5. Particulier

20 september 2024

Van belastingverlagingen tot verhoogde toeslagen voor particulieren: het Belastingplan 2025 belooft verbeteringen voor uw financiële situatie. U kunt rekenen op een lagere inkomstenbelasting, verlaagde energiebelastingen en een verhoging van toeslagen, zoals huurtoeslag en kindgebonden budget. Deze maatregelen zijn gericht op het verlichten van uw financiële lasten en het versterken van uw koopkracht. Ontdek hier wat het Belastingplan 2025 voor u in petto heeft.

 

5.1     Tarieven box 1

 

De belastingheffing over inkomen uit werk en woning wordt op de volgende punten aangepast:

§ Per 1 januari 2025 wordt een extra, verlaagde eerste schijf in box 1 geïntroduceerd. Dit zorgt voor een gerichtere lastenverlichting bij middeninkomens. Het tarief in deze eerste schijf daalt van 36,97% (2024) naar 35,82% (2025). Het tarief van de tweede schijf bedraagt 37,48%. De grens van de derde schijf start op € 76.817 (2025) en is daarmee € 1.298 hoger dan in 2024. Het hoogste tarief in box 1 blijft 49,5%.

§ Het inkomen dat geldt in de derde schijf is vastgesteld op een lager bedrag dan op basis van indexatie zou zijn bepaald. Hierdoor vallen belastingplichtigen eerder in de derde schijf.

 

Let op!
Valt u in het laagste tarief, dan krijgt u ook aftrek in het laagste tarief. De aftrek wordt naar het nu lijkt afgetopt op het tarief van 37,48% in de tweede schijf.

 

5.2     Verhoging arbeidskorting


De arbeidskorting wordt met € 67 verhoogd voor de lagere en middeninkomensgroepen. Werkenden met een salaris tot bijna € 44.000 gaan er hierdoor op vooruit.

 

5.3     Box 3 – Sparen en beleggen 


Vooralsnog wordt vanaf 2027 het daadwerkelijke rendement in box 3 belast. Tot die tijd blijven fictieve rendementen het uitgangspunt. Er zijn drie categorieën: bank- en spaargelden, beleggingen en schulden.

 

Het kabinet heeft aanvullende maatregelen genomen na de Hoge Raad-uitspraak van 6 juni over box 3. Alle belastingplichtigen met een aanslag na het Kerstarrest van 24 december 2021 kunnen het formulier voor werkelijk rendement invullen als hun werkelijke rendement lager was dan het forfaitaire rendement. Voor aanslagen uit 2019 en 2020 moeten belastingplichtigen vóór het verstrijken van de vijfjaarstermijn een verzoek tot ambtshalve vermindering indienen (2019: tot eind 2024, 2020: tot eind 2025). Voor aanslagen uit 2017 en 2018 moet dit verzoek al (tijdig) ingediend zijn om het formulier voor werkelijk rendement te gebruiken.


5.3.1     Definitie werkelijk rendement

De Hoge Raad heeft bepaald dat bij het vaststellen van het werkelijke rendement het gehele vermogen in box 3 wordt meegenomen, zonder aftrek van het heffingsvrij vermogen. Het kabinet volgt deze definitie.


5.3.2     Tarief en heffingsvrij vermogen box 3

Het heffingsvrij vermogen in box 3 wordt verhoogd met € 684 naar € 57.684 per persoon. In 2025 blijft het tarief 36%.

 

5.4     Aanspraken bij aardbevingsschade


Het kabinet stelt voor om een specifieke vrijstelling in box 3 op te nemen in de Wet IB 2001 voor aanspraken die verband houden met het herstel van aardbevingsschade in Groningen en Noord-Drenthe. De wijziging wordt naar verwachting doorgevoerd in de aanslagen over 2025 en 2026.

 

5.5     Afschaffen Inkomensafhankelijke combinatiekorting uitgesteld tot 2027


De Inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is een heffingskorting voor alleenstaande ouders of de minstverdienende partners die werk en zorg voor jonge kinderen combineren. Per 1 januari 2025 zou deze heffingskorting afgeschaft worden. Dit is uitgesteld tot 2027.

 

5.6     Kindgebonden budget


Vanaf 1 januari 2025 wordt het kindgebonden budget verhoogd naar € 2.511. Daarna volgen verdere verhogingen: in 2026 met € 66, in 2027 met € 64 en in 2028 opnieuw met € 66.

 

Vergeleken met 2024 betekent dit dat het kindgebonden budget in 2025 met € 184 stijgt, in 2026 met € 250, in 2027 met € 314 en in 2028 met € 380.

 

5.7     Afbouw heffingskorting


In 2024 bedraagt de maximale algemene heffingskorting € 3.362. Deze korting wordt geleidelijk minder naarmate het inkomen toeneemt, beginnend bij een inkomen van € 24.813. Vanaf 2025 is de afbouw van de algemene heffingskorting niet alleen gebaseerd op het inkomen uit werk en woning, maar ook op het verzamelinkomen. Dus ook inkomsten uit aanmerkelijk belang en sparen en beleggen. Dit kan leiden tot een hogere belastingdruk wanneer u inkomsten uit vermogen of aanmerkelijk belang heeft.

 

Ook wordt de algemene heffingskorting in 2025 verlaagd met € 335. Daarnaast wordt het afbouwpunt van de algemene heffingskorting gekoppeld aan de hoogte van het wettelijk minimumloon. Dit betekent dat de korting sneller afneemt naarmate het inkomen stijgt, wat kan resulteren in een hogere belastingdruk voor hogere inkomens.

 

5.8     Extra vervoerskosten door ziekte of invaliditeit


De aftrek van extra vervoerskosten door ziekte of invaliditeit wordt in 2025 eenvoudiger. Belastingplichtigen hoeven geen complexe berekeningen meer te maken; voor het bezoeken van een arts, ziekenhuis of apotheek kunnen ze een vast bedrag van € 0,23 per kilometer aftrekken. Voor extra vervoerskosten door ernstige ziekte of handicap kan bovendien een vast bedrag van € 925 in aftrek gebracht worden. Het bewaren van bonnen voor bijvoorbeeld benzine is niet meer nodig. Voor reiskosten met de taxi of het openbaar vervoer blijven de werkelijke kosten aftrekbaar.

 

5.9     Fiscale oplossing voor eenverdieners onder sociaal minimum


Door een combinatie van belastingregels, toeslagen en sociale zekerheid is er een groep huishoudens die zonder extra maatregelen onder het sociaal minimum uitkomt. Deze huishoudens hebben een lager besteedbaar inkomen dan een bijstandsgezin. Met ingang van 1 januari 2028 wordt het voor een bepaalde groep alleenverdieners met een arbeidsongeschiktheidsuitkering mogelijk om de algemene heffingskorting over te dragen aan de partner.


 



21 november 2025
1. Maximale inhouding huisvesting op minimumloon blijft 25% Werkgevers mogen in 2025 voor de kosten van huisvesting van een werknemer maximaal 25% van het wettelijk minimumloon inhouden op dit minimumloon. Het plan was om dit percentage vanaf 2026 met 5% per jaar af te bouwen. Vanaf 2030 zou het dan verboden zijn om de kosten van huisvesting in te houden op het wettelijk minimumloon. Dit plan gaat vooralsnog niet door. Het is uiteraard niet uitgesloten dat een nieuw kabinet er alsnog voor kiest om de regeling af te bouwen. Dat zal dan in ieder geval niet per 1 januari 2026 zijn. 2. Moet u op pensioenadvies aan personeel loonheffing inhouden? Als een werknemer een door u als werkgever betaald pensioenadvies krijgt, is hierover dan wel of geen loonheffing verschuldigd? Vanaf de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioen (Wtp) zijn pensioenuitvoerders verplicht om werknemers te begeleiden bij het maken van een keuze binnen de pensioenregeling. Als het pensioenadvies zich beperkt tot keuzebegeleiding, is dit verplichte advies onbelast voor de loonheffingen. Als meer persoonlijke achtergrondinformatie bij het pensioenadvies wordt betrokken, is het pensioenadvies niet meer beperkt tot keuzebegeleiding. Er is dan sprake van persoonlijk pensioenadvies. De Belastingdienst heeft aangegeven dat de kosten van een persoonlijk pensioenadvies belast loon vormen voor de werknemer. De Wtp verplicht overigens niet tot een dergelijk uitgebreid advies. Tip: u kunt er als werkgever voor kiezen om het persoonlijk pensioenadvies aan te wijzen voor de werkkostenregeling. In dat geval wordt bij de werknemer geen loonheffing geheven als u nog vrije ruimte heeft. 3. Onbelaste vergoeding internetabonnement mogelijk Van een werknemer die ook thuiswerkt, kunt u de kosten van zijn volledige internetabonnement onbelast vergoeden. Voorwaarde is dat de werknemer het internet nodig heeft en ook gebruikt voor zijn werk. U hoeft geen rekening te houden met een eventueel privégebruik van uw werknemer. Overigens bent u niet verplicht om het volledige abonnement te vergoeden. U kunt ook een deel vergoeden. Let wel op bij abonnementen die ook tv en vaste telefoon bevatten. Alleen het internetdeel kunt u namelijk onder de gerichte vrijstelling onbelast vergoeden. 4. Aanvragen subsidie praktijkleren derde leerweg tot 28 november 2025 Erkende leerbedrijven kunnen vanaf 3 november 2025 9.00 tot vrijdag 28 november 2025 17.00 uur weer de subsidie praktijkleren aanvragen voor een praktijkplaats van een mbo-student in de derde leerweg (overig onderwijs (ovo) of overige opleidingen in deeltijd (odt)). De student moet ingeschreven staan in het Register Onderwijsdeelnemers (ROD) van DUO. Daarnaast gelden nog meer voorwaarden . Per praktijkplaats kan maximaal € 2.700 subsidie gekregen worden. Het beschikbare budget bedraagt in 2025 € 2.800.000. Bij overschrijding van het budget wordt de hoogte van de subsidie naar rato verlaagd. Aanvragen van de subsidie kan via RVO.nl . Het erkende leerbedrijf moet de subsidie wel aanvragen binnen een jaar na afloop van de praktijkleerplaats. 5. Aanvraag subsidie groepshulp kinderopvang tot 28 november 2025 Van 3 november 2025 9.00 uur tot en met 28 november 2025 17.00 kunt u via RVO.nl weer subsidie aanvragen voor groepshulpen (groepsondersteuners) in uw kinderopvang. De subsidie bedraagt maximaal € 10.056 per jaar per groepshulp. U kunt de subsidie voor maximaal tien groepshulpen aanvragen. Er gelden wel voorwaarden . Het beschikbare budget bedraagt in 2025 € 1.735.000. Bij overschrijding van het budget wordt de hoogte van de subsidie per groepshulp naar rato verlaagd. 6. Verbetering koopkracht deeltijd-minimumloners Deeltijdwerkers die op jaarbasis minder verdienen dan het minimumloon en een loonsverhoging hebben die lager is dan de algemene loonontwikkeling, hebben in 2025 te maken met negatieve inkomensgevolgen. Deze gevolgen worden, op verzoek van de Tweede Kamer, vanaf 2026 gecompenseerd. Zo krijgen de lage inkomens in 2026 meer recht op arbeidskorting, waardoor vooral deeltijdwerkers met een uurloon op of rond het minimumloon er iets op vooruitgaan. Ter budgettaire dekking gaan de verhogingen van de arbeidskorting van € 25 en € 27 niet door, wordt het tarief in de eerste schijf van de IB in 2026 0,05% minder verlaagd (en in de komende jaren in geleidelijke stapjes nog minder verlaagd (tot 0,09% minder in 2035)) en wordt het tarief van 49,5% in de IB verschuldigd vanaf een lager inkomen dan eerder in het Belastingplan 2026 was opgenomen.
21 november 2025
Het wettelijk minimumuurloon wordt per 1 januari 2026 verhoogd. Wat zijn de nieuwe geïndexeerde uurtarieven? Vanaf 21 jaar Door een indexatie van 2,15% zal het wettelijk minimumuurloon voor een werknemer vanaf 21 jaar vanaf 1 januari 2026 € 14,71 per uur bedragen. Nu bedraagt het wettelijk minimumuurloon voor een werknemer van 21 jaar en ouder nog € 14,40 per uur. Let op! De berekening van het indexatiepercentage is gebaseerd op het gemiddelde van de procentuele ontwikkeling van de contractlonen in de marktsector, in de gepremieerde en gesubsidieerde sector en bij de overheid. Wettelijk minimumuurloon 15 tot en met 20 jaar Door de stijging van het wettelijk minimumuurloon voor werknemers van 21 jaar en ouder, stijgt het wettelijk minimumuurloon voor jongere werknemers per 1 januari 2026 als volgt: Leeftijd Percentage Minimumuurloon 21 jaar en ouder 100,0% € 14,71 20 jaar 80,0% € 11,77 19 jaar 60,0% € 8,83 18 jaar 50,0% € 7,36 17 jaar 39,5% € 5,81 16 jaar 34,5% € 5,07 15 jaar 30,0% € 4,41 Let op: In de Voorjaarsnota 2025 was door het huidige kabinet afgesproken om het minimumjeugdloon voor jongeren van 16 tot en met 20 jaar vanaf 2027 geleidelijk te verhogen. Het is nog niet bekend of het nieuwe kabinet deze plannen overneemt. Wettelijk minimumuurloon bbl Voor werknemers met een arbeidsovereenkomst in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) geldt voor werknemers in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar een ander percentage. Het wettelijk minimumuurloon voor deze werknemers is per 1 januari 2026 als volgt: Leeftijd Percentage Minimumuurloon 21 jaar en ouder 100,0% € 14,71 20 jaar 61,5% € 9,05 19 jaar 52,5% € 7,72 18 jaar 45,5% € 6,69 17 jaar 39,5% € 5,81 16 jaar 34,5% € 5,07 15 jaar 30,0% € 4,41 Let op: In juli 2025 maakte de minister van OC&W bekend dat hij de lagere percentages voor werknemers in de bbl met ingang van 1 januari 2027 wil afschaffen. Dit is nu een plan, dat verder nog niet concreet is.
21 november 2025
De belastingrente voor de inkomstenbelasting (IB) bedraagt in 2026 hoogstwaarschijnlijk 5%. Voor de vennootschapsbelasting (Vpb) zal dit waarschijnlijk 7,5% zijn. Beide percentages zijn 1,5% lager dan in 2025. Hoe wordt de nieuwe belastingrente vastgesteld? De belastingrente wordt één keer per jaar opnieuw vastgesteld. De nieuwe rente gaat dan per 1 januari gelden. In een besluit is vastgelegd hoe dit moet gebeuren. Daarbij geldt als basis de vóór 1 november van het voorafgaande jaar laatste gepubliceerde ECB-rente voor basisfinancieringstransacties. Voor de belastingrente voor het jaar 2026 gaat het hierbij om de op 11 juni 2025 gepubliceerde ECB-rente voor basisfinancieringstransacties. Die bedraagt 2,15%. Voor 1 november 2025 vond geen andere publicatie meer plaats. Let op: In het besluit is ook opgenomen dat de belastingrente altijd wordt vastgesteld op een afronding van halve procenten. Leidt de berekening tot een andere belastingrente, dan vindt dus afronding plaats. Verder wordt het belastingrentepercentage ten opzichte van het bestaande belastingrentepercentage maximaal 2% hoger of lager. Belastingrente IB 2026 Voor de IB wordt de hiervoor genoemde ECB-rente volgens het besluit verhoogd met 3%. Daarbij is ook opgenomen dat de minimale belastingrente altijd 4,5% is. Met deze rekenregels bedraagt de belastingrente voor de IB in 2026 5% (2,15% + 3% = 5,15%, afgerond op halve procenten is dat dus 5%). In 2025 bedraagt de belastingrente voor de IB nog 6,5%. Let op: Dit percentage geldt ook voor de meeste andere belastingen, onder meer de loonbelasting, omzetbelasting, dividendbelasting, erfbelasting et cetera. Belastingrente Vpb 2026 Voor de Vpb wordt de hiervoor genoemde ECB-rente volgens het besluit verhoogd met 5,5%. Daarbij is ook opgenomen dat de minimale belastingrente altijd 5,5% is. Met deze rekenregels bedraagt de belastingrente voor de Vpb in 2026 7,5% (2,15% + 5,5% = 7,65%, afgerond op halve procenten is dat dus 7,5%). In 2025 bedraagt de belastingrente voor de Vpb nog 9%. Let op: Dit percentage geldt ook voor de bronbelasting en de minimumbelasting. Nog geen officiële bekendmaking Het belastingrentepercentage voor 2026 is nog niet door de Belastingdienst bekendgemaakt. Gebaseerd op het besluit komen de percentages uit op 5 en 7,5%, maar daarvan is dus nog geen officiële bevestiging. Bezwaar belastingrente Over de hoogte van de belastingrente loopt een procedure bij de Hoge Raad. Bezwaren tegen de belastingrente zijn aangewezen als zogenaamde massaalbezwaarprocedure. Dit betekent dat degenen die bezwaar maken tegen de belastingrente pas een uitspraak van de Belastingdienst krijgen als de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan. Let op: Wilt u aansluiten bij deze massaalbezwaarprocedure, dan moet u op tijd een bezwaar indienen tegen de belastingrente. Neem voor meer informatie hierover contact op met onze adviseurs.