3. Vervoer

9 februari 2024

In 2024 verandert er niets in de bijtelling voor nieuwe auto’s met een CO2-uitstoot van meer dan 0 gram per kilometer. Deze blijft, net als in eerdere jaren, gehandhaafd op 22%.

 

Ook de bijtelling voor elektrische auto’s blijft in 2024 gelijk, maar gaat in 2025 nog een keer omhoog (zie onderstaande tabel). Vanaf 2026 geldt voor een elektrische auto de reguliere bijtelling van 22%. Deze wordt toegepast over de volledige catalogusprijs. De tussenevaluatie naar emissieloze voertuigen en plug-inhybrides die in maart 2023 is verschenen, leidt niet tot wijzigingen in de regelingen tot en met 2025.

 

  Jaar    Kortingspercentage   Bijtelling na verrekening korting   Catalogusprijs

  2024           6%                                   16%                                                            € 30.000

  2025           5%                                   17%                                                            € 30.000

  2026 e.v.    0%                                  22%                                                             n.v.t.

   

Let op!
De bijtelling wordt vastgesteld voor 60 maanden, geldend vanaf de eerste maand na de maand waarin de auto voor het eerst is toegelaten.

Na afloop van de 60 maandentermijn wordt voor de volledig elektrische auto per jaar bezien of sprake is van een kortingspercentage volgens de op dat moment geldende wet- en regelgeving.

 

Uitzondering voor auto’s op waterstof

De aftopping van het bijtellingspercentage van 16% voor de cataloguswaarde boven € 30.000 (2024) geldt niet voor auto’s op waterstof of zonne-energie.

 

3.1    Reiskostenvergoedingen verruimd per 2024


In 2024 zijn de fiscaalvrije vergoedingen van zakelijke reiskosten van onder andere werknemers verruimd. Het betreft zowel de vergoedingen voor vervoer met een privévervoermiddel als voor vergoedingen voor reizen met het openbaar vervoer.

 

Openbaar vervoer

De huidige regels rond vergoedingen van abonnementen voor het openbaar vervoer zijn ingewikkeld. Dit wordt voor een deel veroorzaakt doordat werknemers sinds de coronacrisis steeds meer (gedeeltelijk) thuiswerken en er dus minder vaak sprake is van regelmatig woon-werkverkeer. Om de administratieve lasten te beperken, is besloten om ov-abonnementen uitgebreider fiscaal vrij te stellen. Het maakt vanaf 2024 niet langer uit of het ov-abonnement ter beschikking wordt gesteld, verstrekt of vergoed. De enige voorwaarde is vanaf 2024 nog dat het abonnement ook zakelijk gebruikt wordt, bijvoorbeeld voor het woon-werkverkeer. Als dat het geval is, is de ter beschikkingstelling, verstrekking of vergoeding van een ov-abonnement gericht vrijgesteld.

 

Let op!

Het is niet meer van belang in welke mate het abonnement zakelijk wordt gebruikt. Het privégebruik wordt ook niet meer belast.                                       

 

Tip!

De gewijzigde regels gelden ook voor de terbeschikkingstelling, verstrekking of vergoeding van een voordeelurenkaart.

 

Reiskostenvergoeding verder verruimd

De reiskostenvergoeding voor zakelijke reiskosten, waaronder woon-werkverkeer, is in 2023 onbelast voor € 0,21/km. In het Belastingplan van 2023 was al aangekondigd deze belastingvrije vergoeding in 2024 te verruimen naar € 0,22 en zo mogelijk naar € 0,23/km. In het Belastingplan 2024 is inderdaad voor deze laatste variant gekozen. Dit betekent dat reiskostenvergoedingen vanaf 2024 onbelast zijn voor zover de vergoeding niet meer bedraagt dan € 0,23/km. Dit betreft vrijwel alle vormen van vervoer, dus bijvoorbeeld ook voor afgelegde kilometers per fiets en bromfiets.

 

Reiskostenvergoeding 2023 betaald in 2024

U mag € 0,23 per kilometer voor in december 2023 gemaakte zakelijke kilometers onbelast vergoeden aan uw werknemer, als u deze vergoeding in januari 2024 betaalt aan uw werknemer. Hiervoor gelden wel aanvullende voorwaarden.

 

Onvoorwaardelijk recht

Zo moet uw werknemer in 2023 al een onvoorwaardelijk recht op vergoeding van de zakelijke kilometers hebben van minimaal € 0,23 per kilometer. Of er een onvoorwaardelijk recht in 2023 bestond, hangt af van de arbeidsrechtelijke afspraken die u in 2023 met uw werknemer maakte.

 

Standaardmethode van verloning: loon-in

Daarnaast moet u een bepaalde manier van verloning, namelijk de ‘loon-in-systematiek’, toepassen. Dit betekent dat u het loon aangeeft in de aangifte van de maand waarin uw werknemer het loon geniet. Zo geniet uw werknemer de vergoeding van zakelijke kilometers over het jaar 2023 in januari 2024, als u deze vergoeding in januari 2024 aan hem betaalt.

 

Let op!

De loon-in-systematiek wordt normaal gesproken standaard toegepast. Het kan echter zijn dat in het verleden gekozen is om een andere methode, namelijk de ‘loon-over-systematiek’ te gebruiken. Als dat zo is, kunt u niet zomaar weer overstappen op de loon-in-systematiek. Overleg daarom met uw loonadviseur welke systematiek u gebruikt en welke mogelijkheden u heeft. Zo weet u of u mogelijk in januari 2024 € 0,23 per kilometer onbelast kunt uitbetalen aan uw werknemer voor in december 2023 gemaakte zakelijke kilometers.

 

Andere methode: loon-over

Rekent u betalingen in januari 2024 ­­– die betrekking hebben op 2023 – toe aan december 2023, dan gebruikt u de loon-over-systematiek. Als u deze methode in het verleden al toepaste, kunt u nu niet zomaar switchen naar de loon-in systematiek. Als u niet kunt switchen, zijn op een vergoeding in januari 2024 van zakelijke kilometers gemaakt in december 2023 gewoon de regels voor 2023 van toepassing. Dit betekent dat de onbelaste vergoeding dan maximaal € 0,21 cent per kilometer bedraagt. 
De verhoging naar € 0,23/km geldt ook voor de dga in dienst bij zijn bv.

 

3.2    Verplichte rapportage zakelijk en woon-werkverkeer werknemers


Nederland heeft afgesproken de CO2-uitstoot te verminderen. De CO2-uitstoot van zakelijk verkeer en woon-werkverkeer van werknemers hoort daar ook bij. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) wil daarom bekijken hoeveel CO2 het zakelijk verkeer en het woon-werkverkeer van werknemers uitstoot. Op dit moment zorgen zakelijk verkeer en woon-werkverkeer samen naar schatting voor meer dan 50% van de gereden kilometers in Nederland.

 

Als werkgever heeft u een grote rol in het duurzamer maken van de werkgebonden personenmobiliteit. Bijvoorbeeld door, als het kan, uw werknemers thuis te laten werken. Of door ze met het openbaar vervoer, de fiets of een elektrische auto naar het werk te laten komen.

 

Werkgevers met 100 of meer werknemers zijn vanaf 1 juli 2024 daarom verplicht te rapporteren over het zakelijke verkeer en het woon-werkverkeer van hun werknemers. Deze verplichting maakt onderdeel uit van de Omgevingswet van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Let op!

Voor de grens van 100 of meer werknemers moeten de werknemers van alle vestigingen (van een onderneming of rechtspersoon) bij elkaar worden opgeteld. Hierbij tellen alleen werknemers mee die een arbeidsovereenkomst hebben en minimaal 20 uur betaald werk per maand verrichten. Ingehuurde gedetacheerden en uitzendkrachten tellen niet mee.


Zorg dat uw administratie op orde is

Heeft u meer dan 100 werknemers in dienst? Dan bent u vanaf 1 juli 2024 verplicht om diverse gegevens bij te houden en te rapporteren. Zorg daarom dat uw administratie hier klaar voor is!

 

Welke gegevens?

In een handreiking van RVO staat welke gegevens u moet bijhouden. Dit zijn bijvoorbeeld het totaalaantal kilometers dat uw werknemer heeft afgelegd voor zakelijk verkeer en woon-werkverkeer, maar ook het jaartotaal aan kilometers, verdeeld in soort vervoermiddel en brandstoftype.

 

Let op!

De gegevens over 2024 moet u uiterlijk 30 juni 2025 insturen. U kunt (in 2025) kiezen om te rapporteren over alleen de 2e helft van 2024 of over heel 2024. Vanaf 2026 is rapportage over het hele jaar verplicht.


 

 


21 november 2025
1. Maximale inhouding huisvesting op minimumloon blijft 25% Werkgevers mogen in 2025 voor de kosten van huisvesting van een werknemer maximaal 25% van het wettelijk minimumloon inhouden op dit minimumloon. Het plan was om dit percentage vanaf 2026 met 5% per jaar af te bouwen. Vanaf 2030 zou het dan verboden zijn om de kosten van huisvesting in te houden op het wettelijk minimumloon. Dit plan gaat vooralsnog niet door. Het is uiteraard niet uitgesloten dat een nieuw kabinet er alsnog voor kiest om de regeling af te bouwen. Dat zal dan in ieder geval niet per 1 januari 2026 zijn. 2. Moet u op pensioenadvies aan personeel loonheffing inhouden? Als een werknemer een door u als werkgever betaald pensioenadvies krijgt, is hierover dan wel of geen loonheffing verschuldigd? Vanaf de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioen (Wtp) zijn pensioenuitvoerders verplicht om werknemers te begeleiden bij het maken van een keuze binnen de pensioenregeling. Als het pensioenadvies zich beperkt tot keuzebegeleiding, is dit verplichte advies onbelast voor de loonheffingen. Als meer persoonlijke achtergrondinformatie bij het pensioenadvies wordt betrokken, is het pensioenadvies niet meer beperkt tot keuzebegeleiding. Er is dan sprake van persoonlijk pensioenadvies. De Belastingdienst heeft aangegeven dat de kosten van een persoonlijk pensioenadvies belast loon vormen voor de werknemer. De Wtp verplicht overigens niet tot een dergelijk uitgebreid advies. Tip: u kunt er als werkgever voor kiezen om het persoonlijk pensioenadvies aan te wijzen voor de werkkostenregeling. In dat geval wordt bij de werknemer geen loonheffing geheven als u nog vrije ruimte heeft. 3. Onbelaste vergoeding internetabonnement mogelijk Van een werknemer die ook thuiswerkt, kunt u de kosten van zijn volledige internetabonnement onbelast vergoeden. Voorwaarde is dat de werknemer het internet nodig heeft en ook gebruikt voor zijn werk. U hoeft geen rekening te houden met een eventueel privégebruik van uw werknemer. Overigens bent u niet verplicht om het volledige abonnement te vergoeden. U kunt ook een deel vergoeden. Let wel op bij abonnementen die ook tv en vaste telefoon bevatten. Alleen het internetdeel kunt u namelijk onder de gerichte vrijstelling onbelast vergoeden. 4. Aanvragen subsidie praktijkleren derde leerweg tot 28 november 2025 Erkende leerbedrijven kunnen vanaf 3 november 2025 9.00 tot vrijdag 28 november 2025 17.00 uur weer de subsidie praktijkleren aanvragen voor een praktijkplaats van een mbo-student in de derde leerweg (overig onderwijs (ovo) of overige opleidingen in deeltijd (odt)). De student moet ingeschreven staan in het Register Onderwijsdeelnemers (ROD) van DUO. Daarnaast gelden nog meer voorwaarden . Per praktijkplaats kan maximaal € 2.700 subsidie gekregen worden. Het beschikbare budget bedraagt in 2025 € 2.800.000. Bij overschrijding van het budget wordt de hoogte van de subsidie naar rato verlaagd. Aanvragen van de subsidie kan via RVO.nl . Het erkende leerbedrijf moet de subsidie wel aanvragen binnen een jaar na afloop van de praktijkleerplaats. 5. Aanvraag subsidie groepshulp kinderopvang tot 28 november 2025 Van 3 november 2025 9.00 uur tot en met 28 november 2025 17.00 kunt u via RVO.nl weer subsidie aanvragen voor groepshulpen (groepsondersteuners) in uw kinderopvang. De subsidie bedraagt maximaal € 10.056 per jaar per groepshulp. U kunt de subsidie voor maximaal tien groepshulpen aanvragen. Er gelden wel voorwaarden . Het beschikbare budget bedraagt in 2025 € 1.735.000. Bij overschrijding van het budget wordt de hoogte van de subsidie per groepshulp naar rato verlaagd. 6. Verbetering koopkracht deeltijd-minimumloners Deeltijdwerkers die op jaarbasis minder verdienen dan het minimumloon en een loonsverhoging hebben die lager is dan de algemene loonontwikkeling, hebben in 2025 te maken met negatieve inkomensgevolgen. Deze gevolgen worden, op verzoek van de Tweede Kamer, vanaf 2026 gecompenseerd. Zo krijgen de lage inkomens in 2026 meer recht op arbeidskorting, waardoor vooral deeltijdwerkers met een uurloon op of rond het minimumloon er iets op vooruitgaan. Ter budgettaire dekking gaan de verhogingen van de arbeidskorting van € 25 en € 27 niet door, wordt het tarief in de eerste schijf van de IB in 2026 0,05% minder verlaagd (en in de komende jaren in geleidelijke stapjes nog minder verlaagd (tot 0,09% minder in 2035)) en wordt het tarief van 49,5% in de IB verschuldigd vanaf een lager inkomen dan eerder in het Belastingplan 2026 was opgenomen.
21 november 2025
Het wettelijk minimumuurloon wordt per 1 januari 2026 verhoogd. Wat zijn de nieuwe geïndexeerde uurtarieven? Vanaf 21 jaar Door een indexatie van 2,15% zal het wettelijk minimumuurloon voor een werknemer vanaf 21 jaar vanaf 1 januari 2026 € 14,71 per uur bedragen. Nu bedraagt het wettelijk minimumuurloon voor een werknemer van 21 jaar en ouder nog € 14,40 per uur. Let op! De berekening van het indexatiepercentage is gebaseerd op het gemiddelde van de procentuele ontwikkeling van de contractlonen in de marktsector, in de gepremieerde en gesubsidieerde sector en bij de overheid. Wettelijk minimumuurloon 15 tot en met 20 jaar Door de stijging van het wettelijk minimumuurloon voor werknemers van 21 jaar en ouder, stijgt het wettelijk minimumuurloon voor jongere werknemers per 1 januari 2026 als volgt: Leeftijd Percentage Minimumuurloon 21 jaar en ouder 100,0% € 14,71 20 jaar 80,0% € 11,77 19 jaar 60,0% € 8,83 18 jaar 50,0% € 7,36 17 jaar 39,5% € 5,81 16 jaar 34,5% € 5,07 15 jaar 30,0% € 4,41 Let op: In de Voorjaarsnota 2025 was door het huidige kabinet afgesproken om het minimumjeugdloon voor jongeren van 16 tot en met 20 jaar vanaf 2027 geleidelijk te verhogen. Het is nog niet bekend of het nieuwe kabinet deze plannen overneemt. Wettelijk minimumuurloon bbl Voor werknemers met een arbeidsovereenkomst in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) geldt voor werknemers in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar een ander percentage. Het wettelijk minimumuurloon voor deze werknemers is per 1 januari 2026 als volgt: Leeftijd Percentage Minimumuurloon 21 jaar en ouder 100,0% € 14,71 20 jaar 61,5% € 9,05 19 jaar 52,5% € 7,72 18 jaar 45,5% € 6,69 17 jaar 39,5% € 5,81 16 jaar 34,5% € 5,07 15 jaar 30,0% € 4,41 Let op: In juli 2025 maakte de minister van OC&W bekend dat hij de lagere percentages voor werknemers in de bbl met ingang van 1 januari 2027 wil afschaffen. Dit is nu een plan, dat verder nog niet concreet is.
21 november 2025
De belastingrente voor de inkomstenbelasting (IB) bedraagt in 2026 hoogstwaarschijnlijk 5%. Voor de vennootschapsbelasting (Vpb) zal dit waarschijnlijk 7,5% zijn. Beide percentages zijn 1,5% lager dan in 2025. Hoe wordt de nieuwe belastingrente vastgesteld? De belastingrente wordt één keer per jaar opnieuw vastgesteld. De nieuwe rente gaat dan per 1 januari gelden. In een besluit is vastgelegd hoe dit moet gebeuren. Daarbij geldt als basis de vóór 1 november van het voorafgaande jaar laatste gepubliceerde ECB-rente voor basisfinancieringstransacties. Voor de belastingrente voor het jaar 2026 gaat het hierbij om de op 11 juni 2025 gepubliceerde ECB-rente voor basisfinancieringstransacties. Die bedraagt 2,15%. Voor 1 november 2025 vond geen andere publicatie meer plaats. Let op: In het besluit is ook opgenomen dat de belastingrente altijd wordt vastgesteld op een afronding van halve procenten. Leidt de berekening tot een andere belastingrente, dan vindt dus afronding plaats. Verder wordt het belastingrentepercentage ten opzichte van het bestaande belastingrentepercentage maximaal 2% hoger of lager. Belastingrente IB 2026 Voor de IB wordt de hiervoor genoemde ECB-rente volgens het besluit verhoogd met 3%. Daarbij is ook opgenomen dat de minimale belastingrente altijd 4,5% is. Met deze rekenregels bedraagt de belastingrente voor de IB in 2026 5% (2,15% + 3% = 5,15%, afgerond op halve procenten is dat dus 5%). In 2025 bedraagt de belastingrente voor de IB nog 6,5%. Let op: Dit percentage geldt ook voor de meeste andere belastingen, onder meer de loonbelasting, omzetbelasting, dividendbelasting, erfbelasting et cetera. Belastingrente Vpb 2026 Voor de Vpb wordt de hiervoor genoemde ECB-rente volgens het besluit verhoogd met 5,5%. Daarbij is ook opgenomen dat de minimale belastingrente altijd 5,5% is. Met deze rekenregels bedraagt de belastingrente voor de Vpb in 2026 7,5% (2,15% + 5,5% = 7,65%, afgerond op halve procenten is dat dus 7,5%). In 2025 bedraagt de belastingrente voor de Vpb nog 9%. Let op: Dit percentage geldt ook voor de bronbelasting en de minimumbelasting. Nog geen officiële bekendmaking Het belastingrentepercentage voor 2026 is nog niet door de Belastingdienst bekendgemaakt. Gebaseerd op het besluit komen de percentages uit op 5 en 7,5%, maar daarvan is dus nog geen officiële bevestiging. Bezwaar belastingrente Over de hoogte van de belastingrente loopt een procedure bij de Hoge Raad. Bezwaren tegen de belastingrente zijn aangewezen als zogenaamde massaalbezwaarprocedure. Dit betekent dat degenen die bezwaar maken tegen de belastingrente pas een uitspraak van de Belastingdienst krijgen als de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan. Let op: Wilt u aansluiten bij deze massaalbezwaarprocedure, dan moet u op tijd een bezwaar indienen tegen de belastingrente. Neem voor meer informatie hierover contact op met onze adviseurs.