NIEUWSBERICHTEN

6 mei 2025

1.           Voorkom belastingrente IB 2024 en Vpb 2024

 

Als de Belastingdienst vanaf 1 juli 2025 een (voorlopige) aanslag IB 2024 oplegt, berekent de Belastingdienst over de periode die begint op 1 juli 2025 6,5% belastingrente. Dit kunt u voorkomen. De Belastingdienst berekent namelijk geen belastingrente als u vóór 1 mei 2025 een correcte aangifte IB 2024 indient of als u vóór 1 mei 2025 een correcte voorlopige aanslag IB 2024 aanvraagt. Het is belangrijk dat de aangifte/het verzoek om de voorlopige aanslag niet te laag is. De Belastingdienst berekent anders alsnog vanaf 1 juli 2025 6,5% belastingrente over het verschil. Let op: krijgt u een (voorlopige) aanslag IB met belastingrente? Dan is het mogelijk verstandig om tijdig bezwaar hiertegen te maken. Overleg daarover met onze adviseurs.

 

Bij het vanaf 1 juli 2025 opleggen van een (voorlopige) aanslag Vpb 2024 berekent de Belastingdienst 9% belastingrente. Dit voorkomt u door vóór 1 juni 2025 een correctie aangifte Vpb 2024 in te dienen. Lukt dat niet, dan voorkomt u de belastingrente als u vóór 1 mei 2025 een correcte voorlopige aanslag Vpb aanvraagt. Zorg dat het bedrag niet te laag is, anders berekent de Belastingdienst alsnog vanaf 1 juli 2025 9% belastingrente over het verschil. Heeft u een gebroken boekjaar, dan gelden andere termijnen. Over de hoge belastingrente voor de Vpb loopt inmiddels een massaalbezwaarprocedure. Let op: krijgt u een (voorlopige) aanslag Vpb met belastingrente, kom dan tijdig in bezwaar, zodat u kunt aansluiten bij deze procedure. De Belastingdienst doet dan nog geen uitspraak, maar wacht op het oordeel van de Hoge Raad.

 

 

2.           Einde compensatie transitievergoeding bij ontslag langdurig zieke?

Als een werknemer meer dan twee jaar ziek is, kan een werkgever bij het UWV ontslag aanvragen. Deze werknemer heeft dan recht op een transitievergoeding. De werkgever kan hiervoor nu nog compensatie aanvragen bij het UWV via de regeling compensatie transitievergoeding. Het kabinet heeft een wetsvoorstel voorgelegd waardoor straks alleen nog kleine werkgevers compensatie kunnen aanvragen. Een kleine werkgever is in het wetsvoorstel een werkgever met een loonsom tot en met 25 keer het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer per kalenderjaar. Daarbij wordt gekeken naar het totaal van het premieplichtige loon van de werkgever twee jaar eerder. Dit gebeurt nu ook al voor de vaststelling van de gedifferentieerde premie Arbeidsongeschiktheidsfonds. In 2025 is een werkgever klein voor deze premie als het totale premieplichtige loon over 2023 niet hoger was dan € 990.000.

 

 

3.           Definitieve rendementspercentages box 3 2024 bekend

 

In box 3 bestaan drie verschillende forfaitaire rendementspercentages: voor bank- en spaartegoeden, voor schulden en voor overige bezittingen. Het percentage voor overige bezittingen voor het jaar 2024 is al langer bekend en bedraagt 6,04%. Onlangs zijn de definitieve forfaitaire rendementspercentages voor bank- en spaartegoeden (1,44%) en voor schulden (2,61%) voor het jaar 2024 bekendgemaakt. De voorlopige forfaitaire rendementspercentages waren voor bank- en spaartegoeden en voor schulden eerder nog vastgesteld op 0,92% respectievelijk 2,46%. Mogelijk zijn de hogere definitieve percentages aanleiding om te verzoeken om een (wijziging van de) voorlopige aanslag IB 2024. Neem voor meer informatie hierover contact met ons op.

 

 

4.           Nieuwe afspraken over zero-emissiezones

De meest vervuilende fossiel aangedreven voertuigen mogen vanaf 1 januari 2025 niet meer in zero-emissiezones rijden. Voor schonere emissieklassen gelden overgangsregelingen die gefaseerd aflopen richting het jaar 2030. Ook zijn bepaalde voertuigen zoals kraanwagens, hoogwerkers en straatvegers tot 1 januari 2030 wettelijk vrijgesteld van de zero-emissiezones. Voor bepaalde auto’s is het verder nog mogelijk om een ontheffing aan te vragen bij het RDW. Op verzoek van de Tweede Kamer zijn met gemeenten nadere afspraken gemaakt over zero-emissiezones. Zo is afgesproken dat elke gemeente tot minimaal 1 juli 2025 geen boetes uitdeelt. Verder is een wetswijziging afgesproken waarmee de overgangsregeling voor bestelauto’s met emissieklasse 6 niet tot 1 januari 2028, maar tot 1 januari 2029 loopt. Ten slotte is gewerkt aan een nieuw convenant met gemeenten en brancheorganisaties met afspraken over ontheffingen voor ondernemers die de overstap naar een elektrisch voertuig (nog) niet kunnen maken in verband met netcongestie en/of bedrijfseconomische redenen.

 

 

5.           Online melden tewerkstelling werknemers van buiten EU

Voor bepaalde werknemers van buiten de EU hoeft een werkgever geen werkvergunning aan te vragen, maar moet wel een melding tewerkstelling worden gedaan. Sinds 12 maart 2025 kan dit voor deze werknemers alleen nog online. Het betreft werknemers met de verblijfsvergunning ‘overplaatsing’ binnen een onderneming’ (ind.nl) met de vermelding ‘ICT’ die in een periode van 180 dagen maximaal 90 dagen bij de werkgever werken. Verder geldt dit voor werknemers uit de Oekraïne die onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming vallen. Tot slot betreft het werknemers die student bouwkunst zijn van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) en studeren aan een academie voor bouwkunst en werkervaring moeten opdoen voor hun opleiding. De melding tewerkstelling arbeidskrachten voor de Regeling internationaal handelsverkeer is nog niet online mogelijk. Dit moet daarom nog via een papieren formulier.

 

 

6.           De Omnibus-wet, wat betekent dit mogelijk voor u?

De Europese Commissie publiceerde op 26 februari 2025 het ‘Omnibus-pakket’. Het voorstel is om alleen ondernemingen met meer dan 1.000 medewerkers onder de CSRD (Corporate Sustainability Reporting Directive) te laten vallen. Verder geldt voor ondernemingen die oorspronkelijk voor het eerst over het jaar 2025 zouden moeten rapporteren, een uitstel van het eerste verslagjaar naar 2027. Ook de te rapporteren informatie wordt nog aangepast. Het Europees Parlement heeft op 3 april 2025 ingestemd met het uitstel naar 2027. Over de overige wijzigingen moet nog worden gestemd. Heeft u een zakenrelatie die CSRD-plichtig is, dan moet u voldoen aan de uitvraag van uw zakenrelatie. U moet dan kunnen rapporteren op basis van de VSME-standaard (Voluntary small and medium enterprise). Deze is aanzienlijk minder uitgebreid en minder complex dan de ESRS-standaarden (European Sustainability Reporting Standards). Er komt mogelijk nog tooling voor beschikbaar, onder meer in Excel.

21 november 2025
1. Maximale inhouding huisvesting op minimumloon blijft 25% Werkgevers mogen in 2025 voor de kosten van huisvesting van een werknemer maximaal 25% van het wettelijk minimumloon inhouden op dit minimumloon. Het plan was om dit percentage vanaf 2026 met 5% per jaar af te bouwen. Vanaf 2030 zou het dan verboden zijn om de kosten van huisvesting in te houden op het wettelijk minimumloon. Dit plan gaat vooralsnog niet door. Het is uiteraard niet uitgesloten dat een nieuw kabinet er alsnog voor kiest om de regeling af te bouwen. Dat zal dan in ieder geval niet per 1 januari 2026 zijn. 2. Moet u op pensioenadvies aan personeel loonheffing inhouden? Als een werknemer een door u als werkgever betaald pensioenadvies krijgt, is hierover dan wel of geen loonheffing verschuldigd? Vanaf de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioen (Wtp) zijn pensioenuitvoerders verplicht om werknemers te begeleiden bij het maken van een keuze binnen de pensioenregeling. Als het pensioenadvies zich beperkt tot keuzebegeleiding, is dit verplichte advies onbelast voor de loonheffingen. Als meer persoonlijke achtergrondinformatie bij het pensioenadvies wordt betrokken, is het pensioenadvies niet meer beperkt tot keuzebegeleiding. Er is dan sprake van persoonlijk pensioenadvies. De Belastingdienst heeft aangegeven dat de kosten van een persoonlijk pensioenadvies belast loon vormen voor de werknemer. De Wtp verplicht overigens niet tot een dergelijk uitgebreid advies. Tip: u kunt er als werkgever voor kiezen om het persoonlijk pensioenadvies aan te wijzen voor de werkkostenregeling. In dat geval wordt bij de werknemer geen loonheffing geheven als u nog vrije ruimte heeft. 3. Onbelaste vergoeding internetabonnement mogelijk Van een werknemer die ook thuiswerkt, kunt u de kosten van zijn volledige internetabonnement onbelast vergoeden. Voorwaarde is dat de werknemer het internet nodig heeft en ook gebruikt voor zijn werk. U hoeft geen rekening te houden met een eventueel privégebruik van uw werknemer. Overigens bent u niet verplicht om het volledige abonnement te vergoeden. U kunt ook een deel vergoeden. Let wel op bij abonnementen die ook tv en vaste telefoon bevatten. Alleen het internetdeel kunt u namelijk onder de gerichte vrijstelling onbelast vergoeden. 4. Aanvragen subsidie praktijkleren derde leerweg tot 28 november 2025 Erkende leerbedrijven kunnen vanaf 3 november 2025 9.00 tot vrijdag 28 november 2025 17.00 uur weer de subsidie praktijkleren aanvragen voor een praktijkplaats van een mbo-student in de derde leerweg (overig onderwijs (ovo) of overige opleidingen in deeltijd (odt)). De student moet ingeschreven staan in het Register Onderwijsdeelnemers (ROD) van DUO. Daarnaast gelden nog meer voorwaarden . Per praktijkplaats kan maximaal € 2.700 subsidie gekregen worden. Het beschikbare budget bedraagt in 2025 € 2.800.000. Bij overschrijding van het budget wordt de hoogte van de subsidie naar rato verlaagd. Aanvragen van de subsidie kan via RVO.nl . Het erkende leerbedrijf moet de subsidie wel aanvragen binnen een jaar na afloop van de praktijkleerplaats. 5. Aanvraag subsidie groepshulp kinderopvang tot 28 november 2025 Van 3 november 2025 9.00 uur tot en met 28 november 2025 17.00 kunt u via RVO.nl weer subsidie aanvragen voor groepshulpen (groepsondersteuners) in uw kinderopvang. De subsidie bedraagt maximaal € 10.056 per jaar per groepshulp. U kunt de subsidie voor maximaal tien groepshulpen aanvragen. Er gelden wel voorwaarden . Het beschikbare budget bedraagt in 2025 € 1.735.000. Bij overschrijding van het budget wordt de hoogte van de subsidie per groepshulp naar rato verlaagd. 6. Verbetering koopkracht deeltijd-minimumloners Deeltijdwerkers die op jaarbasis minder verdienen dan het minimumloon en een loonsverhoging hebben die lager is dan de algemene loonontwikkeling, hebben in 2025 te maken met negatieve inkomensgevolgen. Deze gevolgen worden, op verzoek van de Tweede Kamer, vanaf 2026 gecompenseerd. Zo krijgen de lage inkomens in 2026 meer recht op arbeidskorting, waardoor vooral deeltijdwerkers met een uurloon op of rond het minimumloon er iets op vooruitgaan. Ter budgettaire dekking gaan de verhogingen van de arbeidskorting van € 25 en € 27 niet door, wordt het tarief in de eerste schijf van de IB in 2026 0,05% minder verlaagd (en in de komende jaren in geleidelijke stapjes nog minder verlaagd (tot 0,09% minder in 2035)) en wordt het tarief van 49,5% in de IB verschuldigd vanaf een lager inkomen dan eerder in het Belastingplan 2026 was opgenomen.
21 november 2025
Het wettelijk minimumuurloon wordt per 1 januari 2026 verhoogd. Wat zijn de nieuwe geïndexeerde uurtarieven? Vanaf 21 jaar Door een indexatie van 2,15% zal het wettelijk minimumuurloon voor een werknemer vanaf 21 jaar vanaf 1 januari 2026 € 14,71 per uur bedragen. Nu bedraagt het wettelijk minimumuurloon voor een werknemer van 21 jaar en ouder nog € 14,40 per uur. Let op! De berekening van het indexatiepercentage is gebaseerd op het gemiddelde van de procentuele ontwikkeling van de contractlonen in de marktsector, in de gepremieerde en gesubsidieerde sector en bij de overheid. Wettelijk minimumuurloon 15 tot en met 20 jaar Door de stijging van het wettelijk minimumuurloon voor werknemers van 21 jaar en ouder, stijgt het wettelijk minimumuurloon voor jongere werknemers per 1 januari 2026 als volgt: Leeftijd Percentage Minimumuurloon 21 jaar en ouder 100,0% € 14,71 20 jaar 80,0% € 11,77 19 jaar 60,0% € 8,83 18 jaar 50,0% € 7,36 17 jaar 39,5% € 5,81 16 jaar 34,5% € 5,07 15 jaar 30,0% € 4,41 Let op: In de Voorjaarsnota 2025 was door het huidige kabinet afgesproken om het minimumjeugdloon voor jongeren van 16 tot en met 20 jaar vanaf 2027 geleidelijk te verhogen. Het is nog niet bekend of het nieuwe kabinet deze plannen overneemt. Wettelijk minimumuurloon bbl Voor werknemers met een arbeidsovereenkomst in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) geldt voor werknemers in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar een ander percentage. Het wettelijk minimumuurloon voor deze werknemers is per 1 januari 2026 als volgt: Leeftijd Percentage Minimumuurloon 21 jaar en ouder 100,0% € 14,71 20 jaar 61,5% € 9,05 19 jaar 52,5% € 7,72 18 jaar 45,5% € 6,69 17 jaar 39,5% € 5,81 16 jaar 34,5% € 5,07 15 jaar 30,0% € 4,41 Let op: In juli 2025 maakte de minister van OC&W bekend dat hij de lagere percentages voor werknemers in de bbl met ingang van 1 januari 2027 wil afschaffen. Dit is nu een plan, dat verder nog niet concreet is.
21 november 2025
De belastingrente voor de inkomstenbelasting (IB) bedraagt in 2026 hoogstwaarschijnlijk 5%. Voor de vennootschapsbelasting (Vpb) zal dit waarschijnlijk 7,5% zijn. Beide percentages zijn 1,5% lager dan in 2025. Hoe wordt de nieuwe belastingrente vastgesteld? De belastingrente wordt één keer per jaar opnieuw vastgesteld. De nieuwe rente gaat dan per 1 januari gelden. In een besluit is vastgelegd hoe dit moet gebeuren. Daarbij geldt als basis de vóór 1 november van het voorafgaande jaar laatste gepubliceerde ECB-rente voor basisfinancieringstransacties. Voor de belastingrente voor het jaar 2026 gaat het hierbij om de op 11 juni 2025 gepubliceerde ECB-rente voor basisfinancieringstransacties. Die bedraagt 2,15%. Voor 1 november 2025 vond geen andere publicatie meer plaats. Let op: In het besluit is ook opgenomen dat de belastingrente altijd wordt vastgesteld op een afronding van halve procenten. Leidt de berekening tot een andere belastingrente, dan vindt dus afronding plaats. Verder wordt het belastingrentepercentage ten opzichte van het bestaande belastingrentepercentage maximaal 2% hoger of lager. Belastingrente IB 2026 Voor de IB wordt de hiervoor genoemde ECB-rente volgens het besluit verhoogd met 3%. Daarbij is ook opgenomen dat de minimale belastingrente altijd 4,5% is. Met deze rekenregels bedraagt de belastingrente voor de IB in 2026 5% (2,15% + 3% = 5,15%, afgerond op halve procenten is dat dus 5%). In 2025 bedraagt de belastingrente voor de IB nog 6,5%. Let op: Dit percentage geldt ook voor de meeste andere belastingen, onder meer de loonbelasting, omzetbelasting, dividendbelasting, erfbelasting et cetera. Belastingrente Vpb 2026 Voor de Vpb wordt de hiervoor genoemde ECB-rente volgens het besluit verhoogd met 5,5%. Daarbij is ook opgenomen dat de minimale belastingrente altijd 5,5% is. Met deze rekenregels bedraagt de belastingrente voor de Vpb in 2026 7,5% (2,15% + 5,5% = 7,65%, afgerond op halve procenten is dat dus 7,5%). In 2025 bedraagt de belastingrente voor de Vpb nog 9%. Let op: Dit percentage geldt ook voor de bronbelasting en de minimumbelasting. Nog geen officiële bekendmaking Het belastingrentepercentage voor 2026 is nog niet door de Belastingdienst bekendgemaakt. Gebaseerd op het besluit komen de percentages uit op 5 en 7,5%, maar daarvan is dus nog geen officiële bevestiging. Bezwaar belastingrente Over de hoogte van de belastingrente loopt een procedure bij de Hoge Raad. Bezwaren tegen de belastingrente zijn aangewezen als zogenaamde massaalbezwaarprocedure. Dit betekent dat degenen die bezwaar maken tegen de belastingrente pas een uitspraak van de Belastingdienst krijgen als de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan. Let op: Wilt u aansluiten bij deze massaalbezwaarprocedure, dan moet u op tijd een bezwaar indienen tegen de belastingrente. Neem voor meer informatie hierover contact op met onze adviseurs.