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kunt u de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve (HIR). Voorwaarde is dat de bv een vervangingsvoornemen heeft en houdt voor minimaal het bedrag van de verkoopprijs. De bv kan de HIR in stand houden gedurende maximaal drie jaar na het jaar waarin het bedrijfsmiddel is verkocht. Investeert uw bv binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boekt u de HIR af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Investeert uw bv niet tijdig in een ander bedrijfsmiddel, dan valt de HIR aan het einde van het derde jaar in de winst.

 

Let op!

Het vormen van een HIR is niet altijd voordelig, met name als in de toekomst over uw winst een hoger belastingtarief van toepassing is. Stel bijvoorbeeld dat de jaarwinst van uw bv € 200.000 bedraagt en u een HIR van € 100.000 kunt vormen. Hiermee bespaart u in 2023 € 100.000 x 19% Vpb = € 19.000. Koopt u in 2024 een bedrijfsmiddel terug waarop u de HIR in de periode 2024 t/m 2028 afboekt en waardoor u ieder jaar € 20.000 minder kunt afschrijven, dan kost u dit over de periode 2024 t/m 2028 in totaal € 100.000 x 25,8% = € 25.800 extra aan belasting, ervan uitgaande dat uw bv in de periode 2024 t/m 2028 over de extra winst vanwege de verminderde afschrijvingen een belastingtarief van 25,8% betaalt. Uw nadeel bedraagt dan per saldo € 19.000 -/- € 25.800 = € 6.800.

 

Voor het vormen en aanwenden van een HIR gelden enkele voorwaarden. Met name het genoemde vervangingsvoornemen is van belang en moet op de balansdatum duidelijk zijn. Uw bv kan dit aannemelijk maken door bijvoorbeeld offertes aan te vragen en advies in te winnen over een vervangend bedrijfsmiddel. Laat u zich hierover goed informeren en adviseren.

 

Tip!

Stelt u bepaalde vermogensbestanddelen ter beschikking aan bijvoorbeeld uw bv? Dan mag u als terbeschikkingsteller ook een HIR vormen.

 

 

36.      Laat uw HIR niet verlopen

Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een HIR die uw bv in 2020 gevormd heeft, moet nog vóór 31 december 2023 benut worden. Doet de bv dat niet, dan valt de HIR vrij en is de bv belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd!

 

Er bestaan twee uitzonderingen op de termijn van drie jaar waarbinnen uw bv moet herinvesteren:

1.    De eerste is als vanwege de aard van het bedrijfsmiddel meer tijd nodig is. Denk bijvoorbeeld aan de investering in een chemische fabriek waarvoor diverse vergunningen nodig zijn.

2.    De tweede uitzondering is van toepassing als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor de aankoop is vertraagd. Er moet in dat geval wel op zijn minst een begin van uitvoering met de aankoop gemaakt zijn. Ook zult u de vertragende factoren desgewenst aannemelijk moeten maken.

 

Let op!

Vanwege het verschil in tarieven binnen de vennootschapsbelasting kan het verlopen van de HIR ook gunstig uitpakken. Bijvoorbeeld wanneer u nu over de vrijgevallen HIR slechts 19% belasting betaalt, terwijl u vanaf 2024 door hogere afschrijvingen 25,8% belasting bespaart. Neem dit mee in uw overwegingen de HIR al dan niet te laten verlopen.

 

Let op!

Door de staatssecretaris van Financiën is bekendgemaakt dat de coronacrisis doorgaans als zo’n bijzondere omstandigheid aangemerkt kan worden. Bovendien is toegezegd dat de Belastingdienst hiermee ruimhartig zal omgaan. Heeft uw bv de afgelopen jaren een HIR gevormd en is er een begin van uitvoering gemaakt met herinvesteren, maar is dit vanwege de coronacrisis vertraagd? In de meeste gevallen zal dit dan betekenen dat uw bv, na het derde jaar na vorming van de HIR, deze toch niet aan de winst hoeft toe te voegen. De HIR blijft dan in de boeken gereserveerd totdat uitstel van herinvesteren vanwege corona niet meer aannemelijk is en uw bv de HIR op een nieuw bedrijfsmiddel kan afboeken. Op deze manier geniet uw bv nog enige tijd van het rente- en liquiditeitsvoordeel.

 

37.      Profiteer dit jaar nog van de ISDE

U kunt alleen in 2023 nog gebruikmaken van de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE). Specifiek voor zakelijke gebruikers is in 2023 € 30 miljoen beschikbaar voor kleinschalige windturbines en zonnepanelen. Het aanvragen van de subsidie gaat via de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (rvo.nl). Deze subsidie geldt tot en met 31 december 2023. De subsidie geldt voor alle rechtspersonen, maar ook voor de maatschap, stichting, vof en cv. De subsidie bedraagt voor kleinschalige windturbines maximaal € 66,- per m2 rotoroppervlak. De subsidie voor zonnepanelen bedraagt voor hen € 125 per kW gezamenlijk piekvermogen.

 

38.      Benut uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling

Benut ook dit jaar uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling. Beoordeel uw nog resterende vrije ruimte en bekijk of zaken die u in 2024 wilt vergoeden dan wel verstrekken nog in 2023 kunnen worden vergoed of verstrekt (bij ‘vergoeden’ koopt de werknemer de zaak en betaalt u hem terug, bij ‘verstrekken’ koopt u de zaak en geeft u deze aan de werknemer). Het is namelijk niet mogelijk om de vrije ruimte die in 2023 over is door te schuiven naar 2024.

 

 

 

Tip!

Houd er rekening mee dat de vrije ruimte in 2023 is verruimd. Tot een loonsom van € 400.000 bedraagt de vrije ruimte dit jaar 3% en volgend jaar nog slechts 1,92%. Over het meerdere blijft de vrije ruimte 1,18%. Dreigt u dit jaar de vrije ruimte te overschrijden, overweeg dan het verschaffen van vergoedingen en verstrekkingen uit te stellen tot 2024. Dit is uiteraard alleen voordelig als u in 2024 naar verwachting binnen de vrije ruimte blijft.

 

Houd rekening met het gebruikelijkheidscriterium. Dit betekent dat uw vergoedingen en verstrekkingen niet in de vrije ruimte kunnen worden ondergebracht als deze op zichzelf ongebruikelijk zijn en/of de omvang van de vergoeding/verstrekking ongebruikelijk is. Ongebruikelijk betekent in dit verband een afwijking van 30% of meer van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. Het betekent echter niet dat alleen zakelijke vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling kunnen worden ondergebracht.

 

Tip!

Maak gebruik van de doelmatigheidsmarge van € 2.400 per persoon per jaar. Tot dit bedrag beschouwt de Belastingdienst de vergoedingen/verstrekkingen in ieder geval als gebruikelijk. Wel moeten dan alle vergoedingen en verstrekkingen per persoon van het hele jaar bij elkaar worden geteld, voor zover deze in de vrije ruimte vallen (dus ook het kerstpakket en de boterletter tellen mee). Het bedrag van € 2.400 geldt in alle redelijkheid, dus bijvoorbeeld niet voor zover het loon van de werknemer lager is dan de bedragen waar hij recht op heeft volgens de Wet op het minimumloon of als stagiair. Overigens betekent dit niet dat het bedrag van € 2.400 per definitie onbelast is. Het bedrag telt ‘gewoon’ mee voor de vrije ruimte en als u die vrije ruimte overschrijdt, betekent dat een extra heffing van 80%.

 

Tip!

Heeft u nog geen andere belaste vergoedingen of verstrekkingen gehad, dan kunt u zichzelf dit jaar als dga bijvoorbeeld ook een eindejaarsbonus geven van € 2.400. Staat uw partner ook op de loonlijst, dan geldt dit ook voor hem of haar. Dit is een risico als u gebruikmaakt van een betalingsregeling in het kader van het bijzonder uitstel van betaling voor coronaschulden. De extra betaling kan dan worden aangemerkt als bonus waarvoor een verbod geldt.

 

39.      Heroverweeg concernregeling binnen werkkostenregeling

Heeft u meerdere bv’s, dan kunt u binnen de werkkostenregeling (WKR) de concernregeling toepassen. Door de concernregeling kan een bv die tot een concern behoort de ongebruikte vrije ruimte van een andere bv binnen hetzelfde concern benutten. Door de grotere vrije ruimte bij een loonsom tot € 400.000 is het gebruik van de concernregeling echter niet altijd voordelig. Als u de concernregeling toepast, kunt u namelijk maar één keer profiteren van de extra vrije ruimte van 3% die dit jaar geldt over de eerste € 400.000 van de loonsom. Vanaf 2024 is dit nog 1,92%. Het gebruik van de concernregeling is optioneel en u hoeft uw keuze pas ná 2023 te bepalen. U kunt de keuze voor ieder jaar weer opnieuw maken.

 

Tip!

Maak alleen gebruik van de concernregeling binnen de WKR indien deze positief voor u uitpakt. Houd er hierbij rekening mee dat de concernregeling alleen geldt voor bv’s, nv’s en stichtingen en dat een belang van minimaal 95% gedurende het gehele jaar vereist is.

 

40.      Ken uzelf een lager gebruikelijk loon toe

Als dga dient u zich een gebruikelijk loon toe te kennen. Dit is minimaal het hoogste van de volgende drie bedragen:

§ 100% van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking;

§ het hoogste loon van de overige werknemers van de bv of daarmee verbonden vennootschappen (lichamen);

§ € 51.000.

 

U kunt dit gebruikelijk loon onder voorwaarden lager vaststellen dan € 51.000. Er geldt namelijk een tegenbewijsregeling voor de hoofdregel. Om het loon lager dan € 51.000 vast te stellen, moet u aannemelijk maken dat het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking lager is dan € 51.000. Lukt dat niet, dan bedraagt het gebruikelijk loon altijd minimaal € 51.000.

 

Let op!

Sinds dit jaar is de eerste eis inzake het gebruikelijk loon aangescherpt en moet het gebruikelijk loon niet minstens 75% zijn van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking, maar 100% van dit loon.

 

Uitzonderingen

Wordt uw bv voor toepassing van de S&O-afdrachtvermindering in 2023 als starter aangemerkt, dan kon u uw gebruikelijk loon tot 2023 vaststellen op het wettelijk minimumloon. U kon deze start-up-regeling maximaal drie jaar toepassen. De regeling voor start-ups is per 2023 te vervallen. Dga’s die deze regeling toepasten, mogen dit nog voortzetten in 2023 en 2024 (afhankelijk van wanneer de regeling voor het eerst werd toegepast).

 

Starters mogen maximaal drie jaar lang uitgaan van een lager loon als de bv het gebruikelijk loon door het opstarten van de onderneming niet kan betalen, bijvoorbeeld omdat er veel is geïnvesteerd of de bv een lage cashflow heeft. Daarnaast mogen ook structureel verlieslijdende bv’s aan de dga een lager gebruikelijk loon toekennen.

 

Let op!

In bovenstaande situaties kan zelfs een gebruikelijk loon worden toegekend dat lager is dan het minimumloon als hiervoor zakelijke gronden bestaan. Dit is bijvoorbeeld het geval als de continuïteit van uw bv in gevaar komt als de bv toch een gebruikelijk loon ter hoogte van het minimumloon zou uitbetalen.

 

41.      Verminder gebruikelijk loon met kostenvergoedingen en auto van de zaak

Kostenvergoedingen tellen, mits deze individualiseerbaar zijn, mee voor het gebruikelijk loon. Daardoor hoeft u minder brutoloon toe te kennen. Het maakt niet uit of de kostenvergoedingen belast of onbelast zijn. Denk bijvoorbeeld aan een onbelaste vergoeding voor maaltijden of reiskosten. Ook de bijtelling vanwege privégebruik van de auto van de zaak telt mee voor het gebruikelijk loon. Bij een auto van bijvoorbeeld € 60.000 en een bijtelling van 22%, kunt u het brutoloon dus € 60.000 x 22% = € 13.200 lager vaststellen.

 

Door de vermindering van het gebruikelijk loon, dat in 2023 minstens € 51.000 dient te bedragen, betaalt u als dga minder belasting in box 1.

 

42.      Bijtelling delen met uw partner?

Werkt uw partner mee in uw bv en valt hij of zij in een lagere belastingschijf? Dan kan het voordelig zijn de bijtelling voor de auto te delen met uw partner. U betaalt dan samen wellicht minder belasting. Valt uw inkomen in de hoogste schijf (49,5%) en dat van uw partner in schijf 1 (36,93% in 2023), dan behaalt u een tariefvoordeel. De gezamenlijk te betalen belasting wordt echter ook beïnvloed door de heffingskortingen. Het toedelen van een deel van de bijtelling aan uw partner kan tot hogere, maar ook tot lagere heffingskortingen leiden. Bereken daarom vooraf of een verdeling van de bijtelling het gewenste voordeel oplevert. De verdeling is alleen toegestaan indien u kunt aantonen ook echt samen gebruik te maken van de auto.

 

43.       Vraag tax credit aan voor box 2-verliezen

Een verlies in box 2 is verrekenbaar met positieve inkomsten in box 2 in het voorafgaande jaar of in de zes jaren na het verliesjaar. Bij beëindiging van het box 2-bezit met een verlies, zal doorgaans geen verliesverrekening mogelijk zijn. Op z’n vroegst over het tweede jaar waarin geen box 2-bezit meer bestaat, kan daarom op verzoek het box 2-verlies worden omgezet in een zogenaamde tax credit. Die tax credit kan worden verrekend met de inkomstenbelasting die is verschuldigd in box 1.

 

In het verzoek kan worden aangegeven met de box 1-belasting van welk jaar de tax credit moet worden verrekend. Dat kan een jaar zijn waarover de aanslag nog niet is vastgesteld, maar het kan ook via een ambtshalve vermindering over een ouder jaar (maar niet ouder dan 5 jaar). Dit wordt van belang, omdat het box 2-tarief met ingang van 2024 wijzigt. Als verrekening vanaf 2024 plaatsvindt, bedraagt de tax credit 24,5%. Over eerdere jaren bedraagt deze nog 26,9%. Vraag de tax credit daarom tijdig aan.

 

Tip!

De tax credit wordt alleen optimaal benut als er voldoende inkomstenbelasting in box 1 is verschuldigd. Het is zonde als heffingskortingen daardoor verdwijnen. Het is eventueel ook mogelijk de tax credit deels aan te vragen en deels door te schuiven naar de toekomst.

 

44.      Giftenaftrek in de bv tot € 100.000

In de vennootschapsbelasting bestaat een regeling voor giftenaftrek. Die bedraagt maximaal 50% van de winst tot een maximum van € 100.000. In beginsel wordt een gift door de bv eigenlijk gezien als behoeftebevrediging van de aandeelhouder(s). Dit zou dan leiden tot een verkapte dividenduitkering, gevolgd door eventuele aftrek in privé. Om dat te voorkomen, is goedgekeurd dat giften door een bv aan een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) tot het genoemde maximum niet leidt tot een verkapte dividenduitkering en aftrekbaar is in de bv. Daartegenover staat echter dat nooit meer sprake is van een verkapt dividend indien de gift wordt betaald aan een ANBI.

 

Kosten waar een tegenprestaties tegenover staat (zoals sponsoring of reclame), blijven gewoon aftrekbaar.

 

Tip!

Overweegt u een gift aan een ANBI te doen vanuit de bv? Doe de gift dan uiterlijk 31 december 2023, zodat aftrek in 2023 mogelijk is. Uiteraard moet de bv in 2023 dan wel voldoende winst maken.

 

45.      Profiteer nog van de bedrijfsopvolgingsregeling 

De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling (DSR) zijn belangrijke faciliteiten bij het schenken of erven van een (familie)bedrijf. De BOR/DSR kent een forse vrijstelling van te betalen belasting, op voorwaarde dat het bedrijf wordt voortgezet. De BOR wordt vanaf 2025 gewijzigd, maar een onderdeel daarvan wordt echter al per 1 januari 2024 ingevoerd. Dit betreft het aanmerken van verhuurd vastgoed als belegging. In veel gevallen is dat nu ook al zo, maar door deze wijziging zal dit vanaf 2024 per definitie het geval zijn. Deze wijziging geldt overigens ook voor de doorschuifregeling inzake een aanmerkelijk belang. 

Daarnaast is een aantal wijzigingen per 2025 en per 2026 aangekondigd voor de BOR en/of DSR. In sommige situaties worden de regelingen aantrekkelijker en soms worden de regelingen juist versoberd. En van de regelingen die in 2026 in werking moeten treden, zijn de exacte voorwaarden nog niet bekend.

 

Tip!

Overweegt u uw bedrijf op korte termijn te schenken en wilt u daarbij gebruikmaken van de BOR of DSR, bekijk dan of het – gelet op bovengenoemde wijzigingen – aantrekkelijk is dit nog in 2023 of 2024 te laten plaatsvinden of juist te wachten tot 2025.

 

 

 


21 november 2025
1. Maximale inhouding huisvesting op minimumloon blijft 25% Werkgevers mogen in 2025 voor de kosten van huisvesting van een werknemer maximaal 25% van het wettelijk minimumloon inhouden op dit minimumloon. Het plan was om dit percentage vanaf 2026 met 5% per jaar af te bouwen. Vanaf 2030 zou het dan verboden zijn om de kosten van huisvesting in te houden op het wettelijk minimumloon. Dit plan gaat vooralsnog niet door. Het is uiteraard niet uitgesloten dat een nieuw kabinet er alsnog voor kiest om de regeling af te bouwen. Dat zal dan in ieder geval niet per 1 januari 2026 zijn. 2. Moet u op pensioenadvies aan personeel loonheffing inhouden? Als een werknemer een door u als werkgever betaald pensioenadvies krijgt, is hierover dan wel of geen loonheffing verschuldigd? Vanaf de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioen (Wtp) zijn pensioenuitvoerders verplicht om werknemers te begeleiden bij het maken van een keuze binnen de pensioenregeling. Als het pensioenadvies zich beperkt tot keuzebegeleiding, is dit verplichte advies onbelast voor de loonheffingen. Als meer persoonlijke achtergrondinformatie bij het pensioenadvies wordt betrokken, is het pensioenadvies niet meer beperkt tot keuzebegeleiding. Er is dan sprake van persoonlijk pensioenadvies. De Belastingdienst heeft aangegeven dat de kosten van een persoonlijk pensioenadvies belast loon vormen voor de werknemer. De Wtp verplicht overigens niet tot een dergelijk uitgebreid advies. Tip: u kunt er als werkgever voor kiezen om het persoonlijk pensioenadvies aan te wijzen voor de werkkostenregeling. In dat geval wordt bij de werknemer geen loonheffing geheven als u nog vrije ruimte heeft. 3. Onbelaste vergoeding internetabonnement mogelijk Van een werknemer die ook thuiswerkt, kunt u de kosten van zijn volledige internetabonnement onbelast vergoeden. Voorwaarde is dat de werknemer het internet nodig heeft en ook gebruikt voor zijn werk. U hoeft geen rekening te houden met een eventueel privégebruik van uw werknemer. Overigens bent u niet verplicht om het volledige abonnement te vergoeden. U kunt ook een deel vergoeden. Let wel op bij abonnementen die ook tv en vaste telefoon bevatten. Alleen het internetdeel kunt u namelijk onder de gerichte vrijstelling onbelast vergoeden. 4. Aanvragen subsidie praktijkleren derde leerweg tot 28 november 2025 Erkende leerbedrijven kunnen vanaf 3 november 2025 9.00 tot vrijdag 28 november 2025 17.00 uur weer de subsidie praktijkleren aanvragen voor een praktijkplaats van een mbo-student in de derde leerweg (overig onderwijs (ovo) of overige opleidingen in deeltijd (odt)). De student moet ingeschreven staan in het Register Onderwijsdeelnemers (ROD) van DUO. Daarnaast gelden nog meer voorwaarden . Per praktijkplaats kan maximaal € 2.700 subsidie gekregen worden. Het beschikbare budget bedraagt in 2025 € 2.800.000. Bij overschrijding van het budget wordt de hoogte van de subsidie naar rato verlaagd. Aanvragen van de subsidie kan via RVO.nl . Het erkende leerbedrijf moet de subsidie wel aanvragen binnen een jaar na afloop van de praktijkleerplaats. 5. Aanvraag subsidie groepshulp kinderopvang tot 28 november 2025 Van 3 november 2025 9.00 uur tot en met 28 november 2025 17.00 kunt u via RVO.nl weer subsidie aanvragen voor groepshulpen (groepsondersteuners) in uw kinderopvang. De subsidie bedraagt maximaal € 10.056 per jaar per groepshulp. U kunt de subsidie voor maximaal tien groepshulpen aanvragen. Er gelden wel voorwaarden . Het beschikbare budget bedraagt in 2025 € 1.735.000. Bij overschrijding van het budget wordt de hoogte van de subsidie per groepshulp naar rato verlaagd. 6. Verbetering koopkracht deeltijd-minimumloners Deeltijdwerkers die op jaarbasis minder verdienen dan het minimumloon en een loonsverhoging hebben die lager is dan de algemene loonontwikkeling, hebben in 2025 te maken met negatieve inkomensgevolgen. Deze gevolgen worden, op verzoek van de Tweede Kamer, vanaf 2026 gecompenseerd. Zo krijgen de lage inkomens in 2026 meer recht op arbeidskorting, waardoor vooral deeltijdwerkers met een uurloon op of rond het minimumloon er iets op vooruitgaan. Ter budgettaire dekking gaan de verhogingen van de arbeidskorting van € 25 en € 27 niet door, wordt het tarief in de eerste schijf van de IB in 2026 0,05% minder verlaagd (en in de komende jaren in geleidelijke stapjes nog minder verlaagd (tot 0,09% minder in 2035)) en wordt het tarief van 49,5% in de IB verschuldigd vanaf een lager inkomen dan eerder in het Belastingplan 2026 was opgenomen.
21 november 2025
Het wettelijk minimumuurloon wordt per 1 januari 2026 verhoogd. Wat zijn de nieuwe geïndexeerde uurtarieven? Vanaf 21 jaar Door een indexatie van 2,15% zal het wettelijk minimumuurloon voor een werknemer vanaf 21 jaar vanaf 1 januari 2026 € 14,71 per uur bedragen. Nu bedraagt het wettelijk minimumuurloon voor een werknemer van 21 jaar en ouder nog € 14,40 per uur. Let op! De berekening van het indexatiepercentage is gebaseerd op het gemiddelde van de procentuele ontwikkeling van de contractlonen in de marktsector, in de gepremieerde en gesubsidieerde sector en bij de overheid. Wettelijk minimumuurloon 15 tot en met 20 jaar Door de stijging van het wettelijk minimumuurloon voor werknemers van 21 jaar en ouder, stijgt het wettelijk minimumuurloon voor jongere werknemers per 1 januari 2026 als volgt: Leeftijd Percentage Minimumuurloon 21 jaar en ouder 100,0% € 14,71 20 jaar 80,0% € 11,77 19 jaar 60,0% € 8,83 18 jaar 50,0% € 7,36 17 jaar 39,5% € 5,81 16 jaar 34,5% € 5,07 15 jaar 30,0% € 4,41 Let op: In de Voorjaarsnota 2025 was door het huidige kabinet afgesproken om het minimumjeugdloon voor jongeren van 16 tot en met 20 jaar vanaf 2027 geleidelijk te verhogen. Het is nog niet bekend of het nieuwe kabinet deze plannen overneemt. Wettelijk minimumuurloon bbl Voor werknemers met een arbeidsovereenkomst in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) geldt voor werknemers in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar een ander percentage. Het wettelijk minimumuurloon voor deze werknemers is per 1 januari 2026 als volgt: Leeftijd Percentage Minimumuurloon 21 jaar en ouder 100,0% € 14,71 20 jaar 61,5% € 9,05 19 jaar 52,5% € 7,72 18 jaar 45,5% € 6,69 17 jaar 39,5% € 5,81 16 jaar 34,5% € 5,07 15 jaar 30,0% € 4,41 Let op: In juli 2025 maakte de minister van OC&W bekend dat hij de lagere percentages voor werknemers in de bbl met ingang van 1 januari 2027 wil afschaffen. Dit is nu een plan, dat verder nog niet concreet is.
21 november 2025
De belastingrente voor de inkomstenbelasting (IB) bedraagt in 2026 hoogstwaarschijnlijk 5%. Voor de vennootschapsbelasting (Vpb) zal dit waarschijnlijk 7,5% zijn. Beide percentages zijn 1,5% lager dan in 2025. Hoe wordt de nieuwe belastingrente vastgesteld? De belastingrente wordt één keer per jaar opnieuw vastgesteld. De nieuwe rente gaat dan per 1 januari gelden. In een besluit is vastgelegd hoe dit moet gebeuren. Daarbij geldt als basis de vóór 1 november van het voorafgaande jaar laatste gepubliceerde ECB-rente voor basisfinancieringstransacties. Voor de belastingrente voor het jaar 2026 gaat het hierbij om de op 11 juni 2025 gepubliceerde ECB-rente voor basisfinancieringstransacties. Die bedraagt 2,15%. Voor 1 november 2025 vond geen andere publicatie meer plaats. Let op: In het besluit is ook opgenomen dat de belastingrente altijd wordt vastgesteld op een afronding van halve procenten. Leidt de berekening tot een andere belastingrente, dan vindt dus afronding plaats. Verder wordt het belastingrentepercentage ten opzichte van het bestaande belastingrentepercentage maximaal 2% hoger of lager. Belastingrente IB 2026 Voor de IB wordt de hiervoor genoemde ECB-rente volgens het besluit verhoogd met 3%. Daarbij is ook opgenomen dat de minimale belastingrente altijd 4,5% is. Met deze rekenregels bedraagt de belastingrente voor de IB in 2026 5% (2,15% + 3% = 5,15%, afgerond op halve procenten is dat dus 5%). In 2025 bedraagt de belastingrente voor de IB nog 6,5%. Let op: Dit percentage geldt ook voor de meeste andere belastingen, onder meer de loonbelasting, omzetbelasting, dividendbelasting, erfbelasting et cetera. Belastingrente Vpb 2026 Voor de Vpb wordt de hiervoor genoemde ECB-rente volgens het besluit verhoogd met 5,5%. Daarbij is ook opgenomen dat de minimale belastingrente altijd 5,5% is. Met deze rekenregels bedraagt de belastingrente voor de Vpb in 2026 7,5% (2,15% + 5,5% = 7,65%, afgerond op halve procenten is dat dus 7,5%). In 2025 bedraagt de belastingrente voor de Vpb nog 9%. Let op: Dit percentage geldt ook voor de bronbelasting en de minimumbelasting. Nog geen officiële bekendmaking Het belastingrentepercentage voor 2026 is nog niet door de Belastingdienst bekendgemaakt. Gebaseerd op het besluit komen de percentages uit op 5 en 7,5%, maar daarvan is dus nog geen officiële bevestiging. Bezwaar belastingrente Over de hoogte van de belastingrente loopt een procedure bij de Hoge Raad. Bezwaren tegen de belastingrente zijn aangewezen als zogenaamde massaalbezwaarprocedure. Dit betekent dat degenen die bezwaar maken tegen de belastingrente pas een uitspraak van de Belastingdienst krijgen als de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan. Let op: Wilt u aansluiten bij deze massaalbezwaarprocedure, dan moet u op tijd een bezwaar indienen tegen de belastingrente. Neem voor meer informatie hierover contact op met onze adviseurs.