1. Tips voor alle belastingplichtigen

26 oktober 2025

1.              Plan de samenstelling van uw vermogen in box 3

Heeft u privévermogen, dan bent u hoogstwaarschijnlijk belasting in box 3 verschuldigd. De hoogte van deze belasting hangt mede af van de hoogte en samenstelling van uw vermogen.

 

Tip!

Roerende zaken voor eigen gebruik of gebruik in het gezin tellen niet mee voor box 3. Zo hoeft u de waarde van uw personenauto, uw kampeermiddel, uw boot, uw juwelen of uw inboedel dus niet op te geven in box 3.

 

U kunt belasting besparen door uw uitgaven rondom de peildatum van 1 januari 2026 slim te plannen. Heeft u de aankoop van een personenauto of een ander vrijgesteld vermogen gepland, dan scheelt het u box 3-belasting als u die aankoop vóór 1 januari 2026 doet vanuit uw spaargelden of bijvoorbeeld uw beleggingen. De besparing is hierbij het grootst als u de betaling doet vanuit uw beleggingen. Zorg er wel voor dat u de aanschaf en betaling uiterlijk 31 december 2025 doet!

 

Let op:

De belasting in box 3 wordt berekend aan de hand van wettelijk vastgestelde rendementen die verschillen per vermogenssoort. Zo geldt voor bank- en spaartegoeden een relatief laag vastgesteld wettelijk rendement. Dit rendement is voor 2024 vastgesteld op 1,44%, voor 2025 voorlopig ook op 1,44%, maar is voor 2026 nog niet bekend. Voor overige vermogenssoorten (dat is eigenlijk alles wat geen bank- of spaartegoed is) geldt op 1 januari 2026 een wettelijk vastgesteld rendement van 7,78%!

 

Ook het grote verschil in de wettelijk vastgestelde rendementen biedt planningsmogelijkheden rond de peildatum van 1 januari 2026. Een in box 3 verhuurd pand dat u al verkocht heeft, kunt u dan ook beter vóór dan na 1 januari 2026 bij de notaris laten overdragen. Bij overdracht na 1 januari 2026 wordt immers nog een rendement van 7,78% over de waarde van het verhuurde pand in aanmerking genomen in box 3.

 

Let op:

U kunt niet rondom de peildatum van 1 januari 2026 uw vermogenssamenstelling tijdelijk wijzigen om zo belasting te besparen. De wetgever heeft voor deze zogenoemde peildatumarbitrage antimisbruikwetgeving opgenomen. Zo kunt u niet zomaar een overige bezitting vóór 1 januari omzetten in een banktegoed en dat na 1 januari weer inwisselen voor (een andere) overige bezitting. Of vóór 1 januari een schuld aangaan, op een bankrekening zetten en na 1 januari de schuld weer aflossen. Dit kan alleen als er tussen de wijzigingen meer dan drie maanden zit óf als u kunt aantonen dat er een zakelijke reden is voor de wijzigingen in uw vermogenssamenstelling rondom 1 januari.

 

Tip!

Als uw vermogen dat meetelt in box 3 op 1 januari 2026 niet hoger is dan € 51.396, betaalt u geen belasting in box 3. Heeft u een fiscale partner, dan bedraagt dit belastingvrije vermogen op 1 januari 2026 voor u samen het dubbele (€ 102.792).

 

2.              Beleg nog twee jaar groen in box 3

Maak in 2026 nog gebruik van de vrijstelling en de heffingskorting voor groene spaartegoeden en beleggingen. Hiervoor moet u op de peildatum 1 januari 2026 het spaartegoed en/of de groene beleggingen in bezit hebben. De vrijstelling bedraagt in 2026 nog maximaal € 26.312. Heeft u een fiscale partner, dan bedraagt de vrijstelling voor u en uw partner gezamenlijk het dubbele (€ 52.624). Ook een minderjarig kind heeft zelfstandig recht op deze vrijstelling. Het minderjarige kind moet daarvoor wel zelf aangifte inkomstenbelasting doen.

 

Tip!

Naast de vrijstelling in box 3 heeft u in 2026 ook nog recht op een heffingskorting van 0,1% van het op 1 januari 2026 vrijgestelde bedrag in box 3.

 

Met ingang van 2027 wordt de vrijstelling voor groene spaartegoeden en beleggingen sterk verlaagd naar € 200, respectievelijk € 400 bij aanwezigheid van een fiscale partner. De heffingskorting blijft gehandhaafd op 0,1%.

 

Let op:

Met ingang van 2028 wordt zowel de vrijstelling als de extra heffingskorting voor groene spaartegoeden en beleggingen afgeschaft.

 

U mag de vrijstelling voor groene spaartegoeden en beleggingen overigens eerst toerekenen aan de groene beleggingen en daarna aan de groene spaartegoeden. Dat scheelt weer, nu er voor beleggingen een hoger forfait geldt dan voor spaartegoeden.

 

Let op:

De vrijstelling geldt niet voor de vermogenstoets in de toeslagen. Groene beleggingen tellen dus voor de toeslagen volledig mee als vermogen.

 

3.              Controleer of u de tegenbewijsregeling in box 3 kunt toepassen

Is uw totale werkelijke rendement in box 3 lager dan het totaal berekende wettelijk vastgestelde rendement, dan kunt u misschien een beroep doen op de tegenbewijsregeling box 3. De Hoge Raad sprak zich hierover vanaf medio 2024 uit. De tegenbewijsregeling box 3 is gebaseerd op de aanwijzingen die de Hoge Raad over de berekening van het werkelijke rendement gaf.

 

Let op:

In beginsel is het mogelijk om voor de jaren 2017 tot en met 2027 een beroep te doen op de tegenbewijsregeling box 3. Voor de jaren 2017-2020 kan dat echter alleen als uw definitieve aanslag IB op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond én u tijdig bezwaar maakte of verzocht om ambtshalve vermindering.

 

De berekening van het werkelijke rendement is waarschijnlijk anders dan u in gedachten heeft voor een werkelijk rendement. Zo tellen bijvoorbeeld ook de nog niet gerealiseerde waardeveranderingen mee. Neem daarom voor de beoordeling of u een beroep kunt doen op de tegenbewijsregeling box 3 contact op met onze adviseurs.

 

Om een beroep te doen op de tegenbewijsregeling, moet u verplicht gebruikmaken van het formulier Opgaaf Werkelijk Rendement (OWR). Is uw aanslag inkomstenbelasting nog niet definitief of loopt er een bezwaar of een verzoek om ambtshalve vermindering, dan krijgt u van de Belastingdienst een brief. In deze brief staat hoe u gebruik kunt maken van de tegenbewijsregeling.

 

 

 

Let op:

Neem na ontvangst van zo’n brief zo snel mogelijk contact op met onze adviseurs. De reactietermijn bedraagt in het geval van bezwaar of een verzoek om ambtshalve vermindering namelijk maar twaalf weken. En de Belastingdienst verleent geen uitstel.

 

 

Tip!

Is uw werkelijke rendement hoger, dan hoeft u niets te doen. U betaalt dan gewoon box 3-heffing op basis van het wettelijk vastgestelde rendement.

 

4.              Bespaar belasting in box 3 en belastingrente met voorlopige aanslag IB 2025

Controleer uw voorlopige aanslag IB 2025. Is de aanslag te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan. Als u ervoor zorgt dat u uw voorlopige aanslag nog in 2025 betaalt, leidt dat tot een lager vermogen per 1 januari 2026 en bespaart u mogelijk box 3-belasting. Dit voordeel is het grootst als de onttrokken financiële middelen bestonden uit beleggingen.

 

Tip!

Als u de aanslag meer dan acht weken vóór het einde van het jaar aanvraagt en de Belastingdienst slaagt er niet in de aanslag tijdig op te leggen zodat u nog dit jaar kunt betalen, mag u op 1 januari 2026 toch rekening houden met deze belastingschuld.

 

Is uw voorlopige IB 2025 te laag, dan loopt u het risico dat de Belastingdienst vanaf 1 juli 2026 belastingrente berekent uw (definitieve of aanvullende voorlopige) aanslag 2025. Deze belastingrente bedraagt in 2025 6,5%. Het percentage over 2026 is nog niet bekend, maar zal waarschijnlijk ook op een hoog niveau liggen, zeker in vergelijking met de rente op een spaarrekening. Voorkom deze hoge belastingrente en controleer of uw voorlopige aanslag 2025 juist is.

 

Tip!

Vraag ook een nieuwe, lagere voorlopige aanslag aan als uw voorlopige aanslag te hoog is. De Belastingdienst vergoedt namelijk over het algemeen geen rente over een te hoge aanslag.

 

Let op!

Krijgt u onverhoopt toch te maken met belastingrente op een (voorlopige) aanslag? Dan kunt u meedoen aan de massaalbezwaarprocedure hiertegen. U moet dan wel individueel bezwaar aantekenen, maar kunt vervolgens de uitkomst van de proefprocedure(s) afwachten. U moet in actie komen uiterlijk binnen zes weken na de dagtekening van de definitieve aanslag, ook als het gaat om belastingrente op de voorlopige aanslag. Neem voor meer informatie contact op met onze adviseurs.

 

5.                      Voorkom dat heffingskortingen verloren gaan

Sinds 2023 krijgt een belastingplichtige met weinig inkomen de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting niet meer (gedeeltelijk) uitbetaald, ook niet als de fiscale partner voldoende belasting betaalt. Degenen die vóór 1 januari 1963 geboren zijn, hebben nog wel recht op uitbetaling van de algemene heffingskorting, mits de partner voldoende belasting betaalt. Voor die groep geldt echter ook dat geen recht bestaat op uitbetaling van de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

 

Hoe kunt u het verlies aan heffingskortingen voorkomen? Heeft uw partner geen of onvoldoende eigen inkomsten, maar beschikt u samen met uw partner over belastbaar vermogen, dan kunt u hiermee het verlies aan heffingskortingen (deels) voorkomen. U doet dit door in de aangifte het vermogen geheel of gedeeltelijk aan de partner zonder of met weinig eigen inkomsten toe te rekenen. Dit vermogen wordt namelijk belast in box 3, zodat uw partner toch over inkomsten beschikt. De heffingskortingen verminderen dan de belasting die wordt berekend over de box 3-inkomsten.

 

Dga’s hebben nog een extra mogelijkheid om dit verlies aan heffingskortingen voor een niet of weinig verdienende partner te voorkomen. Dat kan door dividend uit de bv uit te keren en die uitkering bij de aangifte (deels) aan de fiscale partner toe te rekenen. In feite kan de dga daardoor belastingvrij dividend uitkeren.

 

Ondernemers van wie de winst belast wordt met inkomstenbelasting, kunnen hun meewerkende partner een arbeidsbeloning toekennen en zo voorkomen dat bij deze partner heffingskortingen verloren gaan. Deze arbeidsbeloning is onder voorwaarden aftrekbaar bij de ondernemer.

 

6.              Cluster uw zorgkosten

Zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Er geldt wel een drempel, die afhankelijk is van de hoogte van uw inkomen. Hoe hoger uw inkomen, hoe hoger de drempel. Alleen zorgkosten die boven de drempel uitstijgen, zijn aftrekbaar.

 

Het is daarom aantrekkelijk zorgkosten zo mogelijk binnen een jaar te clusteren. Koopt u bijvoorbeeld in 2025 een nieuw gehoorapparaat en laat u in 2026 uw gebit renoveren, dan heeft u in beide jaren te maken met de drempel. Dit levert meestal minder aftrek op dan wanneer u beide uitgaven in één jaar doet. Het betalingsmoment is beslissend voor het jaar van aftrek.

 

Let op:

Vervoerskosten die een belastingplichtige maakt vanwege zorg, bijvoorbeeld voor bezoek aan een specialist, kunnen sinds 2025 van het inkomen worden afgetrokken tegen een vast bedrag van € 0,23 per km. Daarnaast worden sinds 2025 extra vervoerkosten die een zieke of invalide belastingplichtige maakt ten opzichte van een vergelijkbare, gezonde persoon, bepaald op een vast bedrag van € 925 per jaar.

 

Let op:

Ook de parkeer-, veer- en tolgelden komen in aanmerking voor aftrek als u reiskosten maakt voor een zorgbehandeling, maar niet extra als het gaat om het vaste bedrag van € 925 per jaar. Bewaar wel de betalingsbewijzen van deze parkeer-, veer- en tolgelden.

 

7.              Koop nog dit jaar een lijfrente

De fiscaal aftrekbare bedragen bij aankoop van een lijfrente zijn in 2023 fors verhoogd. Voor degene met een pensioentekort bedraagt de fiscale jaarruimte voor de aftrek van lijfrentepremies 30% van het inkomen, waarmee u spaart voor uw pensioen. De maximale jaarruimte bedraagt in 2025 € 35.798.

 

Een andere verruiming is dat u tot vijf jaar na het bereiken van uw AOW-leeftijd lijfrentepremies kunt aftrekken. Tot 2023 kon dit tot aan uw AOW-leeftijd.

 

Ook kunt u sinds 2023 tot tien jaar terug gebruikmaken van de jaarruimte voor aftrek van lijfrentepremies. Tot 2023 was dit zeven jaar. Heeft u de afgelopen tien jaar dus niet de volledige jaarruimte benut voor de aankoop van een lijfrente, dan kan dit alsnog. Ook dit inhaalbedrag is fors verhoogd naar maximaal € 42.108 in 2025.

 

Koopt u een lijfrente of stort u een bedrag op uw lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht, dan creëert u daarmee een extra aftrekpost. Het pensioenopbouwtekort wordt bepaald aan de hand van de jaar- en reserveringsruimte. U kunt deze ruimte berekenen op de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). Als u voldoet aan de voorwaarden voor aftrek, kunt u de premie in 2025 aftrekken tegen maximaal 49,5%. Een premie is aftrekbaar in het jaar van betalen. Lijfrentes blijven ook de komende jaren gewoon aftrekbaar tegen het tabeltarief. Als u nu de premie kunt aftrekken tegen 49,5% en de uitkeringen zijn vanwege een daling van uw inkomen te zijner tijd belast tegen 35,7%, dan bedraagt het tariefvoordeel 13,8%-punt.

 

Let op!

De betaalde bedragen zijn alleen aftrekbaar als sprake is van onvoldoende pensioenopbouw.

 

Tip!

Zorg dat u de lijfrentepremies in 2025 betaalt! Alleen dan kunt u deze nog in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting 2025. Bovendien betaalt u dan over 2026 minder belasting in box 3. 

 

Let op!

De betaalde lijfrentepremie vermindert de te betalen belasting, maar niet de te betalen premie Zvw. Over de lijfrente-uitkering betaalt u bij ontvangst wel premie Zvw. Dit betekent een dubbele heffing, voor zover uw inkomen bij uitbetaling van de lijfrentetermijnen onder de Zvw-premiegrens valt en u nu de Zvw-premiegrens nog niet heeft bereikt. Hierdoor wordt het nettorendement van de lijfrente kleiner.

 

Bepaalde heffingskortingen zijn inkomensafhankelijk. Zo is uw algemene heffingskorting mogelijk hoger door de aftrek van een lijfrentepremie. Boven een inkomen van € 76.817 heeft de lijfrentepremieaftrek in 2025 geen effect meer op de algemene heffingskorting. 

 

Let op:

Tot nu toe mocht een lijfrenteverzekering nog uitkeren met een jaarbetaling achteraf, waardoor de eerste uitkering pas in het jaar van AOW-leeftijd plus zes jaar plaatsvond. Voor een lijfrenterekening en een lijfrentebeleggingsrecht gold al de grens van de AOW-leeftijd plus vijf jaar. Jaarbetaling achteraf is vanaf 2026 niet meer toegestaan.

 

Let op:

Wordt een lijfrente niet tijdig uitgekeerd, dan wordt dit fiscaal gezien als afkoop. Dit leidt tot heffing van inkomstenbelasting ineens over het gehele lijfrenteproduct, vaak tegen het hoogste tarief. Daarbovenop komt 20% revisierente.

 

Let op:

Heeft u een lijfrente bij uw eigen bv en bent u de AOW-leeftijd al gepasseerd? Neem contact met ons op om tijdig met de uitkering te starten.

 

 

 

8.        Cluster uw giften of schenk periodiek

Giften aan goede doelen zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Ook voor giften geldt een drempel. Alleen het bedrag aan giften boven deze drempel is aftrekbaar. De drempel bedraagt 1% van uw verzamelinkomen vóór aftrek van persoonsgebonden aftrekposten, met een minimum van € 60. Voor giften geldt ook een plafond (maximum) van 10% van het verzamelinkomen vóór aftrek van persoonsgebonden aftrekposten.

 

Tip!

U kunt giften over meerdere jaren beter clusteren, zodat u maar één jaar met de drempel te maken heeft. Komt u met uw giften boven het plafond van 10% van uw inkomen uit, dan is het juist beter uw giften over meerdere jaren te spreiden.

 

Periodieke giften zijn giften aan goede doelen (meestal ook aan verenigingen met minimaal 25 leden) in de vorm van vaste en gelijkmatige periodieke betalingen die uiterlijk eindigen bij overlijden. Deze giften kunt u aftrekken als u gebruikmaakt van een notariële of onderhandse akte van schenking. Hierin moet zijn aangegeven dat de gift over een periode van minstens vijf jaar wordt verstrekt. Voor periodieke giften geldt geen drempel en ook geen plafond. Stelt u een onderhandse akte op, dan geldt wel een aantal eisen. Een dergelijke akte kunt u downloaden vanaf de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl), zoekterm ‘overeenkomst periodieke giften’. De aftrek van periodieke giften is gemaximeerd tot € 1.500.000 per huishouden per jaar. Bent u vóór 4 oktober 2022 16:00 uur een periodieke gift aangegaan, dan is deze gift tot 2027 nog helemaal aftrekbaar.

 

Krijgt u als vrijwilliger bij een ANBI een vergoeding, dan er is geen sprake van een periodieke gift als u van de vergoeding afziet. Voor een periodieke gift is namelijk vereist dat minstens vijf jaar hetzelfde bedrag wordt geschonken. Daarbij is ook vereist dat alle geschonken bedragen jaarlijks even groot moeten zijn.

 

Tip!

Wilt u uw vrijwilligersvergoeding schenken aan de ANBI en aanmerken als periodieke gift, dan kan dit wel deels worden bereikt door een ontkoppeling van de gift en de vergoeding als vrijwilliger. Zo kan een schenkingsovereenkomst worden gesloten waarbij u aan de vereniging minstens vijf jaar lang een vast bedrag schenkt en waarbij u de te ontvangen vergoeding als vrijwilliger hiermee verrekent. Is in die situatie de vergoeding echter minder dan de jaarlijks afgesproken gift, dan zult u het verschil wel moeten bijbetalen.

 

Tip!

Schenk periodiek als u geen last wil hebben van de drempel of het plafond.

 

9.        Maak uw (klein)kinderen blij met een schenking

Profiteer in 2025 nog van de jaarlijkse schenkvrijstelling in de schenkbelasting. Zo kunt u in 2025 uw kinderen belastingvrij € 6.713 schenken en uw kleinkinderen of derden € 2.690.

 

Let op!

Komt het huwelijk of geregistreerd partnerschap van uw kind ten einde door overlijden, dan geldt voor het ex-schoonkind nog steeds het tarief dat geldt voor kinderen. Ook de vrijstellingen die voor kinderen gelden, zijn voor het ex-schoonkind dan nog steeds van toepassing. Een en ander geldt niet als het huwelijk of geregistreerd partnerschap door echtscheiding is ontbonden.

 

Voor kinderen tussen 18 en 40 jaar geldt voor 2025 een eenmalige verhoging van het bedrag van € 6.713 tot:

§ € 32.195: vrij te besteden

§ € 67.064: als het bedrag gebruikt wordt voor een dure studie.

Om deze vrijstellingen te gebruiken, moet wél een aangifte worden gedaan. Voor de normale jaarlijkse vrijstelling hoeft dat niet.

 

Let op:

Voor de leeftijdsgrens is bij schenking van een periodieke uitkering de leeftijd bepalend bij het aangaan van de schenkingsovereenkomst. Degene die de schenking ontvangt, moet dus op dat moment aan de leeftijdsgrens voldoen en dus tussen de 18 en 40 jaar oud zijn, waarbij de 40e verjaardag nog meetelt.

 

Er gelden overgangsregelingen waarmee het gebruik van de schenking voor de eigen woning kan worden opgerekt. Schenkingen voor de eigen woning moeten worden besteed in uiterlijk het tweede jaar na het jaar waarin voor het eerst een beroep op de verhoogde vrijstelling is gedaan. Als u in 2023 voor het eerst heeft geschonken onder deze vrijstelling, moet deze schenking uiterlijk in 2025 worden gebruikt.

 

Vanaf 2024 zijn giften in natura met een waarde van meer dan € 10.000 alleen nog aftrekbaar als er een objectieve waardebepaling heeft plaatsgevonden. Deze moet blijken uit een onafhankelijk taxatierapport of factuur. Voor fiscale partners wordt de grens gesteld op € 20.000. De voorgestelde aanscherping geldt zowel voor de giftenaftrek in de inkomsten- als in de vennootschapsbelasting.

 

Tip!

Schenkt u nog in 2025, dan daalt uw vermogen in box 3 wat mogelijk positief kan uitpakken voor uw box-3 heffing. De schenking verhoogt uiteraard mogelijk wel het box 3-vermogen van de ontvanger.

 

10.      Lager tarief en hogere vrijstelling niet-erkend kind in Successiewet

Biologische niet-erkende kinderen krijgen vanaf 2026 voor de schenk- en erfbelasting dezelfde rechten als ‘gewone’ kinderen. Op deze manier wordt voorkomen dat biologische, niet-erkende kinderen over een schenking of erfenis meer belastging moeten betalen dan gewone kinderen. De voorgestelde wetswijziging volgt op een arrest van de Hoge Raad waarin werd geoordeeld dat dit verschil tussen biologische niet-erkende kinderen en gewone kinderen in strijd is met het recht.

Biologische niet-erkende kinderen konden de vrijstelling en het lagere tarief al claimen met een beroep op de hardheidsclausule. Dit is vanaf 2026 niet meer nodig, maar wel is vereist dat via een DNA-test wordt aangetoond dat de ontvanger van de gift of erfenis een biologisch kind is van de schenker of erflater.

 

11.      Verreken niet in aftrek gebracht restant persoonsgebonden aftrek

Een persoonsgebonden aftrekpost (PGA) kunt u in mindering brengen op uw inkomen. Dit betreft de kosten van partneralimentatie, zorgkosten, giften en kosten voor verblijf thuis van ernstig gehandicapten. U kunt deze aftrekposten respectievelijk verrekenen met inkomsten in box 1, box 3 en box 2. Een eventueel restant kan worden doorgeschoven naar volgende jaren, maar kan niet worden verrekend met voorgaande jaren.

Het komt in de praktijk voor dat een restant aan persoonsgebonden aftrek soms per ongeluk niet verrekend wordt met een volgend jaar. Dit restant vervalt dan niet, maar moet worden verrekend in het eerstvolgende jaar waarvan de aanslag nog niet definitief vaststaat

 

Voorbeeld

Een belastingplichtige heeft in 2018 een restant van € 10.000 aan PGA. De man vergeet echter zowel in 2019 als in 2020 het restant in aftrek te brengen op zijn inkomen. Uiteindelijk doet hij dit in 2021. De inspecteur ontdekt dit in 2025. Omdat de fout van de belastingplichtige pas in 2025 ontdekt wordt, moet het restant PGA in deze situatie in 2020 in aftrek op het inkomen worden gebracht, als we ervan uitgaan dat de aanslagen over 2019 en 2020 al definitief zijn opgelegd. Die aanslagen kunnen immers nog vijf jaar ambtshalve worden verminderd. Omdat dat in 2025 voor het jaar 2019 niet meer kan, wordt het restant met 2020 verrekend en niet met 2021.

 

Tip!

Heeft u vergeten een restant persoonsgebonden aftrek te verrekenen, doe dit dan alsnog. Het restant vervalt namelijk pas bij uw overlijden.

De eenmalige schenking ten behoeve van de eigen woning, de zogenaamde jubelton, is per 2024 afgeschaft.

 

12.      Houd rekening met vermogenstoets toeslagen

Lagere inkomens hebben vaak recht op een of meer toeslagen: de zorgtoeslag, huurtoeslag, kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget. Voor alle toeslagen, behalve de kinderopvangtoeslag, geldt een zogenaamde vermogenstoets. Dit betekent dat u geen recht heeft op de toeslag als uw vermogen te groot is. De toetsingsdatum is 1 januari. Voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget geldt voor 2025 een toetsingsvermogen van maximaal € 141.896. Heeft u een partner, dan geldt een maximum van € 179.429. Voor de huurtoeslag geldt een maximumvermogen van € 37.395, respectievelijk € 74.790 als u een partner heeft. Voor de huurtoeslag mag ook een medebewoner niet méér dan € 37.395 aan vermogen hebben. De genoemde maxima zullen voor het jaar 2026 iets hoger liggen.

 

Tip!

Heeft u een vermogen rond de genoemde maxima én recht op een of meer toeslagen, dan kan het raadzaam zijn uw vermogen te verminderen door bijvoorbeeld een deel van uw hypotheek af te lossen of een geplande, grotere aankoop naar voren te halen. Ook kan het voor ondernemers raadzaam zijn om binnen de fiscale mogelijkheden minder vermogen uit het bedrijf naar privé over te brengen, of juist privévermogen naar uw bedrijf over te brengen.

Ook een spaar-bv zorgt ervoor dat vermogen niet meetelt voor de vermogenstoets voor de toeslagen en de vermogenstoets voor de eigen bijdrage bij het verblijf in een verzorgingsinstelling. Overleg met uw adviseur of het rendabel is hiervoor een spaar-bv op te richten.

 

13.      Verhoging invorderingsrente

Invorderingsrente is rente die de Belastingdienst in rekening brengt als u uw belastingaanslag niet op tijd betaalt. Deze rente betaalt u ook als u uitstel van betaling heeft gekregen. U betaalt invorderingsrente vanaf de dag na de uiterste betaaldatum van een belastingaanslag of een laatste betalingstermijn, tot de dag dat het geld op de rekening van de Belastingdienst staat. Momenteel bedraagt de invorderingsrente 4%. Per 1 januari 2026 wordt de invorderingsrente verhoogd naar 4,25%.

 

Let op:

U kunt invorderingsrente alleen voorkomen door op tijd te betalen.

 

Als u bezwaar maakt tegen (een deel van) een belastingaanslag, kunt u voor het bestreden deel uitstel van betaling krijgen. Wordt uw bezwaar ongegrond verklaard, dan moet u alsnog betalen en wordt invorderingsrente in rekening gebracht. Betaalt u de aanslag toch ondanks het bezwaar en krijgt u later gelijk, dan krijgt u het betaalde bedrag terug, maar vergoedt de Belastingdienst geen rente.


21 november 2025
1. Maximale inhouding huisvesting op minimumloon blijft 25% Werkgevers mogen in 2025 voor de kosten van huisvesting van een werknemer maximaal 25% van het wettelijk minimumloon inhouden op dit minimumloon. Het plan was om dit percentage vanaf 2026 met 5% per jaar af te bouwen. Vanaf 2030 zou het dan verboden zijn om de kosten van huisvesting in te houden op het wettelijk minimumloon. Dit plan gaat vooralsnog niet door. Het is uiteraard niet uitgesloten dat een nieuw kabinet er alsnog voor kiest om de regeling af te bouwen. Dat zal dan in ieder geval niet per 1 januari 2026 zijn. 2. Moet u op pensioenadvies aan personeel loonheffing inhouden? Als een werknemer een door u als werkgever betaald pensioenadvies krijgt, is hierover dan wel of geen loonheffing verschuldigd? Vanaf de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioen (Wtp) zijn pensioenuitvoerders verplicht om werknemers te begeleiden bij het maken van een keuze binnen de pensioenregeling. Als het pensioenadvies zich beperkt tot keuzebegeleiding, is dit verplichte advies onbelast voor de loonheffingen. Als meer persoonlijke achtergrondinformatie bij het pensioenadvies wordt betrokken, is het pensioenadvies niet meer beperkt tot keuzebegeleiding. Er is dan sprake van persoonlijk pensioenadvies. De Belastingdienst heeft aangegeven dat de kosten van een persoonlijk pensioenadvies belast loon vormen voor de werknemer. De Wtp verplicht overigens niet tot een dergelijk uitgebreid advies. Tip: u kunt er als werkgever voor kiezen om het persoonlijk pensioenadvies aan te wijzen voor de werkkostenregeling. In dat geval wordt bij de werknemer geen loonheffing geheven als u nog vrije ruimte heeft. 3. Onbelaste vergoeding internetabonnement mogelijk Van een werknemer die ook thuiswerkt, kunt u de kosten van zijn volledige internetabonnement onbelast vergoeden. Voorwaarde is dat de werknemer het internet nodig heeft en ook gebruikt voor zijn werk. U hoeft geen rekening te houden met een eventueel privégebruik van uw werknemer. Overigens bent u niet verplicht om het volledige abonnement te vergoeden. U kunt ook een deel vergoeden. Let wel op bij abonnementen die ook tv en vaste telefoon bevatten. Alleen het internetdeel kunt u namelijk onder de gerichte vrijstelling onbelast vergoeden. 4. Aanvragen subsidie praktijkleren derde leerweg tot 28 november 2025 Erkende leerbedrijven kunnen vanaf 3 november 2025 9.00 tot vrijdag 28 november 2025 17.00 uur weer de subsidie praktijkleren aanvragen voor een praktijkplaats van een mbo-student in de derde leerweg (overig onderwijs (ovo) of overige opleidingen in deeltijd (odt)). De student moet ingeschreven staan in het Register Onderwijsdeelnemers (ROD) van DUO. Daarnaast gelden nog meer voorwaarden . Per praktijkplaats kan maximaal € 2.700 subsidie gekregen worden. Het beschikbare budget bedraagt in 2025 € 2.800.000. Bij overschrijding van het budget wordt de hoogte van de subsidie naar rato verlaagd. Aanvragen van de subsidie kan via RVO.nl . Het erkende leerbedrijf moet de subsidie wel aanvragen binnen een jaar na afloop van de praktijkleerplaats. 5. Aanvraag subsidie groepshulp kinderopvang tot 28 november 2025 Van 3 november 2025 9.00 uur tot en met 28 november 2025 17.00 kunt u via RVO.nl weer subsidie aanvragen voor groepshulpen (groepsondersteuners) in uw kinderopvang. De subsidie bedraagt maximaal € 10.056 per jaar per groepshulp. U kunt de subsidie voor maximaal tien groepshulpen aanvragen. Er gelden wel voorwaarden . Het beschikbare budget bedraagt in 2025 € 1.735.000. Bij overschrijding van het budget wordt de hoogte van de subsidie per groepshulp naar rato verlaagd. 6. Verbetering koopkracht deeltijd-minimumloners Deeltijdwerkers die op jaarbasis minder verdienen dan het minimumloon en een loonsverhoging hebben die lager is dan de algemene loonontwikkeling, hebben in 2025 te maken met negatieve inkomensgevolgen. Deze gevolgen worden, op verzoek van de Tweede Kamer, vanaf 2026 gecompenseerd. Zo krijgen de lage inkomens in 2026 meer recht op arbeidskorting, waardoor vooral deeltijdwerkers met een uurloon op of rond het minimumloon er iets op vooruitgaan. Ter budgettaire dekking gaan de verhogingen van de arbeidskorting van € 25 en € 27 niet door, wordt het tarief in de eerste schijf van de IB in 2026 0,05% minder verlaagd (en in de komende jaren in geleidelijke stapjes nog minder verlaagd (tot 0,09% minder in 2035)) en wordt het tarief van 49,5% in de IB verschuldigd vanaf een lager inkomen dan eerder in het Belastingplan 2026 was opgenomen.
21 november 2025
Het wettelijk minimumuurloon wordt per 1 januari 2026 verhoogd. Wat zijn de nieuwe geïndexeerde uurtarieven? Vanaf 21 jaar Door een indexatie van 2,15% zal het wettelijk minimumuurloon voor een werknemer vanaf 21 jaar vanaf 1 januari 2026 € 14,71 per uur bedragen. Nu bedraagt het wettelijk minimumuurloon voor een werknemer van 21 jaar en ouder nog € 14,40 per uur. Let op! De berekening van het indexatiepercentage is gebaseerd op het gemiddelde van de procentuele ontwikkeling van de contractlonen in de marktsector, in de gepremieerde en gesubsidieerde sector en bij de overheid. Wettelijk minimumuurloon 15 tot en met 20 jaar Door de stijging van het wettelijk minimumuurloon voor werknemers van 21 jaar en ouder, stijgt het wettelijk minimumuurloon voor jongere werknemers per 1 januari 2026 als volgt: Leeftijd Percentage Minimumuurloon 21 jaar en ouder 100,0% € 14,71 20 jaar 80,0% € 11,77 19 jaar 60,0% € 8,83 18 jaar 50,0% € 7,36 17 jaar 39,5% € 5,81 16 jaar 34,5% € 5,07 15 jaar 30,0% € 4,41 Let op: In de Voorjaarsnota 2025 was door het huidige kabinet afgesproken om het minimumjeugdloon voor jongeren van 16 tot en met 20 jaar vanaf 2027 geleidelijk te verhogen. Het is nog niet bekend of het nieuwe kabinet deze plannen overneemt. Wettelijk minimumuurloon bbl Voor werknemers met een arbeidsovereenkomst in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) geldt voor werknemers in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar een ander percentage. Het wettelijk minimumuurloon voor deze werknemers is per 1 januari 2026 als volgt: Leeftijd Percentage Minimumuurloon 21 jaar en ouder 100,0% € 14,71 20 jaar 61,5% € 9,05 19 jaar 52,5% € 7,72 18 jaar 45,5% € 6,69 17 jaar 39,5% € 5,81 16 jaar 34,5% € 5,07 15 jaar 30,0% € 4,41 Let op: In juli 2025 maakte de minister van OC&W bekend dat hij de lagere percentages voor werknemers in de bbl met ingang van 1 januari 2027 wil afschaffen. Dit is nu een plan, dat verder nog niet concreet is.
21 november 2025
De belastingrente voor de inkomstenbelasting (IB) bedraagt in 2026 hoogstwaarschijnlijk 5%. Voor de vennootschapsbelasting (Vpb) zal dit waarschijnlijk 7,5% zijn. Beide percentages zijn 1,5% lager dan in 2025. Hoe wordt de nieuwe belastingrente vastgesteld? De belastingrente wordt één keer per jaar opnieuw vastgesteld. De nieuwe rente gaat dan per 1 januari gelden. In een besluit is vastgelegd hoe dit moet gebeuren. Daarbij geldt als basis de vóór 1 november van het voorafgaande jaar laatste gepubliceerde ECB-rente voor basisfinancieringstransacties. Voor de belastingrente voor het jaar 2026 gaat het hierbij om de op 11 juni 2025 gepubliceerde ECB-rente voor basisfinancieringstransacties. Die bedraagt 2,15%. Voor 1 november 2025 vond geen andere publicatie meer plaats. Let op: In het besluit is ook opgenomen dat de belastingrente altijd wordt vastgesteld op een afronding van halve procenten. Leidt de berekening tot een andere belastingrente, dan vindt dus afronding plaats. Verder wordt het belastingrentepercentage ten opzichte van het bestaande belastingrentepercentage maximaal 2% hoger of lager. Belastingrente IB 2026 Voor de IB wordt de hiervoor genoemde ECB-rente volgens het besluit verhoogd met 3%. Daarbij is ook opgenomen dat de minimale belastingrente altijd 4,5% is. Met deze rekenregels bedraagt de belastingrente voor de IB in 2026 5% (2,15% + 3% = 5,15%, afgerond op halve procenten is dat dus 5%). In 2025 bedraagt de belastingrente voor de IB nog 6,5%. Let op: Dit percentage geldt ook voor de meeste andere belastingen, onder meer de loonbelasting, omzetbelasting, dividendbelasting, erfbelasting et cetera. Belastingrente Vpb 2026 Voor de Vpb wordt de hiervoor genoemde ECB-rente volgens het besluit verhoogd met 5,5%. Daarbij is ook opgenomen dat de minimale belastingrente altijd 5,5% is. Met deze rekenregels bedraagt de belastingrente voor de Vpb in 2026 7,5% (2,15% + 5,5% = 7,65%, afgerond op halve procenten is dat dus 7,5%). In 2025 bedraagt de belastingrente voor de Vpb nog 9%. Let op: Dit percentage geldt ook voor de bronbelasting en de minimumbelasting. Nog geen officiële bekendmaking Het belastingrentepercentage voor 2026 is nog niet door de Belastingdienst bekendgemaakt. Gebaseerd op het besluit komen de percentages uit op 5 en 7,5%, maar daarvan is dus nog geen officiële bevestiging. Bezwaar belastingrente Over de hoogte van de belastingrente loopt een procedure bij de Hoge Raad. Bezwaren tegen de belastingrente zijn aangewezen als zogenaamde massaalbezwaarprocedure. Dit betekent dat degenen die bezwaar maken tegen de belastingrente pas een uitspraak van de Belastingdienst krijgen als de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan. Let op: Wilt u aansluiten bij deze massaalbezwaarprocedure, dan moet u op tijd een bezwaar indienen tegen de belastingrente. Neem voor meer informatie hierover contact op met onze adviseurs.