5. Subsidies en tegemoetkomingen

31 januari 2025

5.1     Subsidieregeling praktijkleren


De Subsidieregeling praktijkleren is een tegemoetkoming voor de kosten die werkgevers maken voor loon of begeleidingskosten van een leerling, student, promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (toio). Het doel van de regeling is goed opgeleid personeel dat beter voorbereid is op de arbeidsmarkt.

 

De Subsidieregeling praktijkleren is beschikbaar voor het vmbo, mbo, hbo, promovendi en toio’s, praktijkonderwijs en VSO. Per onderwijscategorie gelden andere voorwaarden. Het is belangrijk dat u voldoet aan deze voorwaarden en de administratie die daarbij hoort. De voorwaarden voor de verschillende onderwijscategorieën vindt u hier.

 

De Subsidieregeling praktijkleren richt zich vooral op:

-  kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt voor wie toegang tot de arbeidsmarkt een probleem is;

-  studenten die een opleiding volgen in sectoren waar een tekort ontstaat aan gekwalificeerd personeel;

-  wetenschappelijk personeel dat onmisbaar is voor de Nederlandse kenniseconomie.

 

Als u in aanmerking komt voor de Subsidieregeling praktijkleren, dan bedraagt deze maximaal € 2.700 per gerealiseerde praktijk- of werkleerplaats. Houd er rekening mee dat dit bedrag lager kan zijn. De definitieve subsidie is namelijk afhankelijk van het aantal goedgekeurde aanvragen.

 

De Subsidieregeling praktijkleren is in 2023 verlengd tot en met studiejaar 2027/2028.

 

Let op:
Met ingang van het studiejaar 2023/2024 is een inschrijving in het Register Onderwijs Deelnemers (ROD) voor de leerlingen/studenten waarvoor u subsidie aanvraagt een voorwaarde om voor subsidie in aanmerking te komen. De onderwijsinstellingen zijn verantwoordelijk voor het doorvoeren van de inschrijvingen van leerlingen en studenten voor de opleidingen en voor de perioden van beroepspraktijkvorming (BPV) bij de leerbedrijven 
(in het ROD).

 

Een aanvraag voor het studiejaar 2024/2025 is in 2025 weer mogelijk vanaf maandag 2 juni 2025 tot dinsdag 17 september uur.

 

5.2    Subsidie praktijkleren derde leerweg


De Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg blijft ook in 2025 bestaan. Zoals het er nu naar uitziet, blijft de subsidie mogelijk tot en met 2031. De aanvraagperiode voor 2025 is op dit moment nog niet bekend, maar kunt u na bekendmaking hier vinden.

 

Voorwaarden subsidie

Als de voorwaarden in 2025 ongewijzigd blijven ten opzichte van 2024, moet een erkend leerbedrijf een praktijkplaats verzorgen voor een mbo-student in de derde leerweg (overig onderwijs (ovo) of overige opleidingen deeltijd (odt) om voor subsidie in aanmerking te komen. De student moet een werkzoekende zijn of betaalde arbeid verrichten en tijdens de aanvraagperiode staan ingeschreven in het Register Onderwijsdeelnemers (ROD) van DUO.

 

Omvang subsidie

De subsidie bedraagt maximaal € 2.700 per praktijkplaats. Zijn er meer aanvragen dan het beschikbare budget, dan wordt het budget verdeeld over de aanvragen. Hierdoor kan de subsidie lager zijn dan € 2.700 per praktijkplaats.

 

Het erkende leerbedrijf moet de subsidie aanvragen binnen een jaar na afloop van de praktijkleerplaats. De subsidie wordt maximaal verstrekt over een periode van 52 aaneengesloten weken, waarvan er maximaal 40 voor subsidie in aanmerking komen.

 

Let op:
Deze subsidie is niet voor mbo-studenten in de beroepsopleidende leerweg (bol) en beroepsbegeleidende leerweg (bbl). Voor deze studenten kan de werkgever mogelijk wel in aanmerking komen voor de Subsidieregeling praktijkleren voor het mbo.

 

5.3     Subsidie voor groepshulpen kinderopvang

 

Kinderopvangorganisaties kunnen ook in 2025 weer subsidie aanvragen voor een praktijk(leer)plaats voor doorontwikkeling van groepshulpen. De aanvraagperiode loopt van 3 november 2025 tot en met 28 novemberuur. Het beschikbare budget in 2025 bedraagt €De subsidie biedt een tegemoetkoming in de loonkosten van groepshulpen en is aan te vragen bij RVO.nl. Het doel is dat door de subsidie meer groepshulpen worden aangenomen en dat zij kunnen doorgroeien in de kinderopvang.

 

De subsidie bedraagt maximaal € 10.056 per jaar per groepshulp en is afhankelijk van het aantal contracturen dat de groepshulp per week werkt. Een organisatie kan voor maximaal twee groepshulpen subsidie aanvragen.

 

De subsidie kent een aantal voorwaarden. Zo moet een groepshulp een arbeidsovereenkomst van ten minste twaalf maanden hebben met een startdatum vanaf 1 augustus 2023 of later. Ook moet de groepshulp deelnemen aan scholing via praktijkleren in het mbo, gericht op het behalen van een praktijkverklaring, mbo-certificaat of diploma. Deze scholing moet tussen 1 augustus 2023 en 31 oktober 2026 zijn gestart. Verder is vereist dat de kinderopvangorganisatie voor de groepshulp eerder ook subsidie heeft gekregen via de Subsidieregeling praktijkleren of praktijkleren in de derde leerweg.

 

Tip!

De subsidie is ook in 2026 nog beschikbaar. Het beschikbare budget voor 2026 bedraagt


 

5.4     Ruimere WBSO


Met ingang van 1 januari 2025 is de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) voor werkgevers verruimd. Via de WBSO krijgen werkgevers een tegemoetkoming in de kosten van innovatieve werkzaamheden. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de kosten van innovatie en van de vraag of het bedrijf een startende onderneming is of niet. U verrekent de toegekende tegemoetkoming met uw af te dragen loonheffing.

 

 

 

Wijziging percentages

Er gelden verschillende percentages qua tegemoetkoming. Deze zijn met ingang van 1 januari 2025 verhoogd. Zo gold in 2024 voor kosten tot € 350.000 een percentage van 32% en voor het meerdere 16%. Vanaf 2025 geldt voor kosten tot € 380.000 een percentage van 36% en voor het meerdere 16%. Verder gold voor starters in 2024 een percentage van 40% voor kosten tot € 350.000. Vanaf 2025 geldt een percentage van 50% voor kosten tot € 380.000.

 

  Tarief/GrTarief 1e schijf      32%                 36%

  Tarief 1e schijf starters               40%               50%

  Grens 1e schijf                             € 350.000     € 380.000

  Tarief 2e schijf                             16%                  16%

 

5.5     SLIM-subsidieregeling 2025


De SLIM-regeling (de Stimuleringsregeling Leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen) kan u helpen personeel gemotiveerd én gekwalificeerd te houden. De SLIM-subsidie wordt verlengd tot en met 2029 en kent in 2025 twee regelingen: voor individuele mkb-ondernemingen en voor samenwerkingsverbanden in het mkb.

 

Geen aparte SLIM-regeling meer voor grootbedrijven

Voor grootbedrijven in de sectoren landbouw, horeca en recreatie is het vanaf 2025 niet meer mogelijk om een beroep te doen op de SLIM-regeling. Gebleken is dat deze oorspronkelijke doelgroep niet veel gebruikmaakte van de regeling. Overigens kunnen deze bedrijven nog wel als deelnemer in een samenwerkingsverband aanspraak maken op de SLIM-regeling.

 

Minder administratie voor SLIM-subsidies tot € 25.000

Voor SLIM-subsidies tot € 25.000 hoeft vanaf 2025 achteraf geen verzoek tot vaststelling meer te worden ingediend. Deze subsidie wordt ambtshalve vastgesteld. Ook de verplichtingen tot het maken van een evaluatieverslag en het bijhouden van een administratie vervallen. Wat blijft, is dat vooraf 50% van het subsidiebedrag als voorschot wordt betaald.

 

Voorschot SLIM-subsidie samenwerkingsverbanden

Vanaf 2025 kunnen ook samenwerkingsverbanden een voorschot krijgen. De hoogte van het voorschot is afhankelijk van de duur en de hoogte van de subsidie.

 

Ander subsidiepercentage kleine mkb-ondernemingen

Het subsidiepercentage voor kleine mkb-ondernemingen bedraagt vanaf 2025 60%, net als voor andere ondernemingen. Dit betekent dat zij niet meer tot 80% (zoals in 2024), maar tot 60% van de subsidiabele kosten als SLIM-subsidie kunnen ontvangen vanaf 2025.

 

Vervallen subsidie praktijkleerplaatsen

Vanaf 2025 vervalt de SLIM-subsidie van maximaal € 2.700 voor een praktijkleerplaats voor een beroepsopleiding of in de derde leerweg bij een erkend leerbedrijf.

 

 

 Overige wijzigingen

Vanaf 2025 vinden nog meer wijzigingen plaats. Zo wordt onder meer nadrukkelijk in de regeling opgenomen dat activiteiten niet voor de SLIM-subsidie in aanmerking komen als deze alleen ten goede komen aan bestuurders of eigenaren van een onderneming. De bestuurder of eigenaar mag wel deelnemen aan de activiteit, maar niet de enige doelgroep zijn.

 

Ook kan een subsidieaanvrager vanaf 2025 maximaal drie maanden uitstel aanvragen als de subsidiabele activiteiten niet op tijd zijn afgerond door omstandigheden die hem niet zijn aan te rekenen. Deze uitstelaanvraag is ook mogelijk voor SLIM-subsidies die vóór 2025 zijn verkregen.

 

Voor het opstellen van een controleverklaring door een accountant – dit is bij subsidies van € 125.000 of meer verplicht –, wordt vanaf 2025 een vaste vergoeding van € 3.000 verstrekt. Deze vaste vergoeding van € 3.000 geldt ook voor SLIM-subsidies die vóór 2025 zijn verkregen. Als de subsidie echter al is verleend, wordt die verleende subsidie niet verhoogd met dit bedrag. Het is wel mogelijk om de begroting te herverdelen en het bedrag van € 3.000 daarin op te nemen.

 

Aanvraagtijdvakken 2025

Voor de SLIM-regeling voor mkb-ondernemingen zijn in 2025 twee aanvraagtijdvakken (van 3 maartuur tot en met 31 maartuur én van 1 septemberuur tot en met 30 septemberuur). Voor samenwerkingsverbanden is in 2025 één aanvraagtijdvak (van 2 juniuur tot en met 30 juniuur).

 

Budget 2025

Voor mkb-ondernemingen is in 2025 in het eerste aanvraagtijdvak € 12,5 miljoen budget beschikbaar en in het tweede aanvraagtijdvak € 12,5 miljoen. In 2024 was dit € 15 miljoen respectievelijk €.

 

Voor samenwerkingsverbanden is in 2025 € 20 miljoen budget beschikbaar. In 2024 was dit nog € 22,5 miljoen.

 

5.6    SLIM-regeling: scholingssubsidie


Vanaf maart 2025 komt er binnen de SLIM-regeling waarschijnlijk een scholingssubsidie. De subsidie is eind november 2024 al in een internetconsultatie aangekondigd, maar was begin januari 2025 nog niet officieel gepubliceerd. Voor deze subsidie is tot en met 2027 € 73,8 miljoen budget beschikbaar. Met deze subsidie wordt het mogelijk om (delen) van opleidingen te volgen. Werkzoekenden kunnen zo instromen en werkenden kunnen doorstromen of overstappen naar functies in maatschappelijk cruciale sectoren.

 

Ontwikkelpaden

De subsidiabele opleidingen worden gebaseerd op sectorale Ontwikkelpaden. Deze Ontwikkelpaden worden door SZW en OCW in cocreatie met sectoren ontwikkeld. Ontwikkelpaden geven inzicht in hoe een (beoogd) werknemer kan instromen en zich binnen de sector stapsgewijs via verschillende functies kan ontwikkelen of over kan stappen naar een andere sector.

 

Tip!
De scholingssubsidie kan aangevraagd worden door individuele werkgevers, maar ook door samenwerkingsverbanden van O&O-fondsen, werkgevers- en werknemersorganisaties en brancheorganisaties.

 

Cruciale sectoren

De scholingssubsidie is gericht op maatschappelijk cruciale sectoren. Denk aan techniek/bouw/energie, zorg & welzijn, groen, kinderopvang, onderwijs, ICT, transport en logistiek.


5.7    Wijzigingen Wet tegemoetkomingen loondomein


De Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) draagt bij om werkgevers te stimuleren mensen met een kwetsbare positie in dienst te nemen en te houden. In de Wtl is vanaf 2025 nog maar één instrument opgenomen. Het lage-inkomensvoordeel (LIV) is per 1 januari 2025 afgeschaft, het Jeugd-LIV al per 1 januari 2024.

 

Afschaffing LIV per 2025

Per 1 januari 2025 is het LIV afgeschaft. U had voor het jaar 2024 nog wel recht op het LIV voor werknemers die rond het minimumloon verdienen (gemiddeld per uur van minimaal € 14,33 tot en met maximaal € 14,91). Er golden nog meer voorwaarden voor het LIV, onder meer dat voor de werknemer in 2024 minimaal 1248 uren verloond is. Hoewel het LIV in 2025 is afgeschaft, vindt uitbetaling van het LIV 2024 nog wel plaats in juli/augustus 2025.

 

Tip!
Het is verstandig om te controleren of de verloonde uren goed zijn ingevuld in de aangifte loonheffingen over 2024. Aangiften en correcties op aangiften 2024 die vóór 1 februari 2025 zijn gedaan, worden nog meegenomen in de voorlopige berekening van het LIV 2024 die de werkgever medio maart 2025 ontvangt. Correcties vanaf 1 februari 2025, maar uiterlijk op 1 mei 2025 worden meegenomen in de definitieve berekening van het LIV.

 

Tip!
Om de afschaffing van het LIV voor sociaal ontwikkelbedrijven te verzachten, ontvangen gemeenten vanaf 2025 een compensatie voor het afschaffen van het LIV.

 

Loonkostenvoordelen

Voor bepaalde groepen werknemers, die moeilijker aan werk komen, heeft u onder voorwaarden recht op een loonkostenvoordeel (LKV). Er zijn vier verschillende soorten LKV’s: voor oudere werknemers, voor arbeidsgehandicapte werknemers, voor de doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden en voor herplaatsing van arbeidsgehandicapte werknemers. Voldoet u voor een werknemer aan de voorwaarden voor meerdere LKV’s, dan kunt u toch maar een beroep doen op een van de regelingen (naar keuze).

 

Stapsgewijze afbouw LKV oudere werknemers

Vanaf 2025 wordt het LKV voor werkgevers die oudere werknemers in dienst hebben stapsgewijs afgebouwd. Of die afbouw plaatsvindt en hoe, is afhankelijk van de vraag of de dienstbetrekking vóór 1 januari 2024 begon of niet.

§ Voor dienstbetrekkingen die begonnen vóór 1 januari 2024 blijft het LKV voor oudere werknemers van € 3,05 per verloond uur met een maximum van € 6.000 per kalenderjaar gewoon in stand tot het einde van de looptijd van maximaal drie jaar.

§ Voor dienstbetrekkingen die begonnen op of ná 1 januari 2024 is het LKV per 1 januari 2025 verlaagd naar € 1,35 per verloond uur met een maximum van € 2.600 per kalenderjaar. Vanaf 1 januari 2026 bestaat voor deze dienstbetrekkingen geen recht meer op LKV. Wel vindt voor deze dienstbetrekkingen in 2026 nog uitbetaling van het LKV 2025 plaats.

 

Let op:
U moet over een doelgroepverklaring beschikken voor de werknemer. Deze kan de werknemer aanvragen bij het UWV of – bij een bijstandsuitkering – bij de gemeente. De doelgroepverklaring moet binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking zijn aangevraagd.

 

Tip!
Start de dienstbetrekking van uw oudere werknemer in 2025, ga dan na of u voor de werknemer misschien ook recht heeft op het LKV arbeidsgehandicapte werknemer. Dit LKV wordt namelijk niet afgeschaft en bedraagt ook € 3,05 per verloond uur, met een maximum van € 6.000. Als u een beroep op het LKV arbeidsgehandicapte werknemer kunt doen, wordt u dus niet geraakt door de afschaffing van het LKV oudere werknemer.

 

Verruiming LKV herplaatsen werknemer met arbeidshandicap

Vanaf 2025 zijn de criteria van het LKV herplaatsen werknemer met arbeidshandicap verruimd. Voor een werknemer die in de wachttijd van de WIA zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk hervat of geheel of gedeeltelijk in een andere functie bij u gaat werken, heeft u vanaf 2025 namelijk ook recht op dit LKV.

 

Recht op LKV bij overgang van onderneming
  Bij overgang van een onderneming gaan ook de werknemers over naar een nieuwe werkgever. De Belastingdienst ging ervan uit dat het recht op een LKV in zo’n situatie nooit mee overgaat naar de nieuwe werkgever. De Hoge Raad heeft echter op 24 mei 2024 geoordeeld dat een loonkostenvoordeel (LKV) niet vervalt bij een overgang van een onderneming.

 

Was in uw situatie ook sprake van overgang van een onderneming, dan blijft het recht op een LKV dus bestaan, mits aan de voorwaarden voor toepassing van het LKV is voldaan. Om in 2025 recht te hebben op het LKV, dient u in de aangifte loonheffingen 2025 het vinkje voor het LKV aan te zetten.

 

Let op:
Het oordeel van de Hoge Raad is mogelijk ook van toepassing op contractovernames waarbij de arbeidsovereenkomst door een nieuwe werkgever ongewijzigd wordt voortgezet.

 

Andere aangekondigde wijziging in LKV’s

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft nog meer wijzigingen voor ogen voor de LKV’s. Dit is opgenomen in het Wetsvoorstel banenafspraak dat op 17 oktober 2023 al aangeboden is aan de Tweede Kamer en waarvoor op 20 januari 2025 een plenair debat in de Tweede Kamer gepland staat. In het wetsvoorstel is onder meer opgenomen dat het LKV werknemers doelgroep van de banenafspraak en scholingsbelemmerden vanaf een bepaalde datum structureel beschikbaar wordt. Dit maakt dan een einde aan de maximale toepassingsperiode van de drie jaar die nu geldt. Het is ook de bedoeling dat dan geen doelgroepverklaring meer hoeft te worden aangevraagd. De beoogde ingangsdatum was 1 januari 2025, maar die datum is niet gehaald. Als de Eerste Kamer uiterlijk 1 juli 2025 het wetsvoorstel aanneemt, kan de beoogde ingangsdatum van 1 januari 2026 worden gehaald. Bij aanname na die datum kan inwerkingtreding op zijn vroegst per 1 januari 2027 plaatsvinden

 

5.8  LoonkostensubsidieregelingParticipatiewet

 

Voor werknemers met een arbeidsbeperking die niet in staat zijn met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, kunt u onder bepaalde voorwaarden een loonkostensubsidie krijgen. Deze subsidie compenseert het verschil tussen de loonwaarde van een werknemer en het minimumloon. De maximale subsidie is 70% van het referentiemaandloon. U kunt daarnaast ook een vergoeding voor de werkgeverslasten krijgen van 25% van de loonsom waarover loonkostensubsidie wordt verstrekt.

 

U dient de aanvraag voor de loonkostensubsidie in bij de gemeente waar de werknemer staat ingeschreven. De gemeente moet binnen vijf weken na vaststelling van de loonwaarde (of een beslissing dat een loonwaardemeting achterwege kan blijven) een beschikking afgeven over de aanvraag. 

 

Let op:
Aanvragen moet in beginsel vóór de start van het dienstverband of binnen één maand na de start. Voor een bepaalde doelgroep kunt u ook binnen zes maanden na de start de loonkostensubsidie aanvragen. Het gaat hierbij onder meer om schoolverlaters uit het voortgezet speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs of de entreeopleiding mbo en voor mensen die vallen onder de re-integratieverantwoordelijkheid van de gemeente.


5.9    Andere regelingen

 

Naast de hiervoor beschreven subsidies en tegemoetkomingen zijn er nog meer regelingen, bijvoorbeeld:

- een vergoeding voor een aangepaste werkplek voor een werknemer met een ziekte of handicap;

- een vergoeding voor een jobcoach voor de begeleiding van een werknemer met een ziekte of handicap;

- een tegemoetkoming in de loonkosten voor werknemers met een Wajong- of IVA-uitkering (loondispensatie);

- het in dienst nemen van een werknemer met een no-riskpolis;

- via een proefplaatsing een werknemer twee maanden op proef laten werken.


 
 

2 september 2025
Mest: extra maatregelen en doelsturing In het onlangs gepubliceerde ‘concept 8e Actieprogramma’ zijn, voor de periode 2026-2029, extra mestmaatregelen opgenomen. In gebieden waar de waterkwaliteit in orde is kunnen versoepelingen gaan gelden. Ook wordt waarschijnlijk een start gemaakt met doelsturing. Actieprogramma Nitraatrichtlijn Iedere lidstaat moet ieder vier jaar een ‘Actieprogramma Nitraatrichtlijn’ (AP) indienen bij de Europese Commissie. In het AP worden (extra) maatregelen opgenomen, die ertoe moeten leiden dat de doelen vanuit de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water worden behaald. Het 8 e AP loopt over de periode 2026-2029. De overheid wil de genoemde maatregelen in de loop van deze periode invoeren, veelal vanaf 2027. Waterkwaliteit vaak in orde, niet in alle gebieden De regio’s met klei- en veengrond voldoen aan de nitraatnorm voor grondwater (50 mg/l). Dit geldt ook voor regio zand-noord. De verwachting is dat met de huidige maatregelen ook de regio zand midden aan de nitraatnorm gaat voldoen. Heeft u percelen in de regio zand-zuid of löss? Deze gebieden voldoen nog niet. U krijgt u vanuit het 8 e AP waarschijnlijk te maken met extra maatregelen. Kwaliteit oppervlaktewater: verbetering nodig Naar verwachting voldoet in 2027 circa 60% van het oppervlaktewater aan de normen voor stikstof en/of fosfaat. Voor percelen rondom oppervlaktewateren, die nog niet voldoen, gaan extra maatregelen gelden. Maatregelen: aanscherpingen, soms versoepelingen De huidige NV-gebieden komen te vervallen en worden vervangen door ‘aandachtsgebieden’. Een aandachtsgebied kan betrekking hebben op stikstof of fosfor of beide. Afhankelijk van de waterkwaliteit worden, volgens het concept 8 e AP, aanvullende maatregelen genomen of vinden versoepelingen plaats. Verwachte maatregelen volgens concept 8 e AP · De rustgewasverplichting voor zand en lössgrond blijft bestaan. Heeft u percelen in de zandregio’s noord en midden? Dan blijft de rotatieverplichting ‘1 op 4’. Voor de regio’s zand zuid en löss gaat de rotatie naar verwachting naar 1 op 3, met een optie op 2 op 6. · De stimuleringsregeling vanggewas op zand- en lössgrond blijft van kracht. Het vanggewas mag u niet bemesten. Wel mag u het vanggewas vanaf 1 januari vernietigen (nu 1 februari). · De verplichting van het telen van een vanggewas na mais gaat ook gelden als u mais teelt op klei- of veengrond. · Het vanggewas na mais mag op alle grondsoorten vanaf 1 januari worden vernietigd (nu 1 februari). · De stikstofgebruiksnormen op zand- en lössgrond kunnen, afhankelijk van de opgave, worden aangescherpt of verruimd. Ligt uw perceel in een (nieuw) ‘aandachtsgebied stikstof’? Dan kan de stikstofnorm worden gekort tot maximaal 20% van de (nieuwe) ‘generieke norm’. · De verplichte bufferstroken blijven van kracht. Is de waterkwaliteit op klei- en veengrond goed? Dan kan de bufferstrook smaller worden (standaard 1 meter i.p.v. 3 meter). · In ‘aandachtsgebieden fosfor’ moet u, volgens planning, op een verplichte bufferstrook van 3 meter en op bufferstroken langs KRW-waterlichamen en ecologisch kwetsbare beken een bezinkgreppel aanleggen. · Op zand- en lössgrond moet u, na graslandvernietiging, rekening houden met een korting van 65 kg op de stikstofnorm. Dit geldt voor alle gewassen na gras. · Eventuele maatregelen voor ‘behoud grasland’ zijn nog niet nader uitgewerkt. Start doelsturing Het is de bedoeling dat binnen het 8 e AP een start wordt gemaakt met doelsturing gericht op grondwaterkwaliteit. U kunt hier vrijwillig aan deelnemen. Binnen deze doelsturing ligt de focus op de indicatoren N-mineraal en N-bodemoverschot. Behaalt u goede resultaten? Dan gelden voor u vanaf 2029 mogelijk versoepelingen op bepaalde generieke maatregelen. Waarschijnlijk worden nagenoeg alle voorgestelde maatregelen doorgevoerd. Als de maatregelen definitief zijn informeren we u hier tijdig over. Voorstel pacht: stimuleren langlopende pacht Staatssecretaris Rummenie van LVVN heeft een voorstel voor een herziening van de pachtregelgeving bekend gemaakt. De insteek is om langlopende pacht te stimuleren en kortlopende pacht te ontmoedigen. Procedure herziening pachtregelgeving De voorstellen van de staatssecretaris moeten nog verder worden uitgewerkt in een wetsvoorstel. Daarna moeten de Tweede Kamer en de Eerste Kamer hier hun goedkeuring over geven. Het zal daardoor nog enige tijd duren voordat de herziene pachtregelgeving definitief is. Meer nadruk op duurzaamheidsafspraken In pachtovereenkomsten kunnen voorwaarden opgenomen worden waardoor de pachter duurzamer met de grond om zal gaan. De staatssecretaris wil, vooruitlopende op de herziening, het opnemen van duurzaamheidsafspraken in bestaande reguliere pachtovereenkomsten vergemakkelijken. Bedrijfsmatigheidstoets AOW-leeftijd Bij alle bestaande en nieuwe pachtvormen, behalve teeltpacht, kunt u op verzoek van de verpachter, te maken krijgen met een ‘toets op agrarische bedrijfsmatigheid’. De verpachter mag dit verzoek aan u doen, als u als pachter, de AOW-leeftijd bereikt en daarna per zes jaar herhalen. In tegenstelling tot nu moet u dan (als pachter) bewijzen dat u het gepachte bedrijfsmatig agrarisch gebruikt. (Nieuwe) pachtvormen Bij de voorgestelde herziening wil de staatssecretaris bestaande pachtvormen aanpassen of vervangen door nieuwe pachtvormen. Ook kunt u straks gebruik maken van een nieuwe langlopende pachtvorm. Reguliere pacht De huidige reguliere pacht blijft bestaan. Wel gaat de ‘toets op agrarische bedrijfsmatigheid’ gelden, ook voor bestaande pachtcontracten. Bij nieuwe reguliere pachtcontracten kunt u de pachtprijs zelf bepalen. Vervolgens wordt de pachtprijs jaarlijks aangepast, op basis van een (nog te ontwikkelen) ‘agrarische prijsindexatie’. Nieuw: Duurzame langlopende pacht De looptijd van deze nieuwe pachtvorm is volgens het voorstel minimaal 24 jaar voor de pacht van een hoeve, grond en/of gebouwen. U kunt ook hier, samen met de (ver)pachter, de pachtprijs zelf bepalen. Eveneens geldt daarna de agrarische prijsindexatie. Anders dan bij reguliere pacht bestaat bij deze nieuwe pachtvorm geen continuatierecht. Kortlopende pacht Deze kortlopende pacht vervangt de geliberaliseerde pacht. De maximale pachtduur wordt 12 jaar. Er geldt geen verplichte minimale pachtduur. De maximaal toegestane pachtprijs wordt afhankelijk van de duur van de pachtovereenkomst: bij een kortere duur geldt een lagere maximum pachtprijs dan bij een langere pachtduur. Teeltpacht Deze pachtvorm zal, naar verwachting, vergelijkbaar zijn met de huidige teeltpacht. Natuurpacht Deze nieuwe pachtvorm vervangt de huidige reservaatpacht. Voor los land gaat een minimale looptijd van 6 jaar gelden. Het blijft mogelijk om het, in de pachtovereenkomst opgenomen, beheerplan tussentijds te wijzigen. Bij een significante wijziging van het natuurdoel, een functiewijziging en/of een wijziging van het waterpeil kan de terreinbeherende organisatie de overeenkomst eenzijdig opzeggen. Als pachter moet u dan hiervoor gecompenseerd worden. Heeft u vragen over de voorgestelde herziening van de pachtregelgeving? Informeer dan bij uw adviseur. Schatting hoogte basis- en ecopremie 2025 Dit jaar is geen extra nationaal budget beschikbaar voor de basis- en ecopremie. Hierdoor moet u rekening houden met een lager bedrag aan basispremie. Mogelijk dat ook een korting op de ecopremie volgt. Verwachte basis- en ecopremie Op basis van de ingediende Gecombineerde opgaven 2025 wordt het budget voor de ecoregeling ruim overschreden. Om de ecopremie toch maximaal uit te kunnen keren wordt een deel van het budget voor de basispremie gebruikt voor de ecopremie. Minimaal bedrag basispremie De verwachting is dat u in 2025 voor de basispremie minimaal de volgende bedragen ontvangt: · € 202 per ha, voor eerste 40 hectare. · € 158 per ha, boven 40 ha. Standaardbedragen ecopremie De bedoeling is dat u, door de genoemde herverdeling van het budget, de standaardbedragen voor de ecopremie kunt ontvangen: ‘Brons’ € 60/ha, ‘Zilver’€ 100/ha, ‘Goud’ € 200/ha. Hogere basispremie en/of lagere ecopremie mogelijk Komen uiteindelijk minder bedrijven voor de ecopremie in aanmerking? Of komen veel bedrijven in een lagere klasse dan aangevraagd? Dan is minder budget voor de ecopremie nodig. In deze situatie kunt u een hogere basispremie verwachten. Blijft de deelname aan ecoregeling vergelijkbaar met de aanvraag? Dan is er, ondanks de herverdeling te weinig budget en zal, tot maximaal 10%, gekort worden op de ecopremie. Na 15 oktober is de definitieve deelname aan de ecoregeling bekend. Dan kan RVO de definitieve basis- en ecopremie bepalen. Percelen soms afknippen op kadastrale grens Geeft u grond of landschapselementen op waarover u geen schriftelijke toestemming krijgt van de eigenaar? Dan kunt u een waarschuwing of korting op uw GLB-subsidies krijgen. Dit kan ook spelen als (een deel) van uw opgegeven perceel buiten de kadastrale grens ligt. Toestemming voor gebruik Bent u niet de eigenaar van percelen of landschapselementen waarvoor u GLB-subsidie aanvraagt? Dan moet u bij controle een schriftelijke toestemming van de eigenaar kunnen overleggen. Dit geldt ook als u delen van topografische percelen opgeeft, die buiten de kadastrale grens liggen, zoals bijvoorbeeld bermen en schouwpaden. Waarschuwing of korting Heeft u een landschapselement (incl. sloot) of een deel van een topografisch perceel ten onrechte opgegeven? En constateert RVO dit? Dan ontvangt u over dit deel geen basis- en ecopremie. Daarnaast volgt allereerst een waarschuwing. Constateert RVO in één van de opvolgende twee jaar dezelfde soort overtreding (herhaling), dan worden uw GLB-subsidies (basis- en ecopremie) met 5% of 10% gekort. Bij een volgende herhaling is de korting 10% of 20%. Geeft u ten onrechte een geheel topografisch perceel op, dan volgt direct een korting van 10% (bij herhaling 20%). Voorkom waarschuwing dit jaar Een waarschuwing heeft geen gevolgen voor de uitbetaling. Maar dit kan wel leiden tot een korting in 2026 of 2027 als RVO deze ‘fout’ opnieuw constateert op hetzelfde of een ander perceel (er is dan sprake van herhaling). Speelt bovenstaande mogelijk op uw bedrijf? Overleg dan met uw adviseur of het verstandig is om correcties in uw Gecombineerde opgave door te voeren. Voorstel fors lager budget nieuw GLB De Europese Commissie heeft een voorstel voor de Meerjarenbegroting 2028-2034 bekend gemaakt. Ondanks dat veel zaken en details nog niet bekend of definitief zijn, lijkt het GLB-budget met circa 25% te dalen. Meerjarig Financieel Kader De Meerjarenbegroting van de EU wordt ook wel het ‘Meerjarig Financieel Kader’ (MFK) genoemd. In het voorgestelde MFK voor de jaren 2028 t/m 2034 wordt het totale Europese budget fors verhoogd naar € 2.000 miljard (huidige periode € 1.200 miljard). Er is extra budget nodig voor o.a. concurrentievermogen, defensie, veiligheid en ruimtevaart, crisisbeheersing en steun voor Oekraïne. Daarnaast wordt een budget gereserveerd als ‘Landbouwreserve’ voor bijvoorbeeld klimaatrampen en grote marktverstoringen. Fors lager budget voor GLB In de voorstellen is voor het GLB een totaalbedrag voor alle lidstaten van € 300 miljard opgenomen (huidige periode € 386 miljard). Dit betekent een daling van circa 25%. Eén plan en budget voor diverse onderwerpen Het voorstel is om lidstaten meer flexibiliteit te bieden in de verdeling van hun EU-budget voor o.a. het GLB, het visserij- en maritiem beleid, het sociaal beleid, migratie en interne veiligheid. Wel moet per lidstaat een minimaal bedrag besteed worden aan het GLB. Verdeling GLB-budget Het GLB-budget voor de afzonderlijk lidstaten is nog niet bekend. Wel is bekend dat het GLB-budget besteed moet worden aan inkomenssteun voor boeren en vissers. Dit is inclusief steun voor milieumaatregelen (o.a. ecoregeling en ANLb), investeringen, steun aan jonge landbouwers en risicobeheersinstrumenten. Onderscheid Pijler I en Pijler II vervalt Hierbij komt het onderscheid tussen Pijler I (rechtstreekse betalingen) en Pijler II (plattelandsontwikkeling) te vervallen. Dit geeft lidstaten meer flexibiliteit waaraan, o.a. het GLB-budget, wordt besteed. Wel moet iedere lidstaat aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zo wordt bijvoorbeeld een minimaal en maximaal bedrag voor de basispremie voor alle lidstaten vastgesteld. Jonge landbouwers, aftopping ontvangers Gelijktijdig met het voorstel MFK zijn ook de eerste voorstellen voor uitbetaling van het GLB gepubliceerd. Het voorstel is de uitbetaling met name te richten op jonge landbouwers en kleine en middelgrote bedrijven. Om dit te bewerkstellingen wordt voor aanvragers een gestaffelde aftopping van de te ontvangen GLB-steun voorgesteld: · Geen aftopping voor bedragen tot maximaal € 20.000. · 25 % voor het bedrag tussen € 20.000 t/m € 50.000. · 50 % voor het bedrag tussen € 50.000 t/m € 75.000. · 75 % voor het bedrag tussen € 75.000 t/m € 100.000. · 100% voor het bedrag boven de € 100.000. Vervolgprocedure Het voorstel van de Europese Commissie moet nog besproken worden in de Europese Raad en het Europese Parlement. Op een later moment starten onderhandelingen tussen deze drie partijen. Over de voorstellen zullen flinke discussies volgen. Zeker over het extra budget dat de afzonderlijke lidstaten beschikbaar moeten stellen. Het zal dus nog enige tijd duren voordat het MFK definitief vastgesteld wordt. De nieuwe EU-budgetten zijn nog niet definitief. Maar waarschijnlijk ontvangt u vanaf 2028 minder GLB-steun door een lager budget en de voorgestelde aftopping. Kort nieuws Wijzigingen ecoregeling 2026 De ecoregeling 2026 wordt, naar verwachting, vergelijkbaar met de ecoregeling van dit jaar. Wel worden de waarden voor de eco-activiteit ‘Stikstofbindend gewas’ fors verlaagd: · Regio 1: € 415/ha (nu € 1.995/ha). · Regio 2: € 585/ha (nu € 2.308/ha). Uw rustgewas zal alleen als eco-activiteit meetellen als u in tenminste één van de drie voorgaande jaren ook een rustgewas teelde. Daarnaast is de planning om enkele wijzigingen in gewassenlijsten door te voeren. Aanvraag SABE-subsidies in oktober De planning is om de SABE-subsidies ‘Adviesvoucher’ en ‘Bedrijfsplanvoucher’ open te stellen in de periode van 7 oktober t/m 18 november 2025. Beide vouchers kunt u alleen besteden via een erkende BAS-adviseur. Afgelopen jaren was de belangstelling voor deze vouchers zeer groot. Tot nu toe werden de aanvragen afgehandeld op volgorde van binnenkomst. Bereid u dus tijdig voor. Controle wijziging SBI-code bij KVK KVK wil in de periode van 5 t/m 7 september de SBI-codes aanpassen. Daarnaast worden uw SBI-codes opnieuw vastgesteld op basis van uw, bij KVK, geregistreerde bedrijfsactiviteiten. De wijzigingen voor ‘landbouw’ lijken beperkt te zijn. Desondanks is het verstandig om na 7 september uw SBI-codes te controleren bij KVK. Voor het GLB is met name de SBI-code van uw hoofdactiviteit van belang. Indien nodig kunt u vooraf de beschreven bedrijfsactiviteiten nakijken en zo nodig aanpassen. De kans dat KVK de juiste SBI-code toekent is dan groter. Agenda T/m 1 oktober • Inzaai verplicht vanggewas direct na snijmais (zand/löss). Vanaf 2 oktober • Start ‘stikstofkorting’ volgens ‘Stimuleringsregeling vanggewas’ (zand/löss). o Inzaai 2 okt t/m 14 okt: korting 5 kg N/ha. o Inzaai 15 okt t/m 31 okt: korting 10 kg N/ha. o Geen inzaai of vanaf 1 nov: korting 20 kg N/ha. T/m 15 oktober • Actualiseren Gecombineerde opgave. Bepaalde wijzigingen eerder doorgeven, zodra dit bekend is. Zoals bijvoorbeeld intrekken eco-activiteit bij niet (meer) voldoen aan de voorwaarden. T/m 31 oktober • Inzaai verplicht vanggewas na snijmais (zand/löss). Vanggewas is wintergraan dat volgend jaar als hoofdteelt wordt geteeld. • Inzaai verplicht vanggewas na biologische snijmais en overige mais (zand/löss). Over ons Wij verzorgen boekhouding, belastingaangifte en financieel advies voor ondernemers in het MKB en de agrarische sector, maar ook voor particulieren. Heeft u behoefte aan een persoonlijke adviseur die dicht bij u staat, uw behoeften begrijpt en met u meedenkt? Kijk hieronder voor de contactgegevens van een WEA vestiging bij u in de buurt. Onze kantoor/adviseurs: WEA Accountants & Adviseurs Stokdijkkade 19 Naaldwijk Tel.0174 – 63 02 41 info@weanaaldwijk.nl WEA Accountants & Adviseurs kan niet garanderen dat deze informatie te allen tijde actueel en compleet is. WEA aanvaardt dan ook geen aansprakelijkheid voor directe of indirecte schade welke ontstaat naar aanleiding van het raadplegen van deze nieuwsbrief. Raadpleeg altijd eerst uw adviseur voordat u tot actie overgaat.
25 juli 2025
1. Wet plan van aanpak witwassen aangenomen De Wet plan van aanpak witwassen is op 10 juni 2025 door de Eerste Kamer aangenomen. De wet regelt dat contante betalingen van meer dan € 3.000 door en aan handelaren niet meer zijn toegestaan. Deze beperking geldt niet voor particulieren onderling. Die kunnen dus wel meer dan € 3.000 contant aan elkaar blijven betalen. De beperking geldt ook (nog) niet voor contante betaling van diensten. Mogelijk komt er in 2027 wel een Europese verplichting om voor diensten ook een limiet in te voeren. De grens voor contante betalingen is niet in elk EU-land gelijk. Dit kan bij internationale handelaren voor moeilijkheden zorgen. Zo bedraagt de grens in Frankrijk slechts € 1.000, maar in Duitsland weer € 10.000. Het is nog niet bekend wanneer de wet ingaat. Het streven van het inmiddels demissionaire kabinet was om het verbod op contante betalingen van meer dan € 3.000 vóór 1 januari 2026 in te voeren. 2. Zo vindt u uw fiscale betalingskenmerk Bij het betalen van belastingen moet u het juiste betalingskenmerk vermelden. Weet u dit betalingskenmerk niet meer, dan zijn er verschillende manieren om dit te achterhalen. Zo kunt u met uw aangifte-, aanslag- of beschikkingsnummer op de website van de Belastingdienst zoeken via ‘ zoekhulp betalingskenmerk ’. Voor de loon- of omzetbelasting kunt u ook uw omzetbelasting- of loonheffingennummer gebruiken. Ook kunt u na het inloggen op de website van de Belastingdienst uw betalingskenmerk vinden in het ‘Overzicht betalen en ontvangen’. 3. Eerste uitspraak in massaalbezwaarplusprocedure box 3 Op 24 december 2021 oordeelde de Hoge Raad dat de forfaitaire box 3-heffing vanaf 2017 in strijd is met het Europees recht. Het kabinet besloot echter geen rechtsherstel te bieden aan belastingplichtigen van wie de aanslag op 24 december 2021 al onherroepelijk vaststond (hierna: de groep niet-bezwaarmakers). Voor deze groep is de massaalbezwaarplusprocedure ingericht. Door middel van vier proefprocedures wordt de vraag voorgelegd of het terecht is dat de groep niet-bezwaarmakers niet in aanmerking komt voor rechtsherstel. Rechtbank Den Haag heeft als eerste een uitspraak gedaan en geoordeeld dat de proefpersoon niet in aanmerking komt voor rechtsherstel. Deze uitspraak zal aan een hogere rechter worden voorgelegd: ofwel een gerechtshof, ofwel – in overleg met de Belastingdienst – meteen al de Hoge Raad. Op dit moment is er daarom nog geen definitief uitsluitsel over de vraag of de groep niet-bezwaarmakers misschien toch recht heeft op rechtsherstel. 4. Fiscale regeling rond carpoolen Welke gericht vrijgestelde vergoeding kunt u geven bij carpoolen? Gebeurt het carpoolen op eigen initiatief én met een eigen auto van een werknemer, dan mag u iedere deelnemer (bestuurder én meerijders) een vergoeding van maximaal € 0,23/km geven voor zijn eigen afstand woon-werkverkeer. Is er in deze situatie sprake van een auto van de zaak, dan mag u alleen aan de meerijders maximaal € 0,23/km gericht vrijgesteld vergoeden voor hun afstand woon-werkverkeer. Organiseert u het carpoolen met een eigen auto van een werknemer, dan mag u alleen aan de bestuurder maximaal € 0,23/km gericht vrijgesteld vergoeden, maar dan wel voor alle kilometers (eigen afstand woon-werkverkeer plus omrijkilometers voor het oppikken van de meerijders). Is er in deze situatie sprake van een auto van de zaak, dan mag u aan niemand een gericht vrijgestelde kilometervergoeding geven. 5. Controleer uw beschikking Wtl 2024 Werkgevers die recht hadden op het lage-inkomensvoordeel (LIV) of een loonkostenvoordeel (LKV) over 2024 ontvangen vóór 1 augustus 2025 de beschikking Wtl 2024. De Belastingdienst betaalt het bedrag binnen zes weken na dagtekening van de beschikking. Controleer de beschikking wel goed en maak waar nodig bezwaar binnen zes weken na dagtekening van de beschikking. Is bijvoorbeeld sprake geweest van overgang van een onderneming of van contractovernames waarbij de arbeidsovereenkomsten door de nieuwe werkgever ongewijzigd worden voortgezet? Dan heeft u mogelijk – door een arrest van de Hoge Raad en een uitspraak van een gerechtshof – toch recht op een LKV of LIV. 6. Langere tijdelijke bescherming gevluchte Oekraïners Door de Richtlijn Tijdelijke Bescherming kunnen gevluchte Oekraïners in de Europese Unie verblijven zonder dat zij asiel hoeven aan te vragen. Op de website van de IND is te vinden voor wie de Richtlijn Tijdelijke Bescherming geldt. Als de Oekraïner een arbeidsovereenkomst, een bsn, een geldig paspoort, identiteitsbewijs of reisdocument én een bewijs van verblijf (sticker in paspoort, los papier of pasje) heeft, kan hij ook werken zonder tewerkstellingsvergunning. Op 13 juni 2025 stemden de Europese ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken in met het voorstel van de Europese Commissie om de richtlijn te verlengen tot en met 4 maart 2027. De formele besluitvorming in de Raad van de Europese Unie is voorzien op 15 juli 2025. Voor mensen die niet de Oekraïense nationaliteit hebben, maar in Oekraïne verbleven met een tijdelijke verblijfsvergunning, stopt de tijdelijke bescherming overigens definitief op 4 september 2025.
25 juli 2025
De Belastingdienst heeft nadere uitleg gegeven over hoe de doelmatigheidsgrens van € 2.400 in de werkkostenregeling (WKR) in de praktijk wordt toegepast. Gebruikelijkheidstoets WKR In beginsel is alles wat een werkgever vergoedt, verstrekt of ter beschikking stelt aan een werknemer als loon belast bij de werknemer. Hiervoor geldt een aantal uitzonderingen, gerichte vrijstellingen en nihilwaarderingen, waar in dit artikel verder niet op ingegaan wordt. Een werkgever kan in beginsel de vergoeding, verstrekking of ter beschikkingstelling ook aanwijzen als eindheffingsloon. De gebruikelijkheidstoets legt hier een beperking op: vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen die voor meer dan 30% afwijken van hetgeen normaal vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld wordt, mag een werkgever niet aanwijzen als eindheffingsloon. Let op: Tot het bedrag van de vrije ruimte (in 2025 2% van de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom en 1,18% daarboven) betaalt een werkgever geen belasting over de aangewezen vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen. Daarboven komt ten laste van de werkgever een eindheffing 80%. Doelmatigheidsgrens € 2.400 De Belastingdienst hanteert bij het beoordelen van de gebruikelijkheidstoets een doelmatigheidsgrens van € 2.400 per werknemer per jaar. Over de toepassing van deze grens bestonden in de praktijk nog vragen. De Belastingdienst heeft daarover onlangs nadere uitleg gegeven. Veilige haven De aanwijzing van vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen tot een bedrag van in totaal € 2.400 per werknemer per jaar beschouwt de Belastingdienst altijd als gebruikelijk. Tot dit bedrag is sprake van een ‘veilige haven’. De Belastingdienst onderneemt dan geen actie. Het is daarbij niet van belang om welk soort kosten of beloningsbestanddeel het gaat. Zo kan bijvoorbeeld ook een bonus of eindejaarsuitkering tot een bedrag van € 2.400 binnen deze veilige haven als eindheffingsloon worden aangewezen. Wat telt mee binnen de € 2.400? Als er geen twijfel is dat de aanwijzing van een vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling voldoet aan de gebruikelijkheidstoets, telt deze niet mee voor de € 2.400-grens. Dat geldt bijvoorbeeld voor een vergoeding waarvoor een gerichte vrijstelling geldt. Denk bijvoorbeeld aan een reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer tot maximaal € 0,23 per kilometer. Maar ook van overige (niet gericht vrijgestelde) vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen kan de aanwijzing zonder twijfel voldoen aan de gebruikelijkheidstoets. Bijvoorbeeld omdat de gebruikelijkheid hiervan vooraf is afgestemd met de Belastingdienst. Voorbeeld Een werkgever geeft aan een werknemer een reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer van € 1.500 (tegen de gerichte vrijstelling van maximaal € 0,23 per kilometer). Daarnaast heeft de Belastingdienst aan de werkgever bevestigd dat de aanwijzing van de door de werkgever geïmplementeerde fietsregeling voor € 2.000 per fiets gebruikelijk is. In dat jaar geeft de werkgever geen andere vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen. In december wil de werkgever een eindejaarsuitkering van € 2.400 aanwijzen als eindheffingsloon. De werkgever overschrijdt daarmee de grens van € 2.400 niet, omdat de reiskostenvergoeding en de fiets voor die grens niet meetellen. Beoordeling bij overschrijding van € 2.400-grens Wijst de werkgever voor meer dan € 2.400 per werknemer per jaar als eindheffingsloon aan, dan kan tot een bedrag van € 2.400 een beroep gedaan worden op de doelmatigheidsgrens. Boven dit bedrag kan de Belastingdienst de gebruikelijkheid echter wel toetsen. Voorbeeld Een werkgever geeft een bonus van € 4.000 en wil deze aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte van de WKR. In dit voorbeeld geeft de werkgever geen andere vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen. Dit betekent dat de werkgever voor € 2.400 gebruik kan maken van de doelmatigheidsgrens, maar dat voor een bedrag van € 1.600 de gebruikelijkheid ter discussie staat. Houd er rekening mee dat de Belastingdienst deze € 1.600 over het algemeen niet gebruikelijk zal vinden.