5 Tips voor de automobilist

24 november 2023

5       Tips voor de automobilist

58.      Houd rekening met verval lage bijtelling na 60 maanden

Het percentage aan bijtelling voor de auto van de zaak geldt gedurende een termijn van maximaal 60 volle kalendermaanden. Daarna is het dan geldende percentage van toepassing (bij auto’s van vóór 2017 kunt u zelfs uitgaan van 25% in plaats van 22%). Heeft u een elektrische auto van de zaak die in 2019 op kenteken is gezet, houd er dan rekening mee dat de lage bijtelling van 4% tot een cataloguswaarde van € 50.000 in 2024 verloopt. Vanaf dat moment geldt voor die auto een bijtelling van 16% tot een cataloguswaarde van € 30.000 en 22% over het meerdere.

 

Tip!

Krijgt de auto een (fors) hogere bijtelling, dan is het wellicht voordeliger deze in privé te gaan rijden. Deze optie bestaat voor dga’s en overige werknemers, maar in beginsel niet voor de ondernemer in de inkomstenbelasting. Indien u ondernemer bent in de inkomstenbelasting, moet u namelijk een bijzondere reden hebben om de auto voortaan tot het privévermogen te rekenen. Gebruikt u de auto vanaf 2024 echter minder dan 10% zakelijk, dan bent u zelfs verplicht de auto als privé aan te merken. Op deze manier kunt u de bijtelling dus wel ontgaan.

Bij overname van de auto in privé vervalt de bijtelling, moeten alle autokosten privé betaald worden en kan voor zakelijke kilometers, inclusief woon-werkverkeer, een belastingvrije vergoeding van € 0,21/km worden gegeven. Dit bedrag wordt in 2024 verhoogd naar € 0,23/km.

 

Tip!

Wordt de bijtelling voor u in 2024 fors hoger, dan kunt u ook overwegen de auto vanaf 1 januari 2024 aantoonbaar nog maximaal 500 kilometer privé te gebruiken en zo de bijtelling voorkomen.

           

59.      Vraag als particulier subsidie aan voor elektrische auto

Particulieren die een elektrische auto aanschaffen, kunnen hiervoor in 2024 voor de laatste keer subsidie krijgen. De subsidie bedraagt in 2024, net als in 2023, € 2.950 voor nieuwe elektrische auto’s en € 2.000 voor occasions. Voor de subsidie geldt wel een aantal voorwaarden. Zo moet de catalogusprijs van de auto liggen tussen € 12.000 en € 45.000 en moet de actieradius minstens 120 kilometer zijn.

 

De subsidie is alleen bestemd voor particulieren, wat betekent dat de auto niet tot het ondernemingsvermogen mag behoren. Ondernemers kunnen de subsidie dus alleen krijgen als ze de auto in privé aanschaffen. In dat geval kan men voor woon-werk- en zakelijke kilometers € 0,23/km (2024) ten laste van de winst brengen.

 

De subsidie kan online worden aangevraagd bij de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (www.rvo.nl). Dit kan pas nadat u de koop- of leaseovereenkomst heeft gesloten. U kunt de subsidie alleen verkrijgen indien de elektrische auto bij een erkend bedrijf wordt aangeschaft. Dit om fraude bij handel tussen particulieren te voorkomen.

 

Tip!

Het verlaagde tarief energiebelasting voor het opladen van een elektrische auto blijft ook in 2024 nog gelden. Dit voordeel vervalt in 2025, waardoor het opladen van een accu duurder wordt. Voor een accu van 50 kWh scheelt dit zo’n € 4,25.

 

 

 

Tip!

De subsidiepot voor 2023 is ook nog niet leeg. Dus ook voor aankopen die nog in 2023 worden gedaan, kan subsidie worden aangevraagd. Die bedraagt net als in 2024 € 2.950 voor een nieuwe auto en € 2.000 voor een occasion. Aanschaf en betaling in 2023 verlagen bovendien het box 3-vermogen per 1 januari 2024.

 

60.      Vervallen voordeel bpm voor bestelauto’s van ondernemers

Btw-ondernemers die een bestelauto minstens 10% zakelijk gebruiken, hebben bij aanschaf van een bestelauto recht op vrijstelling van bpm. Dat scheelt fors qua investering. Dit voordeel verdwijnt met ingang van 2025.

 

Vanaf 2025 zullen ondernemers dus ook bpm gaan betalen bij de aanschaf van bestelauto’s. Daarbij zal de grondslag – net zoals bij personenauto’s – afhankelijk zijn van de CO2-uitstoot.

 

Tip!

Voor veel ondernemers is de aanschaf van een bestelauto een grote uitgave. In de financiële planning kan het daarom raadzaam zijn de aanschaf niet in 2025 of later te doen, maar naar voren te halen en in (uiterlijk) 2024 te plannen. Door daar nu al rekening mee te houden, blijft een onderneming flexibel daarin.

 


 


15 april 2025
1. Vanaf 10 maart nieuwe SLIM-scholingssubsidie Werkgevers kunnen vanaf 10 maart tot en met 30 juni 2025 en vanaf 1 juli tot en met 10 november 2025 de nieuwe SLIM-scholingssubsidie aanvragen voor huidige en nieuwe werknemers via het subsidieportaal Uitvoering Van Beleid . Ook geregistreerde gastouderbureaus kunnen subsidie aanvragen voor nieuwe of huidige gastouders. De subsidie is bedoeld voor de volgende sectoren: hoveniers en groenvoorziening, kinderopvang, techniek, bouw en energie en zorg en welzijn. De scholing moet onderdeel uitmaken van een functie of specialisatie uit een van de (momenteel) twaalf zogenaamde Ontwikkelpaden die gepubliceerd zijn op Rijksoverheid.nl . De hoogte van de subsidie is te vinden in de gepubliceerde Ontwikkelpaden en is afhankelijk van het NLQF-niveau. Bij niveau 1, 2 of 3 bedraagt de subsidie 90% van de kosten voor scholing, bij niveau 4 40%. Meer informatie over de subsidie, de voorwaarden en het aanvragen ervan vindt u op de website Uitvoering Van Beleid van SZW . 2. Btw-suppletie 2024 vóór 1 april 2025 In 2024 te weinig aangegeven en afgedragen btw bent u verplicht te corrigeren met een btw-suppletie. Als deze btw-suppletie vóór 1 april 2025 bij de Belastingdienst binnen is, berekent de Belastingdienst geen belastingrente (in 2025 6,5%!). Is de btw-suppletie 2024 niet vóór 1 april 2025 bij de Belastingdienst binnen, dan berekent de Belastingdienst vanaf 1 januari 2025 6,5% belastingrente. Is het te suppleren btw-bedrag € 1.000 of minder, dan verwerkt u dit in uw eerstvolgende btw-aangifte en dient u geen btw-suppletie in. Om een vergrijpboete te voorkomen, kan indienen van de btw-suppletie al op een eerder moment nodig zijn. Vanaf 2025 moet u daarvoor namelijk binnen acht weken nadat u constateert dat u een btw-suppletie moet doen, deze ook indienen. Verder geldt dat u de btw-suppletie moet indienen voordat u weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de Belastingdienst al bekend was of zou worden met de te weinig aangegeven of afgedragen btw. 3. Controleer de voorlopige berekening Wtl 2024 Had u in 2024 recht op een loonkostenvoordeel (LKV) of het lage inkomensvoordeel (LIV), dan wordt dit in 2025 uitbetaald. Uiterlijk 15 maart 2025 ontving u van het UWV een voorlopige berekening Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) 2024. U kunt daarop zien voor welke werknemer(s) u volgens het UWV recht heeft op LIV en LKV 2024 en voor welke bedragen. Controleer deze goed (of laat dit doen door een van onze adviseurs). Kloppen bijvoorbeeld de verloonde uren van de werknemers? Een fout in de voorlopige berekening LIV en/of LKV als gevolg van een fout in uw aangifte loonheffingen moet vóór 1 mei 2025 gecorrigeerd worden met een correctiebericht. Klopt de berekening niet, maar zijn uw aangiften loonheffingen juist, dan moet telefonisch contact worden opgenomen met het UWV. Als u ten onrechte nog geen voorlopige berekening Wtl 2024 heeft ontvangen, neem dan telefonisch contact op met het UWV. 4. Fouten in vooraf ingevulde aangifte IB 2022 en 2023 De Belastingdienst meldt dat in de vooraf ingevulde aangifte (VIA) inkomstenbelasting (IB) 2022 en 2023 onjuiste wisselkoersen gebruikt kunnen zijn. Hierdoor zijn mogelijk een verkeerde verrekenbare buitenlandse bronbelasting of verkeerde saldi van buitenlandse bank-, spaar- en beleggingsrekeningen in uw aangifte IB 2022 en/of 2023 verwerkt. Heeft u een (belasting)voordeel van het gebruik van de onjuiste wisselkoersen, dan hoeft u niet in actie te komen en mag u dit van de Belastingdienst houden. U hoeft ook niet in actie te komen als een nieuwe aangifte IB zou leiden tot een teruggaaf van maximaal € 15. De Belastingdienst gaat aan alle 41.840 burgers die dit betreft automatisch een bedrag van € 15 overmaken. Behoort u tot de 899 burgers bij wie het nadeel groter is dan € 15, dan ontving of ontvangt u van de Belastingdienst een brief. In de brief staat het bedrag dat in de VIA was opgenomen én het juiste bedrag. U kunt dan (laten) controleren of een nieuwe aangifte IB nodig is en deze, zo nodig, (laten) indienen. 5. Afbouw inhouding huisvesting op minimumloon Werkgevers mogen nu nog voor de kosten van huisvesting van een werknemer maximaal 25% van het minimumloon inhouden op het wettelijke minimumloon van die werknemer. Het kabinet wil dit percentage vanaf 2026 jaarlijks met 5% verlagen. In 2026 mag een werkgever dan nog maximaal 20% van het minimumloon inhouden, in 2027 maximaal 15%, in 2028 maximaal 10% en in 2029 maximaal 5%. Vanaf 2030 is het verboden om kosten van huisvesting in te houden op het minimumloon. Het wordt niet verboden om de huisvesting voor een werknemer te verzorgen, maar alleen om de kosten in te houden op het minimumloon. Werkgevers kunnen straks hun werknemers bijvoorbeeld wel een huurcontract bieden, waarbij de werknemer zelf de betaling doet. Het afbouwen en afschaffen van de regeling is onderdeel van maatregelen om de positie van arbeidsmigranten te verbeteren. 6. Uitzendbureaus straks verantwoordelijk voor goede registratie arbeidsmigranten Arbeidsmigranten die langer dan vier maanden in Nederland willen blijven, moeten zich binnen vijf dagen na aankomst als ingezetene laten inschrijven in de Basisregistratie Personen (BRP) in de gemeente waar ze gaan wonen. Bij een korter verblijf kunnen zij zich inschrijven bij een Registratie Niet Ingezetenen (RNI-)loket. Op dit moment zijn alleen de arbeidsmigranten zelf verantwoordelijk voor hun inschrijving, met als gevolg dat veel arbeidsmigranten niet correct staan ingeschreven. Als het aan de minister van SZW ligt, worden ook uitzendbureaus straks verantwoordelijk voor een goede inschrijving. De verantwoordelijkheid van de werkgever gaat bestaan uit onder meer ondersteuning bij inschrijving in de BRP bij aanvang van het dienstverband en nagaan of de arbeidsmigrant daadwerkelijk staat ingeschreven.
15 april 2025
In de media klinken geluiden dat werkgevers al jarenlang te veel Aof-premie zouden betalen. Wat speelt hier? Aof-premie Als werkgever betaalt u Aof-premie, een premie voor het arbeidsongeschiktheidsfonds, aan de Belastingdienst. Het UWV financiert uit dit arbeidsongeschiktheidsfonds een aantal werknemersverzekeringen, zoals de WAO en ZW-uitkeringen. Premie te hoog? In de media klinken geluiden dat werkgevers al jarenlang te veel Aof-premie betalen. Het arbeidsongeschiktheidsfonds zou gebaseerd zijn op een omslagstelsel. Een omslagstelsel houdt in dat de hoogte van de premie afhankelijk is van de verwachte uitgaven die uit het fonds gedaan moeten worden. Er zouden dan eigenlijk geen structurele overschotten in het fonds aanwezig mogen zijn, maar geschat wordt dat het arbeidsongeschiktheidsfonds eind 2025 een vermogen heeft van € 40 miljard. Initiatief Er is een initiatief gestart om in een collectieve actie de mogelijk te veel betaalde Aof-premie terug te vorderen van de Belastingdienst. De initiatiefnemers stellen dat ruim 20% van de betaalde Aof-premie onterecht is. Tegengeluiden Zowel het UWV als het Ministerie van SZW geeft aan dat de Aof-premie niet te hoog is. Uit berichtgeving van De Telegraaf volgt dat het UWV stelt dat geen sprake is van een omslagstelsel, maar dat de Staat eind jaren negentig van de vorige eeuw al is overgegaan naar een ander stelsel. Een hoogleraar Fiscale Economie twijfelt of dit zo is, aldus De Telegraaf. De Telegraaf meldt ook dat het Ministerie van SZW aangeeft dat het arbeidsongeschiktheidsfonds ook gebruikt mag worden om andere gaten te vullen. Zo is de premie bijvoorbeeld in 2025 ook omhooggegaan om de geschrapte btw-verhoging op cultuur te dekken. Wat nu? Vraag is nu of het verstandig is om aan te sluiten bij dit initiatief. Dit is een afweging die u zelf moet maken. Als u daarover twijfelt, neem dan contact met onze adviseurs op, zodat u daarna een weloverwogen beslissing kunt nemen. Let op! Weet wel dat de initiatiefnemers een bijdrage vragen voor het aansluiten bij hun initiatief. Het is dus niet kosteloos en de kans op succes is uiteraard niet gegarandeerd. Wilt u dat onze adviseurs een procedure starten, dan kan dat uiteraard ook, maar ook daar zijn kosten aan verbonden.
15 april 2025
Als een bv een auto aan zijn dga verkoopt, moet dit voor de dividendbelasting/inkomstenbelasting tegen de werkelijke waarde van de auto. Voor de btw ligt dit anders. Ligt het verkoopbedrag voor de btw echter onder de werkelijke waarde van de auto, dan kan in bepaalde gevallen een naheffing btw volgen. Of dit gebeurt, is niet zeker, maar hangt af van de vraag of sprake is van misbruik van recht. Twee gerechtshoven en een rechtbank oordeelden hier verschillend over. Aankoop via verkapt dividend In een zaak voor Gerechtshof Amsterdam nam een dga de auto van zijn bv over tegen een prijs van € 15.000, terwijl de waarde van de auto € 75.000 bedroeg. Voor de rest van de waarde werd voor de dividendbelasting verkapt dividend in aanmerking genomen. De bv berekende alleen btw over € 15.000, maar de Belastingdienst legde aan de bv een naheffingsaanslag btw op over het meerdere van € 60.000. In een andere zaak voor Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch werd een auto met een waarde van € 29.750 aan de dga verkocht voor € 2.624. Ook nu werd voor de rest (€ 27.126) van de waarde verkapt dividend in aanmerking genomen voor de dividendbelasting. De bv droeg over € 29.750 btw af, maar ging tegen de btw-afdracht over € 27.126 in bezwaar. Gerechtshoven oordelen verschillend Op de vraag of over de werkelijke waarde of over de lagere overeengekomen prijs btw moest worden afgedragen, kwamen de gerechtshoven niet tot hetzelfde oordeel. Gerechtshof Amsterdam oordeelde dat in de casus die daar voorlag sprake was van misbruik van recht en stelde de Belastingdienst in het gelijk. Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch vond dat er in de casus die daar voorlag, geen sprake was van misbruik van recht en stelde de bv in het gelijk. Wanneer misbruik van recht? Misbruik van recht kan worden aangenomen als in strijd met doel en strekking van de wet een belastingvoordeel wordt behaald én het doel van de transactie waarmee dit voordeel wordt behaald ook is om dit voordeel te behalen. Als er een ander wezenlijk doel is, zal niet snel sprake zijn van misbruik van recht, ook niet als daarbij toch een belastingvoordeel wordt behaald. Gerechtshof Amsterdam: misbruik van recht Gerechtshof Amsterdam vond dat in de voorliggende casus aan deze definitie was voldaan. De zakelijke motieven die de bv bij het gerechtshof aanvoerde, verklaarden niet waarom de auto tegen een abnormaal lage vergoeding was verkocht. Naar het oordeel van het gerechtshof was het doel van de transactie dan ook gelegen in het belastingvoordeel van de lagere btw voor de dga. In deze casus speelde mee dat tussen de aankoop van de auto door de bv en de verkoop aan de dga tegen de lage vergoeding slechts een paar maanden gelegen was. Daarnaast verkocht de bv ook in latere jaren nog verschillende auto’s binnen korte tijd na aankoop aan de dga voor telkens een abnormaal lage vergoeding. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch: géén misbruik van recht Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch vond dat in de voorliggende casus geen sprake was van misbruik van recht. De stelling van de Belastingdienst dat de auto overgedragen was tegen een abnormaal lage vergoeding was hiervoor onvoldoende. In die casus had de bv eind 2015 de auto gekocht en eind 2020 (vijf jaar later dus) verkocht aan de dga. Het hoofddoel van de verkoop was volgens de bv de toekomstige stijging van het bijtellingspercentage in de loonheffing, waardoor het niet langer aantrekkelijk was om de auto in de bv aan te houden. De Belastingdienst kon ook niet aannemelijk maken dat het btw-belastingvoordeel het hoofddoel was. Let op! Rechtbank Noord-Nederland heeft in een soortgelijke casus ook geoordeeld dat geen sprake was van misbruik van recht. In die casus had de bv als doel van de verkoop gegeven dat het afschrijvingspotentieel van de auto bereikt was en de fiscale bijtelling een aanzienlijke last voor de dga vormde. De rechtbank achtte deze verklaring geloofwaardig en oordeelde daarom dat het wezenlijke doel van de verkoop van de auto niet het besparen van btw was. Wachten op uitspraak Hoge Raad Het wachten is nu op de Hoge Raad. In ieder geval tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam is beroep in cassatie ingesteld. We houden u uiteraard op de hoogte.
Meer posts